Armoedeproblematiek en bestaansonzekerheid hebben nieuwe urgentie gekregen. Tegelijkertijd is Nederland welvarender dan ooit tevoren. Nederland heeft in internationaal perspectief sterke instituties en behoort tot de top 20 van rijkste landen ter wereld. Deze paradox van armoede in een rijk land vraagt om een antwoord. Er is geen gebrek aan armoedebeleid en er is ook geen tekort aan ambitie in beleidsdoelstellingen. Toch heerst er een algemeen gevoel dat beleid regelmatig tekortschiet en te vaak uitgaat van onrealistische aannames. Hoe kan het anders?In deze rede gaat Anna Custers in op lessen die we kunnen trekken uit onderzoek en armoedebeleid op verschillende plekken in de wereld, in het bijzonder uit de internationale ontwikkelingssamenwerking. Hierbij vallen twee elementen op. Allereerst een onderzoeks-agenda met een scherpe focus op wat werkt, en vooral ook op hoe beleid het beste werkt. Daarnaast het uitgangspunt dat instituties flexibel zijn en dat systeemverandering mogelijk is. Custers betoogt dat zolang we ons enkel richten op gedragsverandering binnen de bestaande systemen, oplossingen voor het armoedevraagstuk onvoldoende dichterbij komen.
In dit project – uitgevoerd door onderzoekers van het lectoraat Samenwerkende Professionals van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en het lectoraat Organiseren van Waardig Werk van Hogeschool Utrecht (HU) – stond de vraag centraal hoe medewerkers in mkb-organisaties op hybride wijze effectief en met behoud van vitaliteit samenwerken en hoe organisaties hen hierin kunnen ondersteunen. Dit is kwalitatief-beschrijvend en participatief onderzocht in drie mkb-organisaties: Viisi, Skydreams en Players United. Bij deze organisaties zijn interviews afgenomen met medewerkers en leidinggevenden die tijdens de coronapandemie volledig thuis hebben gewerkt en hierna afwisselend ‘op kantoor’ en thuis werken (hybride werken). Drie medewerkers van deze organisaties doregen in belangrijke mate bij aan dit onderzoek door hun bijdrage aan vier expertbijeenkomsten die parallel hieraan zijn georganiseerd. In die bijeenkosten gingen experts op het gebied van vitaliteit, organisatie-inrichting en professionele relaties in hybride werk met de deelnemende mkb-organisaties en de onderzoekers in gesprek.
MULTIFILE
Wereldwijd werken steeds meer mensen in een flexkantoor, met een mix van verschillende werk- en overlegplekken voor verschillende werkzaamheden. De opmars zet zich naar verwachting versterkt voort na de coronatijd. Of je dit moet vrezen of toejuichen, hangt af van je werk, je psychologische behoeften en je gedragspatronen, zo blijkt uit dit promotieonderzoek. Het werkplekconcept past goed bij stereotypische kenniswerkers: mensen in functies met diverse werkzaamheden en een hoge mate van autonomie en sociale interactie. Zij maken soepel gebruik van verschillende plekken om te werken, zowel binnen als buiten het kantoor. Deze groep ervaart een betere match tussen hun werk en de werkomgeving dan mensen met een ander profiel. De onderzoeksresultaten laten zien dat de ervaren 'fit' zich vertaalt naar tevredenheid en werkprestaties.Er valt in de praktijk nog veel te verbeteren bij de implementatie van het flexconcept, zodat meer mensen een goede match kunnen ervaren tussen hun werk en hun werkomgeving. De belangrijkste verbeterpunten betreffen de ondersteuning van concentratiewerk. Hiervoor zijn doorgaans veel te weinig geschikte werkplekken beschikbaar. Bovendien worden deze plekken vaak niet optimaal gebruikt, vanwege praktische en psychosociale barrières. Het gevolg is dat er veelvuldig concentratiewerk wordt uitgevoerd in open werkomgevingen. Dat is voor niemand optimaal en vooral hinderlijk voor mensen met een sterke psychologische behoefte aan privacy. De inzichten uit dit onderzoek kunnen in de praktijk worden gebruikt om de werkomgeving beter af te stemmen op de uiteenlopende behoeften binnen een organisatie.