Reflectie vormt in Nederlandse lerarenopleidingen een centraal onderdeel van het leerproces voor leraren in opleiding. Hoewel het belang ervan breed onderschreven wordt, hebben lerarenopleiders soms moeite om reflectie betekenisvol te maken voor studenten. Reflectie lijkt daardoor niet in alle gevallen de verdiepte leerervaring te bieden, die docenten van de lerarenopleiding studenten beogen te geven (Korthagen, 2014; 2017). In dit artikel willen we verkennen, hoe reflectie meer betekenisvol voor studenten gemaakt kan worden, door in aanvulling op gangbare vormen van reflectie, het fysieke aspect van reflectie te benutten. Dit verbreedt zowel de mogelijkheden in de vorm waarin reflectie plaats kan vinden, als de inhoud van de reflectie zelf. We verkennen theorie die de toegevoegde waarde van het fysieke aspect van reflectie kan helpen onderbouwen en geven twee voorbeelden van manieren om te werken met het fysieke aspect tijdens reflectie in de lerarenopleiding.
Er is veel geschreven over de rol van sport in het bevorderen van sociaal, psycho‐ logisch en fysiek welbevinden van mensen. Deze literatuur is echter grotendeels gericht op het sociaal domein en daarbinnen veel op jonge mensen, maar weinig op contexten binnen een justitieel kader, bijvoorbeeld de gevangenis of reclasse‐ ring. De wetenschappelijke aandacht voor de meerwaarde van sport en bewegen voor delinquenten is beperkt. In een lopend onderzoeksproject onderzoeken wij de belangrijkste factoren om sport in te zetten ter bevordering van participatie van mensen in een kwetsbare positie (in detentie, de reclassering en de maatschappelijke opvang). Daarbinnen is een literatuurstudie uitgevoerd naar de meerwaarde van sport en bewegen, specifiek voor delinquenten. Dit betreft dus personen die binnen een justitieel kader sport- en beweegactiviteiten ondernemen of binnen een sportcontext re-integreren (denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan vrijwilligerswerk op een sportclub in de laatste fase van detentie). In dit artikel wordt antwoord gegeven op de vraag: wat is in de literatuur bekend over de meerwaarde van sport en bewegen voor het reintegreren van delinquenten?
Vanuit het lectoraat oefentherapie van de Faculteit Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam werd 1 april 2017 gestart met een tweejarig onderzoeksproject, dat als doel heeft om een beweeggame te ontwikkelen waarmee oefen- en fysiotherapeuten kinderen van 8-12 jaar met milde tot ernstige astma stimuleren tot meer beweging: het SIMBA project. Simba staat metaforisch voor het kind met astma dat belemmerende factoren ervaart om dagelijks fysiek actief te zijn en plezier te hebben in bewegen, maar die wel graag zou willen. In de film “The Lion King” staat SIMBA voor het kleine welpje dat allerlei drempels tegenkomt in zijn leven en tegelijkertijd plezier wilhebben. Door alle uitdagingen, maar ook door steun van zijn omgeving groeit hij uit tot een ware Leeuwenkoning met een eigen koninkrijk. Wanneer het kind op een speelse manier wordt uitgedaagd om in het dagelijks leven fysiek actief te zijn en hier ook plezier en zelfvertrouwen in krijgt, kan het uiteindelijk uitgroeien tot een zelfstandig individu. In dit project wordt samen met kinderen, ouders en kindertherapeuten geïnventariseerd wat kinderen belemmert om te gaan bewegen, maar wordt ook achterhaald wat bevordert dat ze plezier hebben. Vanuit die inzichten zal er een beweeggame ontwikkeld worden met als doel vergroten van plezier in dagelijks (meer) bewegen.
Longaandoeningen, zoals COPD, veroorzaken problemen in het dagelijks functioneren door een afgenomen uithoudingsvermogen, benauwdheid en (bewegings-) angst. Tijdens longrevalidatie vormen inspanningstraining en het leren omgaan met dagelijkse fysieke beperkingen (zoals benauwdheid bij inspanning) de hoeksteen van de behandeling. Het is voor patiënten moeilijk om een actieve leefstijl te behouden. Na deelname aan revalidatie gaan trainingseffecten verloren door een verminderd aanbod van trainingsprikkels (reversibiliteit). Daarnaast wordt, een jaar na de revalidatie, maar liefst 20% van de patiënten opnieuw opgenomen in het ziekenhuis met een longaanval (exacerbatie). Door de verschuiving van (dure) derdelijns naar eerstelijns zorg, hebben meer patiënten toegang tot de zorg die ze nodig hebben. Hierdoor kan verergering van klachten voorkomen worden. Naast fysieke inspanning is het voor oefen- en fysiotherapeuten belangrijk om patiënten een duurzame actieve leefstijl aan te leren en het zelfmanagement van patiënten te vergroten. Een blended beweeginterventie, om het zelfmanagement (omtrent beweging, benauwdheid en beweginsgangst) van COPD patiënten te stimuleren, zowel in de praktijk als in de thuissituatie middels een eHealth toepassing, biedt mogelijk uitkomst. Echter, missen therapeuten kennis en handvatten om blended care toe te passen in de praktijk. Het doel van dit project is om samen met fysiotherapeuten en oefentherapeuten een blended care programma in te richten voor patiënten met COPD. In werkpakket 1 inventariseren we de behoeften en belemmerende factoren van een blended beweeginterventie bij therapeuten en patiënten. Op basis van deze bevindingen worden de belangrijkste elementen van de interventie geselecteerd en wordt, in co-creatie met eindgebruikers de eerste versie van de interventie ontwikkeld (WP2). Om te bepalen wat de toegevoegde waarde van de interventie is, worden de voorlopige effectiviteit en haalbaarheid onderzocht waarbij 25 eerstelijns therapeuten de blended interventie gaan gebruiken (WP3). In WP4 worden scholingsmodules ontwikkeld voor studenten en therapeuten om kennis over zelfmanagement en technologie bij COPD te vergroten.
Voor kinderen met astma is bewegen essentieel voor de conditie van de longen. Bewegen versterkt de ademhalingsspieren, waardoor kinderen fitter worden. Helaas bewegen kinderen met astma 50% minder dan hun gezonde leeftijdsgenootjes waardoor ze een verminderde conditie, verminderde spierkracht en vaker overgewicht hebben in vergelijking met gezonde kinderen. Oefentherapeuten en fysiotherapeuten die werken met kinderen met astma, hierna genoemd kindertherapeuten, begeleiden deze kinderen wekelijks om o.a. hun fysieke fitheid te vergroten, hen te leren omgaan met de ziekte astma en hen aan te leren efficiënt adem te halen tijdens bewegen. Deze behandelingen hebben echter alleen positieve effecten op de korte termijn. Er is nog weinig inzicht in factoren van beweeggedrag van kinderen met astma die van invloed zijn volhouden van dagelijks fysieke activiteit. In het SIMBA-project zal samen met kindertherapeuten en kinderen een beweeggame worden ontwikkeld en onderzocht, gericht op het veranderen van het beweeggedrag van kinderen met astma op lange termijn. De beweeggame zal ingezet worden tijdens de oefen- en fysiotherapeutische behandeling en stimuleert kinderen met astma spelenderwijs om dagelijks te bewegen, hier plezier in te krijgen waardoor het een gewoonte wordt. Het onderzoek zal achterhalen welke belemmerende en bevorderende factoren van beweeggedrag een rol spelen bij kinderen met astma en hoe kindertherapeuten deze nieuwe kennis kunnen inzetten in hun beweegprogramma’s waarbij de beweeggame gebruikt zal worden. Het effect van het gebruik van de beweeggame op dagelijks fysieke activiteit en plezier in bewegen zal in dit project worden geëvalueerd in een pilot.