"Binnen en buiten detentie zijn verschillende actoren actief om de gedetineerde te helpen bij re-integratie in de samenleving. Zij werken relatief los van elkaar. Reclassering is in het voortraject actief, in het kader van advisering en als er toezicht is opgelegd in het na-traject. In detentie gaan casemanagers met de gedetineerde aan het werk. Zij hebben relatief weinig contact met professionals die buiten detentie al met de gedetineerde hebben gewerkt, zoals de reclassering, of mogelijk zullen gaan werken, zoals gemeenten of zorginstellingen. Dat geldt ook voor gedetineerden. De overgang van binnen naar buiten is daardoor vaak vrij abrupt. Juist de overgang van binnen naar buiten is een kritische fase en een kwetsbaar moment in het proces van stoppen met criminaliteit. Recente beleidsontwikkelingen laten zien dat betrokken organisaties en ook het ministerie van Justitie en Veiligheid de noodzaak voor verbetering onderkennen. In de vernieuwde visie op het reclasseringswerk staat het samenwerken van reclassering met professionals uit het justitie-, zorg- en sociale domein centraal, en onder het motto ‘in de bak aan de bak’ wil reclassering bijdragen aan intensievere samenwerking met gemeenten en het gevangeniswezen. Gedurende twee jaar is door ons onderzoek gedaan naar de wijze waarop Dienst Justitiële Inrichtingen, 3RO (Reclassering Nederland, Stichting Verslavingsreclassering GGZ en Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering)en in sommige experimenten ook gemeenten in deze elf penitentiaire inrichtingen samenwerkten aan het verbeteren van het re-integratieproces voor gedetineerden. In dit artikel beschrijven we de bevindingen van de experimenten."
DOCUMENT
"In het kader van het Programma Samenwerking DJI-3RO zijn zomer 2019 onder de noemer ‘Effectieve Praktijken’ experimenten gestart in negen verschillende Penitentiaire Inrichtingen (Heerhugowaard, Nieuwegein, Roermond, Schiphol, Veenhuizen, Vught, Zaanstad, Zutphen, Zwolle). Daarnaast startte in januari 2020 het project ‘Selectie Ondersteunend Model (SOM)’ in twee andere Penitentiaire Inrichtingen (Arnhem, Sittard). Doel van beide initiatieven is het betrekken van de specifieke expertise van de reclassering om re-integratietrajecten voor gedetineerden te versterken en terugval in delinquent gedrag te helpen voorkomen. Het (intensiveren van het) samenwerken met gemeenten en met andere ketenpartners ligt hierbij voor de hand. Hogeschool Utrecht (HU) heeft van september 2019 tot en met juni 2021 onderzoek gedaan naar de experimenten binnen het project Effectieve Praktijken en van februari 2020 tot en met juni 2021 naar de ontwikkeling van het SOM. Dit rapport (deel 2 van ‘Binnen beginnen om buiten te blijven’) bevat een uitgebreide beschrijving van de experimenten in alle elf PI’s. Er is zoveel als mogelijk dezelfde structuur aangehouden in het beschrijven van de wijze waarop de experimenten zijn georganiseerd en de wijze waarop ze vorm hebben gegeven aan het gezamenlijk werken aan re-integratietrajecten voor gedetineerden."
DOCUMENT
"In het kader van het Programma Samenwerking DJI-3RO zijn zomer 2019 onder de noemer ‘Effectieve Praktijken’ experimenten gestart in negen verschillende Penitentiaire Inrichtingen (Heerhugowaard, Nieuwegein, Roermond, Schiphol, Veenhuizen, Vught, Zaanstad, Zutphen, Zwolle). Daarnaast startte in januari 2020 het project ‘Selectie Ondersteunend Model (SOM)’ in twee andere Penitentiaire Inrichtingen (Arnhem, Sittard). Doel van beide initiatieven is het betrekken van de specifieke expertise van de reclassering om re-integratietrajecten voor gedetineerden te versterken en terugval in delinquent gedrag te helpen voorkomen. Het (intensiveren van het) samenwerken met gemeenten en met andere ketenpartners ligt hierbij voor de hand. Hogeschool Utrecht (HU) heeft van september 2019 tot en met juni 2021 onderzoek gedaan naar de experimenten binnen het project Effectieve Praktijken en van februari 2020 tot en met juni 2021 naar de ontwikkeling van het SOM. Deel 1 van ‘Binnen beginnen om buiten te blijven’ (Eindrapport Effectieve Praktijken en Selectie Ondersteunend Model) beschrijft de eindresultaten van beide onderzoeken."
DOCUMENT
Jaarlijks keren ongeveer 30.000 ex-gedetineerden terug in de lokale samenleving. In een flink aantal gevallen vallen zij na enige tijd terug in het plegen van strafbare feiten. Bekend is dat circa 70 procent van de ex-gedetineerden na 6 jaar weer in aanraking komt met politie en justitie. Dit leidt, zeker wanneer het gaat om ex-zedendelinquenten en plegers van gewelddadig gedrag, in toenemende mate tot maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rol van de burgemeester en in het algemeen het openbaar bestuur is in deze situaties van toenemend belang. De kans dat een ex-gedetineerde een recidivist en een veelpleger wordt en blijft is groot. Een goede begeleiding van de terugkeer van ex-gedetineerden is dan ook van groot belang om te voorkomen dat zij terugvallen in hun oude gedrag. Bij deze nazorg vanuit detentie zijn dan ook verschillende partijen betrokken. In dit boek wordt deze problematiek door een aantal gerenommeerde deskundigen uiteen gezet en er worden voorbeelden gegeven van succesvolle praktijken om ex-gedetineerden en ex-Tbs-gestelden te re-integreren in de (lokale) samenleving, waarbij ook enkele buitenlandse praktijken worden beschreven.
LINK
Hoofdstuk 4 uit De recidivist als medeburger Samenvatting boek: Jaarlijks keren ongeveer 30.000 ex-gedetineerden terug in de lokale samenleving. In een flink aantal gevallen vallen zij na enige tijd terug in het plegen van strafbare feiten. Bekend is dat circa 70 procent van de ex-gedetineerden na 6 jaar weer in aanraking komt met politie en justitie. Dit leidt, zeker wanneer het gaat om ex-zedendelinquenten en plegers van gewelddadig gedrag, in toenemende mate tot maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rol van de burgemeester en in het algemeen het openbaar bestuur is in deze situaties van toenemend belang. De kans dat een ex-gedetineerde een recidivist en een veelpleger wordt en blijft is groot. Een goede begeleiding van de terugkeer van ex-gedetineerden is dan ook van groot belang om te voorkomen dat zij terugvallen in hun oude gedrag. Bij deze nazorg vanuit detentie zijn dan ook verschillende partijen betrokken. In dit boek wordt deze problematiek door een aantal gerenommeerde deskundigen uiteen gezet en er worden voorbeelden gegeven van succesvolle praktijken om ex-gedetineerden en ex-Tbs-gestelden te re-integreren in de (lokale) samenleving, waarbij ook enkele buitenlandse praktijken worden beschreven.
LINK
Ruim twee eeuwen geleden (in 1821) is het Nederlandse gevangenisstelsel ingevoerd. Het doel van vrijheidsbeneming lag aanvankelijk vooral in vergelding en zedelijke verbetering of, zoals Molleman1 het beschrijft, in ‘beleren en bekeren’. Doel en vorm van het gevangeniswezen maakten in de loop der tijd veel veranderingen door: van lijfstraffen naar inzetten op opvoeding en gedragsverandering; van eenzame opsluiting naar meerpersoonscellen; van het verdienen van privileges om te luchten/sporten naar het recht op bezoek en geloofsbeoefening; van inzetten op zwaardere beveiligingsmaatregelen naar het voorkomen van detentieschade. Niet alleen doel en vorm veranderden in de loop der tijd, ook de gevangenispopulatie veranderde; bij de huidige doelgroep die in een penitentiaire inrichting (PI) verblijft, is steeds meer sprake van meervoudige en complexe problematiek. Zo kampt een substantieel deel met problematisch middelengebruik, velen hebben last van psychische klachten of stoornissen, en bij veel gedetineerden is sprake van een licht verstandelijke beperking. De hiervoor geschetste veranderingen van doel, vorm en doelgroep vragen andere (nieuwe) vaardigheden van penitentiair inrichtingswerkers (piw’ers). Mede vanwege toenemende zorg om gedetineerden met een complexe problematiek zijn er naast piw’ers ook zorg- en behandelinrichtingswerker (zbiw’er)5 werkzaam in de PI’s. Op dit moment werken er circa 3500 piw’ers en zbiw’ers in een Nederlandse PI. Hoewel verschillend opgeleid, werkzaam in verschillende regimes en met verschillende doelgroepen staan zij allemaal min of meer voor dezelfde opdracht: het realiseren van een goed leefklimaat dat detentieschade kan voorkomen en kan bijdragen aan re-integratie van gedetineerden. Daarin is in toenemende mate ook aandacht voor herstelgericht werken met oog voor slachtoffer en samenleving. Dat vraagt een hybride manier van werken. Dat is het bewaken en bewaren van de veiligheid van gedetineerden en personeel combineren met het bieden van zorg aan gedetineerden en hen motiveren voor en voorbereiden op een delictsvrije toekomst na detentie. Het is belangrijk dat inrichtingswerkers geschoold en begeleid worden in het ontwikkelen van deze meer hybride werkwijze. Om dat adequaat te doen is het belangrijk aan te sluiten bij hun opvattingen. Die bepalen immers een deel van het handelen. Opvattingen van inrichtingswerkers kennen en daarop aansluiten in scholing en begeleiding kan effect hebben op de aard van de begeleiding van gedetineerden. Er is nog betrekkelijk weinig onderzoek gedaan naar opvattingen van inrichtingswerkers over hun werk, enkele (kleinschalige) uitzonderingen daargelaten. Dit artikel beschrijft een onderzoek naar opvattingen van inrichtingswerkers over hybride werken, uitgevoerd in PI Vught. Resultaten bieden richting voor coaching en scholing van inrichtingswerkers, zowel voor de PI’s zelf als voor de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en andere opleidingsinstituten.
DOCUMENT
Er is in Nederland nog weinig wetenschappelijke aandacht voor het werk van penitentiair inrichtingswerkers (PIW’ers). Onderzoek is tot nu toe vooral gericht op werkdruk en uitval of onderlinge agressie,een enkele uitzondering daargelaten. Het Nederlandse ‘Prison Project’ is vooral gericht op de effecten van detentie op gedetineerden en hun familie en nauwelijks op ervaringen van degenen die met de gedetineerden werken. Een uitgebreid onderzoek naar het functioneren van PIW’ers dateert al van begin jaren negentig. Er is dan ook betrekkelijk weinig bekend over de beleving en de inhoud van het werk van PIW’ers. In Nederland welteverstaan, want daarbuiten zijn mooie studies verricht, bijvoorbeeld door Liebling en collega’s in Groot-Brittannië en recent door Tournel in België. Niet voor niets wordt het werk van PIW’ers getypeerd als ‘low visibility work’. Er is nog weinig bekend over hun werk en de wijze waarop zij dat werk beleven.
DOCUMENT
Sommige mensen hebben psychiatrische of ernstige psychische problemen én leveren gevaar op voor anderen. Het betreft bijvoorbeeld mensen die lijden aan schizofrenie of een antisociale persoonlijkheidsstoornis, die anderen schade berokkenen, leed veroorzaken of strafbare feiten plegen. Goed omgaan met deze mensen is een moeilijke opgave. Ze maken deel uit van twee werelden. Die van de zorg en die van justitie, die zich in de praktijk moeizaam tot elkaar verhouden. Allereerst kampt een aanzienlijk deel van de gedetineerden in Nederlandse gevangenissen met psychi(atri)sche problemen, die niet altijd behandeld worden. Ten tweede zijn de recidivecijfers hoog. Binnen vier jaar na ontslag uit de gevangenis is 66% opnieuw veroordeeld voor een misdrijf. Ten derde en in samenhang daarmee zijn er knelpunten in het begeleiden van (ex-)gedetineerden bij hun terugkeer naar de maatschappij. Als beter en langer nazorg zou worden verleend, zou het risico op terugval kunnen worden verkleind. Tot slot komen psychiatrische patiënten die overlast veroorzaken niet altijd tijdig in beeld bij de hulpverlening. Daardoor kunnen zij terechtkomen in situaties waarin zij delicten plegen die mogelijk hadden kunnen worden voorkomen. De vraagstelling van het advies luidt: hoe kunnen we beter omgaan met delictplegers met psychi(atri)sche problemen?
DOCUMENT
De rol van het personeel in penitentiaire inrichtingen (PI) is de laatste decennia drastisch gewijzigd. Waar voorheen het waarborgen van veiligheid voorop stond, is er gaandeweg – mede door een veranderende populatie – meer aandacht gekomen voor zorgaspecten in het werk van inrichtingswerkers. Werken met aandacht voor zowel zorg als veiligheid noemen we hybride werken. Om met coaching en scholing goed aan te sluiten op hybride werken is het belangrijk te weten hoe penitentiair inrichtingswerkers (piw’ers en zbiw’ers) denken over hun werk en over de omgang met gedetineerden. In deze rapportage worden de resultaten van dit onderzoek, de opvattingen van piw’ers en zbiw’ers, in kaart gebracht.
DOCUMENT
Na een jaar van literatuurstudie, gesprekken en (participerende) observaties over de waarde van sport- en beweegdeelname voor kwetsbare doelgroepen, blijkt dat het verschil vaak in een klein hoekje zit. Voor mensen in kwetsbare posities (zoals daklozen of ex-gedetineerden) blijkt het stappen in de ‘rol’ van sporter bijvoorbeeld al veel te kunnen doen voor het zelfvertrouwen. De deelname aan sport- en beweegactiviteiten zorgt er echter niet alleen voor dat je even niet aan je problemen denkt. Ook is er sprake van een zogenaamde normaliserende werking: het idee dat je even ‘normaal’ mee kunt doen in de maatschappij. Het idee achter veel sportprojecten is dat dit positievere zelfbeeld tevens kansen biedt om bijvoorbeeld weer met (vrijwilligers)werk te beginnen. Deze en meer relatief kleine effecten kunnen een groot verschil maken, zo blijkt uit de eerste fase van het (Raak) onderzoeksproject 'Sport voor Participatie'.
LINK