Sociaal-maatschappelijke veranderingen en sturing door de overheid zorgen voor een veranderend zorglandschap. De vermaatschappelijking van zorg stelt dat bij de ondersteuning van personen in een kwetsbare positie meer moet worden ingezet op het werken met netwerken (Van Deurzen, 2014). De overheid verwacht dat naast mantelzorg, professionele en vrijwillige zorg, ook beroep wordt gedaan op personen die een secundaire rol opnemen en dat professionals deze activeren (Van Deurzen, 2014). Onderzoek toont aan dat deze personen uit het secundaire netwerk nog niet veel in beeld komen als ondersteuningsbron (Maes & Colla, 2013). Hierbij aansluitend stellen Steyaert en Kwekkeboom (2012) dat over de zorg ‘aan de zoom van de mantel’ nog weinig bekend is. Toch spelen zij een belangrijke aanvullende rol in de ondersteuning van de centrale persoon en de spilzorger (De Koker, De Stercke, De Vos & De Witte, 2016). Wanneer de persoon met een ondersteuningsnood een niet aangeboren hersenletsel (NAH) heeft, is deze onbekendheid nog groter en is deze onzichtbaarheid ook van toepassing op de centrale persoon. Bijkomend toont onderzoek aan dat spilzorgers van personen met NAH significant minder sociale steun ervaren dan spilzorgers van andere doelgroepen (Bronselaer, Vandezande, Vanden Boer & Demeyer, 2016). Om zicht te krijgen op de mogelijke rol en/ of positie van professionals bij het zichtbaar maken en/ of faciliteren van secundaire netwerken bij personen met NAH, is het aangewezen om onderzoek te verrichten naar de verwachtingen, noden en motivaties van het secundaire netwerk rond volwassenen met NAH.
MULTIFILE
2e ed. Het vak Elektrische netwerken is een van de vakken in het elektrotechnisch onderwijs die een brug slaan tussen de exacte natuurkundige en wiskundige theorie, en de veelal niet-exacte werkelijkheid. Deze tweede editie van Elektrische netwerken is grondig herzien. De invalshoek is echter ongewijzigd: het accent ligt nog steeds op de praktische toepasbaarheid. Daarbij spelen ook simulatiepakketten een steeds grotere rol. Technisch inzicht en aansluiting bij de praktijk krijgen dan ook beduidend meer aandacht dan formele theoretische bewijsvoering. Elektrische netwerken bestaat uit drie delen: `basis', `verdieping' en `verbreding'. Het eerste deel begint bij de basiswetten van Kirchhoff en eindigt bij een eerste kennismaking met frequentiekarakteristieken en de complexe rekenwijze. Zo biedt dit deel de algemene basiskennis die iedere aankomende elektrotechnicus nodig heeft. Het tweede deel gaat dieper in op de complexe rekenwijze, tweepoorten, gestuurde bronnen en systematische berekeningsmethoden. Hoewel expliciet rekening gehouden is met de toenemende mogelijkheden van elektronische rekenmachines, is inzicht in de achterliggende theorie onmisbaar voor een juiste toepassing. Het derde deel ten slotte is bedoeld om het blikveld te verruimen. Hier komen onder andere Fourier en Laplace aan de orde, maar ook `technisch inzicht', gekoppelde ketens en lange leidingen. Het laatste hoofdstuk is een open uitnodiging om dit uitgestrekte terrein verder te verkennen; elektromechanische modelvorming en gyrators dienen als voorbeelden. Belangrijke kenmerken van dit boek zijn: o het is een prettig leesbare inleiding tot een belangrijk vakgebied; o het maakt duidelijk onderscheid tussen `basis', `verdieping' en `verbreding'; o het sluit goed aan bij de hedendaagse praktijk, inclusief computersimulatie; o het bevat een veelheid aan oefenopgaven, zowel open als meerkeuzevragen. Op de begeleidende website staan extra opgaven en aanvullend materiaal. Op cd-rom is een studentenversie van PSpice ) bijgevoegd.
Er wordt te weinig aan ICT gedaan in het onderwijs, schreef Marcel Creemers in september in Automatisering Gids. Er dreigt een tekort aan mensen die een brug kunnen slaan tussen business en IT. Maar dat wil niet zeggen dat de docenten stilzitten, zegt Piet Alblas. Samen met het bedrijfsleven hebben hogescholen tal van netwerken in het leven geroepen om kennis te delen. Dat is niet voldoende maar wel een belangrijk begin.
Kennisnetwerken in het Nederlandse onderwijsveld zijn door formalisering en schaalvergroting aan een nieuwe fase begonnen. In dit project wordt kennis over de effectiviteit van deze formele netwerken hertaald naar de huidige situatie.
Kennisnetwerken in het Nederlandse onderwijsveld zijn door formalisering en schaalvergroting aan een nieuwe fase begonnen. In dit project wordt kennis over de effectiviteit van deze formele netwerken hertaald naar de huidige situatie.Doel Kennisnetwerken in het Nederlandse onderwijsveld richten zich op de ontwikkeling van onderwijsprofessionals en -organisaties. Het zijn geneste systemen met een collectieve verantwoordelijkheid voor organisatie-overstijgende onderwijsvraagstukken. Dit onderzoek brengt voor 12 regionale kennisnetwerken in kaart hoe zij als complex systeem functioneren, wat de opbrengsten zijn en onder welke omstandigheden die zich voordoen. Doel is ontwerprichtlijnen voor optimale, duurzame processen van kennisontwikkeling, -deling en -benutting in regionale kennisnetwerken te formuleren. Het gaat hier om netwerken waarin scholen, kennisinstellingen en bedrijven plaatsnemen en samenwerken aan bijv. een duurzame onderzoekscultuur. Resultaten ontwerprichtlijnen voor optimale, duurzame processen van kennisontwikkeling, -deling en -benutting in regionale kennisnetwerken jaarlijkse reflectiesessies voor de kennisnetwerken leidraden voor de kennisnetwerken en de gehele onderwijspraktijk wetenschappelijke artikelen en bijdragen aan congressen Looptijd 01 juli 2023 - 31 december 2027 Aanpak We zetten verschillende elkaar aanvullende kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden in zoals sociaal netwerk vragenlijsten, (groeps-)interviews en document/productanalyses ten behoeve van within-case en cross-case analyses. Vanuit lectoraat Werken in Onderwijs voegen wij o.a. expertise toe over sociaal netwerk analyse.
Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe virtuele en fysieke sociale interacties in de vrije tijd zich tot elkaar verhouden. Wat is de impact van virtualisering van de vrijetijd op lokale praktijken? Vrijetijdspraktijken worden traditioneel gezien als gelegenheden bij uitstek om op een laagdrempelige manier in contact te komen met anderen en worden aangewend om sociale cohesie te bewerkstelligen (bijvoorbeeld via urban gardens). Het internet heeft echter voor nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding en daarmee gepaard gaande sociale interactie gezorgd. Het is mogelijk om -bijvoorbeeld in het kader van een hobby zoals gamen- contact te leggen met gelijkgestemden aan de andere kant van de wereld. Dit roept de vraag op naar de invloed van digitale media en individualisering van de vrije tijd op de omvang en aard van sociale netwerken die aan de basis staan van sociale cohesie en sociaal kapitaal. Mogelijk versterken virtuele praktijken lokale sociale netwerken. Aan de andere kant kunnen mensen met een beperkte toegang tot de virtuele wereld buitengesloten raken. Onderzoek is nodig om te begrijpen hoe virtuele en fysieke sociale contacten op elkaar inwerken. In afstemming met bewoners en lokale organisaties beoogt dit project vervolgens een antwoord te geven op de vraag hoe de interactie tussen virtuele en fysieke praktijken succesvol kan bijdragen aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving. Het onderzoek zal een mixed methods benadering toepassen om inzicht te verkrijgen in de (micro)dynamiek van de interactie tussen virtuele en fysieke vrijetijdspraktijken Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek benut worden om met bewoners en lokale organisaties een instrument te ontwikkelen om zowel fysieke als virtuele sociale verbindingen in de buurt in kaart te brengen en te versterken. Het project maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Placemaking and Events van Breda University of Applied Sciences.