INTRODUCTION: An optimal relative dose intensity (RDI) of adjuvant chemotherapy is associated with better survival in patients with breast cancer. Little is known about the role of physical fitness in attaining an adequate RDI in patients with early stage breast cancer. We investigated the association between pre-treatment physical fitness and RDI in this population.METHODS: We pooled individual patient data from two randomized exercise trials that studied exercise programs in early breast cancer: the PACES (n = 230) and the PACT (N = 204) study. Logistic regression models were used to evaluate the association between pre-treatment fitness and achieving an optimal RDI (≥85%). In addition, we added an interaction term to the model to explore the potential moderating effect of participating in an exercise program.RESULTS: Data were available for 419 patients (mean age at diagnosis 50.0 ± 8.6 years). In the total sample, lower pre-treatment physical fitness was associated with significantly lower odds of achieving ≥85% RDI: age-adjusted OR 0.66 [95%CI 0.46-0.94]. In patients allocated to the supervised exercise intervention during chemotherapy (n = 173), the association between pretreatment physical fitness and RDI was almost completely mitigated (OR 0.95 (95%CI 0.54-1.56)), while it was more pronounced in patients who received care as usual (n = 172, OR 0.31 (95%CI 0.13-0.63) pinteraction: 0.022).CONCLUSION: Early stage breast cancer patients with relatively lower levels of pretreatment physical fitness have lower odds of achieving an optimal dose of chemotherapy. Given that physical fitness is modifiable and our results suggest that following a moderate-to-high intensity exercise training during chemotherapy could improve treatment completion, clinicians should not refrain from referring patients to supportive exercise programs because of low fitness.
MULTIFILE
Outdoor fitness is een nieuwe sportvorm binnen de Nederlandse sportinfrastructuur die vijf jaar geleden in Nederland is ingevoerd. Het is een relatief nieuwe trend, over de meerwaarde en het gebruik is nog weinig bekend. In opdracht van DSP-groep is een beeld geschetst van de huidige situatie van het fenomeen in Nederland. Beleidsmakers hebben behoefte aan helderheid over de functie en het gebruik van outdoor fitness. Onderzoeksvraag: Hoe ziet het fenomeen outdoor fitness er in Nederland uit, wat is de meerwaarde en onder welke condities en voor wie kan het concept in Nederland succesvol zijn?
Children with Marfan (MFS) and Loeys-Dietz syndrome (LDS) report limitations in physical activities, sports, school, leisure, and work participation in daily life. This observational, cross-sectional, multicenter study explores associations between physical fitness and cardiovascular parameters, systemic manifestations, fatigue, and pain in children with MFS and LDS. Forty-two participants, aged 6–18 years (mean (SD) 11.5(3.7)), diagnosed with MFS (n = 36) or LDS (n = 6), were enrolled. Physical fitness was evaluated using the Fitkids Treadmill Test’s time to exhaustion (TTE) outcome measure. Cardiovascular parameters (e.g., echocardiographic parameters, aortic surgery, cardiovascular medication) and systemic manifestations (systemic score of the revised Ghent criteria) were collected. Pain was obtained by visual analog scale. Fatigue was evaluated by PROMIS® Fatigue-10a-Pediatric-v2.0-short-form and PROMIS® Fatigue-10a-Parent-Proxy-v2.0-short-form. Multivariate linear regression analyses explored associations between physical fitness (dependent variable) and independent variables that emerged from the univariate linear regression analyses (criterion p <.05). The total group (MFS and LDS) and the MFS subgroup scored below norms on physical fitness TTE Z-score (mean (SD) −3.1 (2.9); −3.0 (3.0), respectively). Univariate analyses showed associations between TTE Z-score aortic surgery, fatigue, and pain (criterion p <.05). Multivariate analyses showed an association between physical fitness and pediatric self-reported fatigue that explained 48%; 49%, respectively, of TTE Z-score variance (F (1,18) = 18.6, p ≤.001, r2 =.48; F (1,15) = 16,3, p =.01, r2 =.49, respectively). Conclusions: Physical fitness is low in children with MFS or LDS and associated with self-reported fatigue. Our findings emphasize the potential of standardized and tailored exercise programs to improve physical fitness and reduce fatigue, ultimately enhancing the physical activity and sports, school, leisure, and work participation of children with MFS and LDS. (Table presented.)
De technische en economische levensduur van auto’s verschilt. Een goed onderhouden auto met dieselmotor uit het bouwjaar 2000 kan technisch perfect functioneren. De economische levensduur van diezelfde auto is echter beperkt bij introductie van strenge milieuzones. Bij de introductie en verplichtstelling van geavanceerde rijtaakondersteunende systemen (ADAS) zien we iets soortgelijks. Hoewel de auto technisch gezien goed functioneert kunnen verouderde software, algorithmes en sensoren leiden tot een beperkte levensduur van de gehele auto. Voorbeelden: - Jeep gehackt: verouderde veiligheidsprotocollen in de software en hardware beperkten de economische levensduur. - Actieve Cruise Control: sensoren/radars van verouderde systemen leiden tot beperkte functionaliteit en gebruikersacceptatie. - Tesla: bij bestaande auto’s worden verouderde sensoren uitgeschakeld waardoor functies uitvallen. In 2019 heeft de EU een verplichting opgelegd aan automobielfabrikanten om 20 nieuwe ADAS in te bouwen in nieuw te ontwikkelen auto’s, ongeacht prijsklasse. De mate waarin deze ADAS de economische levensduur van de auto beperkt is echter nog onvoldoende onderzocht. In deze KIEM wordt dit onderzocht en wordt tevens de parallel getrokken met de mobiele telefonie; beide maken gebruik van moderne sensoren en software. We vergelijken ontwerpeisen van telefoons (levensduur van gemiddeld 2,5 jaar) met de eisen aan moderne ADAS met dezelfde sensoren (levensduur tot 20 jaar). De centrale vraag luidt daarom: Wat is de mogelijke impact van veroudering van ADAS op de economische levensduur van voertuigen en welke lessen kunnen we leren uit de onderliggende ontwerpprincipes van ADAS en Smartphones? De vraag wordt beantwoord door (i) literatuuronderzoek naar de veroudering van ADAS (ii) Interviews met ontwerpers van ADAS, leveranciers van retro-fit systemen en ontwerpers van mobiele telefoons en (iii) vergelijkend rij-onderzoek naar het functioneren van ADAS in auto’s van verschillende leeftijd en prijsklassen.
Er is momenteel een enorme groei op het gebied van consumentenproducten om activiteiten en bewegingen te meten; zowel voor de fitnessindustrie (bv. Fitbit, Jawbone) als in de gaming wereld (bv Kinect, Wii). Bedrijven op het gebied van zorgtechnologie vragen zich af of zij producten en diensten kunnen ontwikkelen op basis van deze technologie. In dit project richten we ons specifiek op de vraag van de bedrijven of met deze producten het valrisico van ouderen kan worden ingeschat. De incidentele metingen in een klinische omgeving kunnen dan worden vervangen door continue metingen in het dagelijks leven. Het onderzoek dat wordt uitgevoerd betreft het bepalen van de nauwkeurigheid, robuustheid en acceptatie van technologie om in realistische omgevingen (hier: woonomgeving en ziekenhuisom-geving) de bewegingskenmerken van ouderen te meten. Het onderzoek wordt ingericht rond de onderzoeksvraag: Hoe kunnen technologieën voor bewegingsregistratie die zich hebben bewezen in een labsetting worden ingezet in de woonomgeving en in het ziekenhuis, ten behoeve van het inschatten van val-risico bij ouderen? Het onderzoek zal worden uitgevoerd in twee parallel lopende cases: valrisico meten in de woon-omgeving en valrisico meten in het ziekenhuis. In beide gevallen wordt een living lab aanpak ge-volgd: de technologische oplossingen van de MKB worden op iteratieve wijze, in de praktijk , be-studeerd en verder ontwikkeld. Ook de inbedding van de technologie in het zorgproces wordt in het onderzoek meegenomen. De kennis die wordt opgedaan zal worden gebruikt door de participerende MKB in nieuwe pro-ducten en diensten. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team bestaande uit de Hogeschool van Amsterdam (Domein Digitale Media en Creatieve Industrie en Domein Gezond-heid), de Vrije Universiteit (Bewegingswetenschappen), het AMC (Geriatrie), zorgaanbieders Cor-daan en Amsta en de participerende MKB. De resultaten zullen worden gepresenteerd op twee publieke seminars, in vakbladen en op we-tenschappelijke conferenties.
Can provision of outdoor fitness and engaging communities in decision making process , encourage residents to use the facilities and be more physical active?ongoing project This a practical project that is part of the BIOR program in Groningen. We are aiming to explore the impact of implementing the fitness equipment as well as community involvements in four different areas in Groningen on physical activity level of residents and/or park utilisation. The project is drawing on qualitative data based on observation using SOPARC, interview with stakeholders and survey and focus group discussion with residents.