Uit internationaal onderzoek is bekend dat mensen die zich niet volgens de regels gedragen hun ongewenste gedrag goedpraten. Mensen weten vaak wel dat ze zich op een bepaalde manier behoren te gedragen, maar gebruiken excuses, ofwel neutralisatietechnieken, om het gewenste gedrag niet te hoeven vertonen. Met andere woorden: ze redeneren het onprettige gevoel dat het overtreden van regels met zich meebrengt weg. Ze denken bijvoorbeeld: ‘het is niet mijn verantwoordelijkheid’, ‘het kan geen kwaad’, ‘ik heb geen andere keuze’ of ‘vergeleken met wat anderen doen, valt dit wel mee’. In dit artikel bespreken we een recent TNO-onderzoek waarbij we de vraag stellen: is het mogelijk om regelopvolging op het gebied van informatiebeveiliging te vergroten door het uitschakelen van neutralisatietechnieken door een gedragsinterventie? Recente andere onderzoeken laten namelijk zien dat training of communicatie kan leiden tot een vermindering van het gebruik van neutralisatietechnieken door medewerkers en tot een sterkere intentie om veilig gedrag te vertonen
DOCUMENT
This report shows the findings after two years of applied research in the BASSTA Plus project. It focuses on conducting neighbourhood analyses, testing behavioural interventions and monitoring and evaluating them. All with the objective to let residents separate organic waste more and/or better.
MULTIFILE
Een gedragsinterventie die kan bijdragen aan het vergroten van de gelegenheid om gft te scheiden is het aanbieden van een gft-bakje en zakjes. Maar welk soort bakje kun je het beste aanbieden aan bewoners, geef je wel of niet een keuze en hoe kun je het beste de uitgifte regelen? Deze vragen hebben wij geprobeerd te beantwoorden d.m.v. een onderzoek naar de inzet van gftbakjes in Nederland.
DOCUMENT
Wil je als gemeente of afvalinzamelaar meer te weten komen over hoe bewoners tegen het scheiden van gft-afval aankijken en ze tegelijk stimuleren hun gft (beter) te scheiden, dan is de infoquête mogelijk een interessante oplossing. Dit is een enquête en gedragsinterventie in één. De infoquête kan ingezet worden in een wijk waar gft gescheiden kan worden.
DOCUMENT
Dutch municipalities have objectives for separating household waste. Especially in high rise building residents lack to separate their waste. A research has been done to find possibilities to influence the behaviour of residents. In field research an behavioural intervention has been tested.
DOCUMENT
full text via link Hoofdstuk 5 van Samenleven is geen privézaak. Sociaal werk en actief burgerschap van Jef van Eijken, Hans van Ewijk en Harrie Staatsen Het verlagen van de hoge tot zeer hoge recidive van delinquenten (doorsnee 70%) blijkt een lastige opgave te zijn. Dit jaar (2009) verlaten ruim 35.000 volwassen personen een gevangenis. Van hen had ruim 80% al een strafrechtelijk verleden. In de komende twee jaar zal ruwweg de helft opnieuw voor een doorgaans ernstig misdrijf veroordeeld worden en opnieuw in de gevangenis terechtkomen. Men is dan ook naarstig op zoek naar effectieve programma’s om een wending te kunnen geven aan de criminele levenswandel waarin een groot deel van de delictplegers is verzeild geraakt. In deze bijdrage zullen de twee belangrijkste stromingen daarin kort beschreven worden. Een derde stroming (het wraparound-model) is een poging om de sterke punten van de eerste twee te combineren en daaraan nog iets toe te voegen, namelijk een sturingsmodel om de verschillende activiteiten die ondernomen moeten worden, in één geïntegreerd en geregisseerd aanbod te vertalen. Dit model wordt iets uitvoeriger beschreven. Tot slot wordt een gedachte-experiment uitgevoerd waarin beschreven wordt hoe het ‘reclasseren’ in Nederland eruit zou zien als de recidivebestrijding op dit model gebaseerd zou worden.
LINK
Kernwerkzaamheden van de reclassering zijn advies, toezicht, werkstraf, gedragsinterventies en toe leiden naar zorg. Doel is het verminderen van recidive en het bevorderen van inclusie en maatschappelijke participatie. De reclassering krijgt sinds enige tijd meer ruimte om persoons-gericht maatwerk te leveren en toe te leiden naar innovatieve werkwijzen en projecten (Bosker & Lünnemann, 2016). Onder de noemer Ruim Baan voor Betekenisvol Maatwerken wordt gezocht naar een andere manier van werken met burgers die zijn aangehouden voor een delict, waar ernstige sociale problematiek onder schuil gaat. Reclasseringswerkers worden gestimuleerd om out of the box te denken, aansluiting te vinden bij het sociale domein en context- en herstelgericht te werken. In dit onderzoek wordt een nieuw initiatief onder de loep genomen: Criminal Minded. Een cursus bestaande uit acht workshops, vier individuele contacten en een gezamenlijke afsluiting. Met creatieve werkwijzen en middelen als storytelling, rap, spoken word, poëzie, dans en geïnspireerd door ervaringsdeskundigen, rolmodellen, artiesten en ondernemers worden de deelnemers met reclasseringstoezicht geholpen in de zoektocht naar een nieuwe baan of stageplek. De onderzoeksvraag was: biedt de cursus Criminal Minded aan jong volwassenen met reclasseringstoezicht de mogelijkheid om, middels creatieve middelen, hun sterke punten in kaart te laten brengen en hen aan te laten haken bij opleiding, werk of ander levensdoel? Met een participatief onderzoek is beschrijvend en met visuele middelen in kaart gebracht wie aan de cursus hebben deelgenomen, wat er gedurende workshops is gedaan en wat dit de deelnemers heeft opgeleverd.
DOCUMENT
De Hogeschool van Amsterdam doet met het project BASSTA onderzoek naar het verbeteren van het scheidingsgedrag van huishoudens. Middels doe-boeken is onderzocht hoe mensen thuis met hun afval omgaan. Op basis van deze analyse worden gedragsinterventies ontworpen.
DOCUMENT
De opbouw van deze tekst is als volgt. Hoofdstuk 1 gaat over de aanleiding van deze openbare les: het feit dat maatschappelijke participatie steeds belangrijker wordt in onze samenleving. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ontwikkeling van een beschermende verzorgingsstaat naar een activerende participatiesamenleving. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de sociale sector en dus ook voor de professionals die erin werken. Van sociale professionals wordt niet zozeer verwacht dat ze participatieproblemen aankaarten of oplossen; ze worden gezien als intermediairs die burgers in staat stellen zelf verantwoordelijkheid te nemen. Sociale professionals worden dus geacht de individuele hulpvrager minder direct te ondersteunen en zich meer te richten op het versterken van de sociale netwerken van mensen en van de maatschappelijke contexten waarbinnen mensen zich begeven. Hoofdstuk 2 verbindt de hoofdstukken 1 en 3, maar is ook zelfstandig te lezen. Het hoofdstuk gaat erover dat sociale professionals nog niet echt gewend zijn systematisch inzicht te bieden in de effecten van hun handelen, terwijl bijvoorbeeld beleidsmakers hen daar wel steeds meer op aanspreken. Ten eerste zet ik uiteen waarom het zo belangrijk is om de opbrengsten van hun interventies beter zichtbaar te maken. En dat niet alleen voor beleidsmakers, maar ook voor sociale professionals zelf en voor de cliënten/burgers die van hen afhankelijk zijn. Ten tweede werk ik uit hoe de opbrengsten van sociale interventies, beter dan nu gebeurt, zichtbaar kunnen worden gemaakt; en wat onderzoek daaraan kan bijdragen. Daarbij bepleit ik een omslag in het denken van evidence naar evidentie. Dit pleidooi vormt het fundament voor het type onderzoek dat vanuit het lectoraat wordt geambieerd. In hoofdstuk 3 zet ik een aantal concrete onderzoeksprojecten op een rij die in het lectoraat ter hand zullen worden genomen. Bovendien werk ik de hoofdstelling van de oratie uit. Die luidt dat sociale professionals meer gebruik zouden kunnen maken van het inzicht dat het gedrag van mensen in belangrijke mate door contexten wordt bepaald. In het bijzonder zouden maatschappelijke contexten een grotere rol kunnen spelen bij het bevorderen van participatie van burgers. Nu grijpen de interventies van sociale professionals meestal direct aan op het gedrag van mensen, zoals therapieën om probleemgedrag tegen te gaan. Veel minder vaak worden interventies gedaan in een bredere, maatschappelijke context. Hoe zou dat wel kunnen gebeuren? En zou de participatie van burgers daarmee niet beter kunnen worden bevorderd dan met directe gedragsinterventies? Daarover formuleer ik vier stellingen. Elk van die stellingen licht ik toe met een van de lopende onderzoeksprojecten binnen het lectoraat. In combinatie met de algemene contouren van onderzoek die zijn geschetst in hoofdstuk 2, hoop ik zo een inspirerend en concreet beeld te geven van het onderzoek dat de komende jaren binnen het lectoraat zal worden uitgevoerd. Ten slotte ga ik in hoofdstuk 4 in op de betekenis van het lectoraat voor de faculteit Maatschappij & Recht aan Hogeschool Utrecht, en voor partijen buiten de hogeschool.
DOCUMENT
Een groot aantal jaren besloten reclasseringswerkers vooral op basis van hun kennis en ervaring wat er moest gebeuren met delinquenten en hoe dit moest gebeuren. De afgelopen jaren is een groot aantal instrumenten geïntroduceerd in het reclasseringswerk. Instrumenten voor risicotaxatie of indicatiestelling (zoals RISc, QuickScan, Static 99 en de MATE-Crimi), gestructureerde gedragsinterventies (zoals de COVA, Leefstijltraining en ART), en methoden voor begeleiding (zoals motivational interviewing en „het delict als maatstaf‟), hebben het reclasseringswerk in grote mate gestructureerd. Deze instrumenten en methoden konden ontwikkeld worden omdat er steeds meer kennis is over effectief reclasseringswerk. De instrumenten en methoden zijn een bundeling van die kennis. Dat betekent niet dat deze instrumenten alle complexiteit van het reclasseringswerk kunnen afdekken en dat daarmee de reclasseringswerker minder belangrijk wordt.
DOCUMENT