Michel Foucault’s analysis of psychiatry´s birth around 1800 is well known. The French philosopherreversed the myth of PhilippePinel and William Tuke asliberatorsof the mad in the New Era after the French revolution: instead of a starting liberation we should consider it a completed elimination. The exclusion of madness from the realm of Reason is fulfilled. Insanity is silenced. From this moment on ‘the life of unreason no longer manifests itself except in the lightningflash of works such as those of Hölderlin, of Nerval, of Nietzsche,or of Artaud’, Foucault writes. And: ‘Sade's calm, patient language also gathers up the final words of unreason and also gives them, for the future, a remoter meaning.’ LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/bert-van-den-bergh-95476526/
DOCUMENT
Er zijn boeken die zo'n diepe indruk maken dat je er weken niet van loskomt. Er zijn boeken die je een wereld intrekken waarvan je het bestaan niet eens vermoedde. Er zijn boeken die een inzicht aandragen dat je leven verandert. In de rubriek 'Het beslissende boek' vertelt Jeannette Doornenbal over een boek dat voor haar van grote betekenis is geweest. Doornenbal gaat terug naar de tijd van die eerste lezing maar gaat ook na welke sensatie het boek bij herlezing nu nog oproept.
DOCUMENT
Op woensdag 20 september 2017 promoveerde Fons Klaase aan de Universiteit voor Humanistiek. In zijn onderzoek vertrekt hij vanuit sociale rechtvaardigheid als de centrale waarde van het sociaal werk. Om deze waarde optimaal te dienen is zijns inziens een zogeheten parrèsiastische praktijk in het sociaal werk van belang. Ethische parrèsia is een praktijk die met name door de filosoof Socrates werd beoefend en waar de filosoof Foucault in zijn latere werk aandacht voor heeft gevraagd. De kern hiervan is dat deugdzame personen oprecht spreken, vooral ook dan wanneer er echt iets op het spel staat en er dus moed voor nodig is. De veronderstelling bij deze praktijk is dat juist deugdzame personen in staat zijn om de ethische en filosofische waarheid te verwoorden. Dit vereist wel een sociale context waarin het belang van deze vorm van spreken erkend wordt.
DOCUMENT
In de eerste bijdrage, die van Henriëtta Joosten, docent bij de academie voor ICT&Media, vraagt zij zich af hoeveel ruimte er binnen het onderwijs is voor het kritische 'ja maar' van studenten. Het mag dan een van de doelstellingen van de school zijn, maar bieden opleidingen voldoende tijd en ruimte om te oefenen met het 'ja maar'? Joosten gebruikt het kritische, ontregelende en experimentele denken van Friedrich Nietzsche, zoals verwoord in De vrolijke wetenschap, om inzicht te krijgen in wat het 'ja maar' van studenten en docenten vraagt,en welke grenzen en eisen aan het kritische denken mogen worden gesteld. Ook de tweede bijdrage aan deze bundel, die van Matthijs Fleurke, docent aan de opleiding Voeding en Diëtetiek, richt zich op het kritische denken. De diëtetiek stelt zich ten doel mensen tot een beter, gezonder voedingspatroon te brengen. Van de dikkerd wordt gevraagd dat hij minder gaat eten, en om dat te bereiken is het nodig dat hij zichzelf als te dik beschouwt. Gezondheid geldt in dit geval als hoogste waarde. Lekker smullen, genieten van een patatje en een dikke steak, getuigt van een verkeerde levenshouding. De bijdrage van Fleurke is een kritische doordenking van wat hij, in navolging van Michel Foucault, de 'gezondheidsmacht' noemt. Mag je ook anders over vetzucht denken dan puur en alleen vanuit gezondheidstermen? In de derde bijdrage onderzoekt Sander de Leeuw, student Human Technology en sinds september 2009 stagestudent bij het lectoraat, hoe jongeren hun toekomst kunnen vormgeven. Jongeren hebben nauwelijks ervaring, staan aan het begin van hun beroepsleven, ze kunnen hun keuzes vaak niet overzien. En juist zij moeten beslissingen nemen die hun hele verdere toekomst zullen bepalen? Is het mogelijk hun denkgereedschap aan te reiken, of om instrumenten te ontwerpen die hen aan het denken zetten? De Leeuw gebruikt het idee van ambachtelijkheid, zoals uitgewerkt door Richard Sennett in zijn boek De ambachtsman, om de waarde van oefenen, van met vallen en opstaan verder komen, uit te werken. De vierde bijdrage van de bundel, die van Bert van den Bergh, docent cultuurbeschouwing aan de Academie voor European Studies & Communication Management, ondervraagt het begrip 'zelfregie', een van de kerngedachten van het hedendaagse onderwijs. Van studenten wordt gevraagd dat ze hun eigen levensverhaal vormgeven, waarbij ze zowel de hoofdrol hebben als de regisseur zijn. Hoeveel zelfregie kan een student eigenlijk aan? En wat is de bredere en diepere context van de zelfmanagementgedachte? Van den Bergh laat zien dat er in die gedachte en in die context een aantal paradoxen spelen, die meer en meer ontwrichtend lijken te werken. Zo komt hij uit bij het fenomeen van de depressie, als 'pathologie van de tijd'. In de vijfde bijdrage die in deze bundel is opgenomen, duikt Jean Jaminon, adviseur strategie College van Bestuur, in een onderzoek naar de 'diepe tijd'. Onderwijs heeft naar zijn mening uiteindelijk geen zin als de student niet de twee oerontdekkingen doet die de deur naar de ontdekking van zijn eigen leven openen: de samenleving en de tijd. Wie zijn we, wat betekent ons bestaan in relatie tot de geschiedenis? Hoe verhoudt de tijd van leven, die een mens heeft, zich tot de tijd dat de aarde al bestaat? Het begrip duurzaamheid zoemt rond in vrijwel alle academies van de hogeschool. Docenten en studenten zoeken ijverig naar manieren om verantwoordelijkheid te nemen voor komende generaties. Ook het behoud van wat generaties vóór ons maakten, houdt ons hevig bezig. Maar hoe ver vooruit en achteruit reikt die verantwoordelijkheid? In de zesde bijdrage ten slotte richt Sieglinde Seijffer, die tot eind 2009 verbonden was aan het lectoraat en aan de Academie voor Management & Human Resources, zich op de vraag hoe we om kunnen gaan met een verleden dat ons meer en meer als ervaring wordt aangereikt. Zo is de canon van Nederland ontwikkeld als een nieuw didactisch concept waarbij naast informatie over belangrijke historische gebeurtenissen en personen, mogelijkheden worden aangereikt om het verleden actief te beleven. Aan de hand van het werk van Johan Huizinga, Frank Ankersmit en T.J. Clark neemt ze ons mee op een zoektocht naar hoe kennis over het verleden zich verhoudt tot de ervaring van het verleden.
DOCUMENT
Kunstsocioloog Pascal Gielen verdedigt de hypothese dat de geglobaliseerde kunstwereld een ideaal terrein voor economische uitbuiting is. In de roes van de creative cities en de creatieve industrie omarmen overheden dit postfordistische werkmodel en sluiten zo naadloos aan bij de mondiale, neoliberale markteconomie. Gielen diept deze situatie uit en wil tegelijkertijd nieuwe alternatieven aanreiken, die de kunstwereld nodig heeft om haar eigen dynamiek en vrijheid te bewaren. Zijn zoektocht leidt hem naar plaatsen van gedeelde intimiteit en ‘slowability’ temidden van de hectische, globale flow van artistieke ontwikkelingen en trends. Deze derde editie is geheel herzien en bijgewerkt met Gielens meest recente inzichten in de politieke dimensies van kunst, autonomie en de relatie tussen kunst, ethiek en democratie.
DOCUMENT
Boekbespreking. Het neoliberalisme houdt de gemoederen al bezig sinds de jaren tachtig, en niet voor niets. Het is een alomtegenwoordig en tegelijkertijd ongrijpbaar verschijnsel. Goed daarom dat de Foundation Critical Ethics of Care het initiatief heeft genomen om een viertal teksten van de Duitse politicoloog Thomas Biebricher te vertalen. Biebricher onderkent de diversiteit van het neoliberalisme maar weet desondanks toch een waardevolle werkdefinitie te formuleren: het ten dele revitaliseren en ten dele reviseren van de klassieke liberale agenda als reactie op een waargenomen crisis. In geval van een crisis onderzoekt het neoliberalisme met andere woorden vanuit de liberale beginselen wat gehandhaafd en wat aangepast kan worden. Soms wordt dan gekozen voor sociale interventies in de economie, en soms omgekeerd voor economische interventies in de samenleving. Professionals hebben vooral last van dat laatste: het invoeren van marktwerking, vaak met het oog op kostenbeheersing, waar een professionele organisatie van de arbeid zinvoller lijkt. Het boekje is een goede ingang voor wie, naast de vele goede literatuur over marktwerking, zich wil verdiepen in de rol van het neoliberalisme hierbij.
DOCUMENT
Inaugurele rede voor de Universiteit van Maastricht met als onderwerp publieke gesprekken over gender en biotechnologie.
DOCUMENT
Achtergrond: Er is in de literatuur over morfodysforie al uitgebreid onderzoek gedaan naar de invloed van heersende schoonheidsidealen op het lichaamsbeeld vanuit de psychologie, sociologie en filosofie, maar nog niet naar de vraag hoe de stoornis volgens de genoemde zienswijzen cultuurhistorisch en technologisch wordt ‘gemedieerd’. Doel: Betogen dat de heersende normen en waarden rondom het uiterlijk die voorschrijven hoe lichaam en geest zich tot elkaar moeten verhouden, in verschillende tijdsperioden door het gebruik van de op dat moment in zwang zijnde technologieën, invloed hebben op de totstandkoming of het verloop van de stoornis. Methode: Literatuurstudie. Resultaten: Een cultuurhistorische vergelijking tussen de glasziekte en de morfodysfore stoornis. Conclusie: Het voert te ver om te zeggen dat de glasziekte van toen de morfodysforie van nu is als we kijken naar het type patiënten of hun symptomen. Echter, als we de relaties vergelijken tussen de notie van een verstoord lichaamsbeeld, en de technologische mediatie van de heersende normen en waarden rondom het perfecte lichaam, kunnen we toch stellen dat beide ziektes gemeenschappelijke kenmerken vertonen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/elkemuller/
DOCUMENT