BACKGROUND/OBJECTIVES: Traditional malnutrition screening instruments, including the Malnutrition Universal Screening Tool (MUST), strongly rely on low body mass index (BMI) and weight loss. In overweight/obese patients, this may result in underdetection of malnutrition risk. Alternative instruments, like the Patient-Generated Subjective Global Assessment Short Form (PG-SGA SF), include characteristics and risk factors irrespective of BMI. Therefore, we aimed to compare performance of MUST and PG-SGA SF in malnutrition risk evaluation in overweight/obese hospitalized patients.SUBJECTS/METHODS: We assessed malnutrition risk using MUST (≥1 = increased risk) and PG-SGA SF (≥4 = increased risk) in adult patients at hospital admission in a university hospital. We compared results for patients with BMI < 25 kg/m 2 vs. BMI ≥ 25 kg/m 2. RESULTS: Of 430 patients analyzed (58 ± 16 years, 53% male, BMI 26.9 ± 5.5 kg/m 2), 35% were overweight and 25% obese. Malnutrition risk was present in 16% according to MUST and 42% according to PG-SGA SF. In patients with BMI < 25 kg/m 2, MUST identified 31% as at risk vs. 52% by PG-SGA SF. In patients with BMI ≥ 25 kg/m 2, MUST identified 5% as at risk vs. 36% by PG-SGA SF. Agreement between MUST and PG-SGA SF was low (к = 0.143). Of the overweight/obese patients at risk according to PG-SGA SF, 83/92 (90%) were categorized as low risk by MUST. CONCLUSIONS: More than one-third of overweight/obese patients is at risk for malnutrition at hospital admission according to PG-SGA SF. Most of them are not identified by MUST. Awareness of BMI-dependency of malnutrition screening instruments and potential underestimation of malnutrition risk in overweight/obese patients by using these instruments is warranted.
Inleiding: Het totale pijn concept en het management van pijn heeft een interdisciplinaire invalshoek nodig. Naast medicamenteuze behandeling hebben patiënten de wens om meer symptoom management interventies die complementair zijn. Verpleegkundigen zijn een stabiele dagelijkse factor bij pijnmanagement en vaak de eerste professional in het signaleren van pijn. Het inzetten van nonfarmacologische verpleegkundige interventies zou kunnen bijdragen aan het verlichten van pijn.Onderzoeksvraag: Welke non-farmacologische verpleegkundige interventies zijn er voor het verlichten van pijn bij de palliatieve patiënten?Methoden: Een opgestelde zoekstrategie werd gebruikt en aangepast naar de databases: PubMed, CINAHL, PsycINFO en Embase. De zoekresultaten werden dubbelblind gescreend en de methodologische kwaliteit dubbelblind beoordeeld met de Joanna Briggs Institute Critical Appraisal Tools. Data-extractie vond plaats en de resultaten samengevat. Er werd een best-evidence synthese gebruikt waarin de methodologische kwaliteit, aantal studies met dezelfde interventies en consistentie in resultaten werden vertaald naar sterk, gematigd, gemixt of onvoldoende evidentie.Resultaten: Er werden 2385 artikelen gevonden. 22 studies zijn geselecteerd waarin verschillende nonfarmacologische verpleegkundige interventies werden gebruikt. Een aantal interventies zijn in meerder studies onderzocht: massage en virtual reality hadden de meeste evidentie voor het ondersteunen bij pijn verlichting en kunst therapie had onvoldoende bewijs. Mindful breathing gafgeen significante pijnverlichting. Alle andere interventies zijn onvoldoende onderzocht. Hypnose, progressieve relaxatie met interactieve geleide visualisaties, cognitive behavioural audiotapes, voetenbad, reflexology en muziek therapie gaven veelbelovende resultaten voor pijnverlichting en mindfulness-based stress reductie programma, aromatherapie en aromatherapie massage gaven deze resultaten niet.Conclusies: Ondanks dat niet alle studies significante veranderingen in pijnscores lieten zien kunnen non-farmacologische verpleegkundige interventies nog wel klinisch relevant zijn voor de palliatieve patiënt. De interventies kennen geen risico’s, hebben allemaal een korte-termijn effect op pijn, zijn in alle settingen van zorg in te zetten, kunnen waar gewenst ook aangeleerd worden door de patiënt of mantelzorg en door de verpleegkundige 24/7 in te zetten. Vanwege de waarde die de interventies voor de patiënt kunnen hebben zou de inzet ervan overwogen moeten worden voor het pijn management plan. Onderzoek met sterke methodologische kwaliteit naar non-farmacologische verpleegkundige interventies blijft nodig.Aanbevelingen: De interventies massage, virtual reality en kunst therapie zouden vanwege de beste evidentie een eerste optie kunnen zijn die verpleegkundigen aanbieden aan patiënten. Vanwege de klinische relevantie is het van belang naar de wens van de patiënt, het ziektebeeld en progressie van de ziekte te kijken welke non-farmacologische verpleegkundige interventies het best passend is.
LINK