In deze rapportage wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de leerlijnen Nederlandse Gebarentaal & Tolkvaardigheden (in het vervolg: NGT en TV). De leerlijn NGT vormt een belangrijke onderwijskern voor zowel de beide uitstroomvarianten van de bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal als de opleiding Associate Degree Schrijftolk (AD Schrijftolk ). Binnen de leerlijn NGT verwerven studenten de Nederlandse Gebarentaal in receptie en productie op ERK B2-niveau (niveau 4 op een totaal van 6 niveaus), terwijl de schrijftolken bij deze taalniveaus A1+ bereiken. Dit niveau houdt in dat een student van de bacheloropleiding aan het eind van zijn studie vloeiend en spontaan kan reageren, zodat een communicatie mogelijk is met de moedertaalspreker, zonder dat beide partijen zich al te zeer moeten inspannen. De leerlijn TV beslaat eveneens vier jaar en wordt alleen aangeboden binnen de uitstroomvariant Tolk NGT van de bacheloropleiding. De leerlijn TV heeft tot doel om studenten kennis, vaardigheden en houdingsaspecten aan te leren die het uitvoeren van de het beroep tolk NGT mogelijk maken.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Dit boek is bedoeld als een inleiding in de taalwetenschappelijke studie van gebarentalen. Het richt zich niet alleen op de Nederlandse Gebarentaal maar ook op andere gebarentalen, en focust hierin op variatie en overeenkomsten tussen gebarentalen.
DOCUMENT
Het lectoraat wil onderzoek doen naar verschillende aspecten van het tolken uit en naar gebarentaal, zoals de overeenkomsten en verschillen tussen het tolken in gesproken talen versus gebarentalen, verbetering van het afzien van gebarentaal door tolkstudenten, en de relatie tussen taalvaardigheid en tolkvaardigheid. Tevens is het belangrijk dat de Dovengemeenschap meer betrokken wordt bij het tolkproces en bij het opleiden van tolken, en is het van groot belang dat de kennis over het tolken meer verspreid wordt onder de Doven zelf. Nog al te vaak ontstaat er miscommunicatie ondanks de aanwezigheid van een tolk en we willen inzicht krijgen in de mogelijke oorzaken en de bijdrage aan de miscommunicatie van zowel de tolk als de dove/slechthorende en de horende cliënten. Specifiek zal er aandacht worden besteed aan de rol van de tolk binnen de (Geestelijke) Gezondheidszorg via het SIA RAAK Publiek project Oog voor Communicatie.
DOCUMENT
Slechthorende en dove leerlingen op scholen voor slechthorende leerlingen en leerlingen met taalontwikkelingsstoornissen (TOS) vormen een minderheidsgroep op school en dat brengt risico’s met zich mee. Zo is hun toegang tot het gesproken Nederlands, de voertaal in de klassen, niet altijd optimaal. En het gesproken Nederlands wordt niet altijd consequent met gebaren ondersteund, aangezien niet elke leerkracht op deze scholen gebaarvaardig is. In dit artikel wordt verslag gedaan van het Kentalis project ‘NGT als T2 op school’ waarin slechthorende en dove leerlingen op Kentalis Rotsoord SO twintig lessen NGT als tweede taal (T2) kregen aangeboden van een dove docent, een native signer. Het doel van deze lessen was tweeledig: het aanleren van NGT-vaardigheden en een bijdrage leveren aan de identiteitsontwikkeling van de leerlingen.
DOCUMENT
Het unieke van twee talen in een verschillende modaliteit is dat je Nederlandse woorden en gebaren uit de Nederlandse Gebarentaal (NGT) tegelijkertijd kunt produceren: terwijl je een gebaar maakt, kun je er iets bij zeggen. Dat is niet mogelijk bij twee gesproken talen, bijvoorbeeld Nederlands en Spaans. De invloed van NGT en Nederlands op elkaar is een interessant onderwerp van onderzoek. Ons land kent tussen de 15.000 en 18.000 dove Nederlanders die gebarentaal als eerste taal gebruiken en het Nederlands als tweede taal. De meeste doven zijn dus tweetalig. Daarnaast zijn er ook veel ernstig-slechthorenden met Nederlands als eerste taal die veel gebaren gebruiken.
DOCUMENT
Posterpresentatie op conferentie Introductie: De afgelopen twee decennia is er geen communis opinio over de vraag of er sprake is van regionale factoren bij de constituentvolgorde in de Nederlandse Gebarentaal (NGT) (Coerts, 1994; Crasborn & De Wit, 2005; Vermeerbergen, Nijen Twilhaar & Van Herreweghe, 2013). Dit onderzoek levert een bijdrage aan de discussie over constituent-volgorde in het algemeen, doordat werd onderzocht of constituentvolgorde in NGT verschillend is voor eerste- en tweedetaalverwervers van de NGT. Methode: Er namen tien participanten (studenten NGT aan de Hogeschool Utrecht) deel: vijf dove moedertaalgebruikers en vijf horende studenten (leeftijd 19-30 jaar). Productie werd uitgelokt van drie verschillende typen enkelvoudige zinnen aan de hand van plaatjes (Volterra et al., 1984): 6 zinnen met omkeerbare constituenten, 6 zinnen met niet-omkeerbare constituenten en 6 locatieve zinnen. Alle 180 geproduceerde zinnen werden getranscribeerd en syntactisch (Subject, Object, Verbum) geanalyseerd. Resultaten: De moedertaalgebruikers gaven duidelijk de voorkeur aan de volgorde SVO of SVOV bij omkeerbare zinnen en SOV voor niet-omkeerbare zinnen. Voor de locatieve zinnen werd veel variatie gevonden, met een lichte voorkeur voor OSV. De T2-verwervers vertoonden veel variatie in de productie van omkeerbare zinnen zonder duidelijk patroon. Voor de niet-omkeerbare zinnen werd een lichte voorkeur voor SOV gevonden en wederom variatie. De loca-tieve zinnen werden voornamelijk uitgedrukt in de volgorde OSV. Conclusie: Deze studie toont aan dat de constituentvolgorde van moedertaalgebruikers en T2-verwervers verschillen. Opvallend is dat de T2-verwervers de neiging hebben de regel voor locatieve zinnen ‘Het grootste element voorop in de zin’ te overgeneraliseren naar het type niet-omkeerbare zin.
MULTIFILE
Het onderwijzen van gebarentaal is het onderwijzen van een taal zonder geschreven vorm. Dit heeft voor- en nadelen. In het verleden ontwikkelde ‘schriftsystemen’ lijken ingehaald te worden door de moderne technologie. Toch lijken er voor sommige doelgroepen goede argumenten te zijn om toch een schriftsysteem te leren beheersen
DOCUMENT
Binnen het onderwijs van Nederlandse Gebarentaal wordt in Nederland vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van de doeltaal, en niet van het Nederlands. In dit artikel wordt gezocht naar argumentatie voor deze praktijk, op basis van literatuur met betrekking tot gebarentalen en gesproken talen. Argumenten voor en tegen het toepassen van de moedertaal (i.c. het Nederlands) zijn in te delen in taalkundige argumenten, organisatorische argumenten en socio-culturele argumenten. Hoewel taalkundige argumenten pleiten voor het toestaan van de moedertaal in het gebarentaalonderwijs, wegen de socio-culturele argumenten zwaar. In de conclusie wordt daarom gepleit voor een tussenweg: het gesproken Nederlands weglaten en het geschreven Nederlands gedoseerd toepassen als hulpmiddel
DOCUMENT