© 2025 SURF
Lectorale rede van Thomas Thijssen, uitgesproken op donderdag 18 november 2010.Bijten of versterken Hospitality en Business elkaar?
MULTIFILE
PowerPointpresentatie gebruikt bij een presentatie van Hans Hopster, lector Diergedrag, Diergezondheid en Dierenwelzijn, op 3 maart 2020 aan de Provinciale Staten van Friesland te Leeuwarden.
MULTIFILE
Deze scriptie is het resultaat van de postdoctorale opleiding van het TIAS Management van Leren en Ontwikkeling, waarin het leren en het ontwikkelen van individuen, groepen en organisaties centraal staan. In de scriptie wordt de dialoog als kritische succesfactor voor organisaties in verandering beschreven. Dialoog is de interactie,reflectie en constructie die moet leiden tot gemeenschappelijke taal en betekeningeving. dialoog leidt tot vergroting van het leervermogen van individuen, groepen en organisaties.
Door klimaatverandering stijgt de temperatuur, waardoor er meer hittegolven zijn met meer hete dagen en nachten. Alle overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) in Nederland moeten daarom vóór 2020 knelpunten van wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen in beeld brengen. Het RIVM doet een voorstel om deze ‘test voor hittestress’ te standaardiseren. Hiertoe is een leidraad opgesteld voor gemeenten waarmee zij 24 mogelijke risico’s in kaart kunnen brengen, verdeeld over vijf thema’s: gezondheid, netwerken, water, leefbaarheid en buitenruimte. Om de hittestress te beoordelen is een nieuwe methode ontwikkeld om hittekaarten te berekenen, met de gevoelstemperatuur alsuitgangspunt. Met deze nieuwe methode kan de standaard hittekaart met gevoelstemperatuur op een hete dag berekend worden.
Purpose: To examine the effects of different small-sided games (SSGs) on physical and technical aspects of performance in wheelchair basketball (WB) players. Design: Observational cohort study. Methods: Fifteen highly trained WB players participated in a single 5v5 (24-s shot clock) match and three 3v3 SSGs (18-s shot clock) on a (1) full court, (2) half-court, and (3) modified-length court. During all formats, players’ activity profiles were monitored using an indoor tracking system and inertial measurement units. Physiological responses were monitored via heart rate and rating of perceived exertion. Technical performance, that is, ball handling, was monitored using video analysis. Repeated-measures analysis of variance and effect sizes (ESs) were calculated to determine the statistical significance and magnitude of any differences between game formats. Results: Players covered less distance and reached lower peak speeds during half-court (P ≤ .0005; ES ≥ very large) compared with all other formats. Greater distances were covered, and more time was spent performing moderate- and high-speed activity (P ≤ .008; ES ≥ moderate) during full court compared with all other formats. Game format had little bearing on physiological responses, and the only differences in technical performance observed were in relation to 5v5. Players spent more time in possession, took more shots, and performed more rebounds in all 3v3 formats compared with 5v5 (P ≤ .028; ES ≥ moderate). Conclusions: Court dimensions affect the activity profiles of WB players during 3v3 SSGs yet had little bearing on technical performance when time pressures (shot clocks) were constant. These findings have important implications for coaches to understand which SSG format may be most suitable for physically and technically preparing WB players. DOI: https://doi.org/10.1123/ijspp.2017-0500 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rienkvdslikke/ https://www.linkedin.com/in/moniqueberger/
MULTIFILE
Het beroepsonderwijs staat voor de opgave zich te ontwikkelen van een industriele diplomafabriek naar een loopbaancentrum. In dit boek laat het Lectoraat Pedagogiek van Beroepsvorming van de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk zien hoe moeilijk het is deze overgang te maken. Vanuit een zestal invalshoeken wordt het onderwijs van de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk tegen het licht gehouden. Nog te vaak blijkt dat onderwijsinnovatie minder op feiten dan op fabels is gebaseerd. Daarmee is dit boek voor alle docenten en hun managers bijzonder interessant.
In het SaxShirt-project wordt een comfortabel shirt ontwikkeld waarmee fysiologische aspecten van de drager kunnen worden gemeten, zonder dat de drager daar extra inspanning voor hoeft te leveren. Dergelijke technologieën noemen we Zero Effort Technologies (Baecker, 2011). De belangrijkste fysiologische aspecten die in eerste instantie gemeten gaan worden zijn: 1) temperatuur 2) hartslag 3) ademhaling. Het project is gestart in september 2013. Het doel is om in oktober 2014 een praktisch demonstratiemodel te hebben van het shirt waarmee de mogelijkheden van de huidige technologie kunnen worden gedemonstreerd. Het is belangrijk dat het shirt niet alleen comfortabel zit, maar ook robuust en eenvoudig te wassen en reinigen is. Voorafgaand aan dit project zijn er al verscheidene onderzoeken en ontwikkelingen geweest om mogelijkheden voor het shirt te onderzoeken. Om een definitief implementatieplan te kunnen opstellen voor het huidige project, was er behoefte om nog eenmaal een korte verbredende onderzoeksfase uit te voeren. Dit rapport is het resultaat van deze fase. Na de verbredende fase zijn in november 2013 besluiten genomen en is begonnen aan de implementatie van het demonstratiemodel. De belangrijke momenten staan in onderstaand overzicht: • Oktober 2013: Start SaxShirt Project • November 2013: Vaststellen Plan van Aanpak (PvA) voor implementatie • Juli 2014: Afronden implementatie • Oktober 2014: Oplevering eerste demonstratiemodel SaxShirt Dit rapport beschrijft de state-of-the art van technieken waarmee bovenstaande fysiologische aspecten kunnen worden gemeten. Het doel van dit rapport is om een overzicht van in textiel-integreerbare fysiologische sensoren te geven. Dit overzicht dient als basis en discussiestuk voor het pan van aanpak voor de implementatie en kan worden gebruikt als introductie voor nieuwe medewerkers op het SaxShirt project.
MULTIFILE
Dit artikel tracht inzicht te geven in de behoeften van het precariaat. Tot het precariaat behoren voornamelijk flexwerkers, werklozen en zzp’ers (Standing, 1999). Het zijn mensen die meestal tegen hun eigen wil in posities zitten of arbeidsrelaties aangaan die een relatief hoge onzekerheid met zich meebrengen. De bevindingen laten zien dat de behoeften variëren van een hoger inkomen tot aan een verandering in het discours over zelfredzaamheid. Het precariaat heeft voor de meeste behoeften de overheid nodig, ook voor de niet-arbeidsgerelateerde behoeften. Bij een terugtrekkende overheid, die bezuinigt op de sociale zekerheid en voornamelijk maatregelen treft om meer mensen aan het werk te helpen, vallen vanuit de waargenomen behoeften vraagtekens te plaatsen. De creatie van tijdelijke banen of ‘ervaringsbanen’ worden door het precariaat gezien als arbeidsmarktmaatregelen die marginaal tegemoet komen aan hun behoeften.
MULTIFILE
Dit onderzoek is een eerste verkenning in Nederland naar de impact op slachtoffers van online delicten, de behoeften van slachtoffers en de verantwoordelijkheden van politie, justitie en andere instanties bij de afhandeling van dergelijke delicten. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de vraag in hoeverre en hoe de situatie en behoeften van slachtoffers van online criminaliteit afwijken van de situatie en behoeften van slachtoffers van traditionele offline delicten. Immers, als daar meer zicht op is wordt ook duidelijk of het bestaande slachtofferbeleid – dat ontwikkeld is voor traditionele offline delicten – voorziet in de behoeften van slachtoffers van online criminaliteit. Onder de noemer ‘online criminaliteit’ vallen diverse delicten die kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: cybercriminaliteit en gedigitaliseerde criminaliteit. Onder cybercriminaliteit vallen delicten waarbij de ICT-structuur zelf doelwit is én waarbij voor het plegen van dat delict ICT van wezenlijk belang is voor de uitvoering. Voorbeelden zijn het hacken van een database met persoonsgegevens of het platleggen van een website van een bank met een zogenaamde DDoS-aanval. Dit soort delicten wordt ook wel cyber dependent crimes genoemd. Onder gedigitaliseerde criminaliteit vallen traditionele offline delicten die ook online kunnen worden gepleegd. Voorbeelden zijn fraude via internet en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. Dit soort delicten wordt ook wel cyber enabled crimes genoemd. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/