Amylomaltases or D-enzyme (4-α-glucanotransferases; E.C. 2.4.1.25) are carbohydrate-active enzymes that catalyze the transfer of glucan units from one α-glucan to another in a disproportionation reaction. These enzymes are involved in starch metabolism in plants or maltose/glycogen metabolism in many microorganisms. The amylomaltase of the hyperthermophilic bacterium Thermus thermophilus HB8 was overproduced in Escherichia coli, partially purified and used to modify potato starch. The action of amylomaltase caused the disappearance of amylose and the broadening of the side-chain length distribution in amylopectin, which resulted in a product with both shorter and longer side chains than in the parent starch. Amylomaltase-treated potato starch showed thermoreversible gelation at concentrations of 3% (w/v) or more, thus making it comparable to gelatin. Because of its animal origin, gelatin is not accepted by several consumer groups. Therefore, the amylomaltase-treated potato starch might be a good plant-derived substitute for gelatin. ? 2005 WILEY-VCH Verlag GmbH & Co. KGaA, Weinheim.
LINK
For children it is important to consume enough vegetables to establish healthy dietary patterns. Taste acceptance is an important factor contributing to food choice and consumption. Sweetness and sourness enhancement can increase acceptance of specific foods in children. The aim of this study was to determine the effect of sweetness and sourness enhancement on acceptance of cucumber and green capsicum purees in 5-6-year-old children. Three concentrations of sucrose (2, 5 and 10%) and citric acid (0.05, 0.08 and 0.15%) were added to cucumber and green capsicum purees. Children (n = 70, 5.7 ± 0.5 yrs) assessed acceptance of the vegetable purees using a 5-point hedonic facial scale. Sweetness enhancement significantly increased acceptance of cucumber purees (5 and 10% sucrose) and green capsicum purees (2 and 10% sucrose) compared to unmodified purees. Sourness enhancement (0.05, 0.08 and 0.15% citric acid) did not significantly influence acceptance of cucumber and green capsicum purees compared to unmodified purees. Children differed in acceptance of vegetable purees with added sucrose and citric acid. Sweetness likers (cucumber 77.1%, green capsicum 58.6%) accepted sucrose concentrations better than sweetness non-likers in both vegetables. Sourness likers (cucumber 50.0%, green capsicum 44.3%) accepted medium and high concentrations of citric acid better than sourness non-likers in cucumber and all citric acid concentrations in green capsicum. We conclude that enhancement of sweetness increases acceptance of cucumber and green capsicum purees in most children whereas enhancement of sourness is better accepted by only a few children. This study highlights the challenge to get children to better accept vegetables, since only sweetness enhancement improved acceptance while addition of sucrose is undesirable. For a small subset of children enhancing sourness might be an alternative strategy to increase acceptance of vegetables
DOCUMENT
This project explores and develops methods for open archiving of socalled "new naturals". A number of tools and templates were created to facilitate collaborative, global - but context-aware and localized - documenting and archiving of "new naturals":
LINK
De overgang van traditionele textiel naar biotextiel kan omschreven worden als een paradigmaverandering, in grote lijnen parallel aan de komst van biotechnologie. Dit wordt vaak geassocieerd met begrippen als creatieve destructie, waarbij nieuwe innovatieve industrieën de bestaande achterhaald doen raken. Maar biopolymeren zijn er altijd al geweest. Wat opvalt, is hier niet het radicale van de verandering, maar de mogelijkheid om nieuwe technologieën en materialen toe te passen en te reageren op vragen van de markt en mondiale omstandigheden. In dit rapport wordt een overzicht gegeven van het gebruik van de meest voorkomende biopolymeren in geotextieltoepassingen, dus toepassingen in bijvoorbeeld de weg- en waterbouw of in de agro-industrie. Biopolymeren worden als volgt gedefinieerd: ‘polymeren die worden geproduceerd uit natuurlijke hernieuwbare grondstoffen’. Dit zijn bijvoorbeeld: • Duurzame beschikbare (delen van) planten en dieren (ook aquatische biomassa). • Primaire residuen (bermgras, houtafval, ...). • Secundaire residuen (bietenpulp, bierborstel, ...). • Tertiaire residuen (dierlijk vet, GFT, ...). Biobased houdt in dat een polymeer uit natuurlijke, dierlijke of hernieuwbare grondstof bestaat. Dit geeft een grotere onafhankelijkheid van de klassieke grondstofproducenten, zoals de aardolie- en gasproducenten. Echter moet bedacht worden dat er weer een afhankelijkheid van andere grondstofproducenten kan ontstaan. Natuurlijke grondstoffen zijn de meest bekende. Er is bijvoorbeeld cellulose uit katoen, vlas van de vlasplant of brandnetelvezel van de brandnetel. Onder dierlijke grondstoffen verstaan we onder andere chitosan uit schaaldieren. Een hernieuwbare grondstof is bijvoorbeeld zetmeel/suiker voor PLA (polymelkzuur. Deze biopolymeren worden besproken om duidelijk te maken welke soorten wel of niet geschikt zijn voor verschillende toepassingen in geotextiel. Een verder onderscheid wordt wel gemaakt op basis hun ‘end of life’: biodegradeerbaar en composteerbaar. Een materiaal is biodegradeerbaar wanneer de afbraak het gevolg is van de actie van micro-organismen (zwammen, bacteriën), waardoor het materiaal uiteindelijk wordt omgezet in water, biomassa, CO2 en/of methaan, ongeacht de tijd die hiervoor nodig is. Composteerbaar wil zeggen dat stoffen worden afgebroken bij het composteren met een snelheid die vergelijkbaar is met die van andere bekende composteerbare materialen (bijvoorbeeld groenafval). Met andere woorden: een materiaal is composteerbaar wanneer het afbraakproces compatibel is met de omgevingsomstandigheden van een huishoudelijke of industriële composteerinstallatie, zoals temperatuur, vochtigheid en tijd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat composteerbare materialen biodegradeerbaar zijn, maar niet alle biodegradeerbare materialen zijn composteerbaar. In de geotextiel bestaan twee grote verschillen in toepassingen. De permanente of houdbare toepassingen en de degradeerbare toepassingen. Oeverbescherming is een goed voorbeeld van een degradeerbaar product. Een nieuwe oever bestaat voor een groot deel uit los zand. Om ervoor te zorgen dat de oever door bijvoorbeeld erosie niet verdwijnt, worden er kokosmatten gebruikt voor versteviging. Op deze kokosmatten vormt zich op den duur een nieuw ecosysteem. De kokosmatten zullen dan na een aantal jaren composteren zonder vervuilende grondstoffen in de aarde achter te laten. Maar in bijvoorbeeld wegen of bij viaducten, wordt versteviging toegepast met als doel langdurig functiebehoud van het polymeer. In dit rapport is een tabel opgenomen met daarin de behandelde biopolymeren met de belangrijkste eigenschappen. Zo kan bijvoorbeeld een geotextiel producent de meest optimale keuze maken voor de grondstoffen voor haar producten. Ook is een figuur opgenomen, waarin een verzameling aan geotoepassingen en biopolymeren (met degradeerbaar/biobased labels) in een overzicht is gezet. Biopolymeren kunnen,
MULTIFILE
Heeft plastic op basis van aardolie zijn langste tijd gehad? Steeds meer bedrijven in binnen- en buitenland gaan over op het gebruik van kunststoffen die worden geproduceerd uit natuurlijke hernieuwbare grondstoffen, zoals maïs, aardappels en suikerbieten. Deze zogenaamde biopolymeren zijn niet nieuw, maar wel zeer actueel. Het Kenniscentrum Design en Technologie van Saxion heeft,als onderdeel van het innovatieprogramma Materialen in Ontwerp, een praktijkgericht onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van biopolymeren. Hierin is samengewerkt met de Verenigde Maakindustrie Oost, Industrial Design Centre, ontwerpbureau D 'Andrea en Evers en Syntens. Het innovatieprogramma staat onder leiding van de Saxion-lectoren Karin van Beurden, lector Product Design, en Ger Brinks, lector Smart Functional Materials en is gericht op het creëren van praktisch toepasbare kennis in door bedrijven aangedragen vragen en onderwerpen. Daartoe organiseert Saxion specifieke workshops en projecten, waarbij het experts, deskundigen en studenten inzet. Het innovatieprogramma wordt mogelijk gemaakt door gelden van RAAK SIA Regionale Aandacht en Actie voor Kenniscirculatie).
MULTIFILE
“Critical Making in Collaboration with Nature”, discusses the outcomes of the Making Sustainability Work project from Fall 2020. With support of CoECI Zaaigelden scheme, the Critical Making learning community put together a group of makers from research, education and industry to explore the implications of designing with natural materials and biological processes, such as biopolymers, fungal composites and bacteria dye. By following a selection of modules from the Fabricademy global training program, participants explored hands-on techniques to create their own design materials and colours from renewable and biodegradable resources and documented their journeys. The shared experience was reflected upon in a series of interviews and essays touching on the following questions: • In what way do unruly natural materials challenge ways of doing and teaching design? • How do grown materials fit into or challenge makers’ goals of sustainability?• What is needed to bring biological processes into communities of practice in the field of design, art and making?• How and when does criticality emerge in the making process? • How do processes of thinking and doing intersect and what is the role of social interactions and collaboration?
DOCUMENT
Bijen zijn de belangrijkste bestuivers voor wilde planten en voor meer dan 90% van de globale gewassen. De hoeveelheid bijen neemt echter sterk af in Nederland door de versnippering, aantasting en verlies van habitat. Eén van de sterk afgenomen soorten in Nederland is de grashommel (Bombus ruderarius). De grashommel is een zeldzame soort die op het moment alleen nog maar in grote aantallen voorkomt in Zeeland en Friesland. Om de groei van deze soort te bevorderen is er onderzoek gedaan naar de verspreiding van de grashommel in westelijk Noord-Brabant. Hiervoor worden vijf verschillende gebieden geïnventariseerd: ‘Het Laag’, ‘Stellebos’, ‘Noordpolder van Ossendrecht’, ‘Brabantse Wal’ en ‘Fort de Roovere en Groote Melanen’. In de laatste twee gebieden is de grashommel hiervoor nog nooit waargenomen. Hiernaast is de stuifmeelvoorkeur van de grashommel werksters in juni in Noord-Brabant, Zeeland en Friesland bepaald door middel van een microscopisch stuifmeelonderzoek. In vier van de vijf gebieden in Noord-Brabant is de grashommel koningin in dit onderzoek waargenomen in de maanden april en mei. In één van de vijf gebieden zijn grashommel werksters waargenomen in de maand juni. De stuifmeelvoorkeur van de grashommel werksters in juni ligt grotendeels bij de Gewone smeerwortel (Symphytum officinale), Rode klaver (Trifolium pratense) en Witte klaver (Trifolium repens), gevolgd door Eénstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), Gewone rolklaver (Lotus corniculatus) en Vogelwikke (Vicia cracca). Daarnaast is de grashommel koningin in het voorjaar waargenomen op de Witte dovenetel (Lamium album), Gewone smeerwortel en Gewone paardenbloem (Taraxacum officinale). Er aanbevolen om in de ‘Brabantse Wal’ en ‘Friesland’ het huidige maaibeleid aan te passen, zodat het voedselaanbod voor de grashommel niet onderbroken wordt. Voor de gebieden ‘Het Laag’, ‘Stellebos’, ‘Noordpolder van Ossendrecht’ en ‘Fort de Roovere en Groote Melanen’ is aanbevolen om meer stuifmeelvoorkeurs planten van de grashommel in te zaaien in het gebied. Er is sterk aanbevolen aan het EIS Kenniscentrum om de grashommel in de Noord-Brabantse gebieden te blijven monitoren, waarmee kan worden gekeken naar de effecten van de ingevoerde maatregelen op de grashommel populaties in de gebieden.
DOCUMENT
“Duurzaamheid”, het is één van de termen die tegenwoordig niet meer weg te denken zijn uit het nieuws, de reclames en vele netwerkbijeenkomsten. Duurzaam ondernemen, duurzaam wonen, duurzame energievoorziening, duurzame producten, gaat er een dag aan ons voorbij dat we niet worden herinnerd aan het belang van een duurzame levensstijl om er voor te zorgen dat deze wereld ook voor onze kinderen en achterkleinkinderen nog een fijne natuurlijke wereld mag zijn om in te leven? Op het gebied van duurzame materialen kregen zo biopolymeren en gerecyclede kunststoffen de aandacht. In dit boekje worden biopolymeren belicht. Daarbij wordt vooral ook aandacht besteed aan de discussie of biopolymeren nou wel echt zo milieuvriendelijk en duurzaam zijn als dat ze lijken. Dit boekje is opgesteld om ontwerpers en bedrijven die zich bezig houden met productontwikkeling praktische (eerste) informatie te bieden over biopolymeren. Naast definities, voor- en nadelen, technieken, toepassingsgebieden, soorten, eigenschappen en regelgeving zal ook een roadmap gegeven worden die inzicht geeft in welke biopolymeren er al zijn en welke er nog verwacht kunnen worden.
MULTIFILE
Onderzoeksuitkomsten van het Saxion-project Materialen in Ontwerp, thema Milieubewust verpakken. SP Packaging (Enschede) heeft zich gespecialiseerd in flexibele non-food verpakkingen. De markt vraagt naar milieuvriendelijkere vervangers voor de huidige verpakkingsmaterialen, zoals de kunststoffen PP, PE en PVC. In het project is onderzoek gedaan naar verkrijgbare milieuvriendelijke verpakkingsmaterialen. Leveranciers zijn benaderd, beurzen zijn bezocht en materialen zijn onderzocht. Generiek heeft het project een interactief schema opgeleverd, waarin alle verschillende eigenschappen van de milieuvriendelijke en de huidige materialen worden weergegeven en waardoor eenvoudig een keus gemaakt kan worden uit de beschikbare materialen en hun eigenschappen. Per toepassingssituatie kan het schema worden aangepast om tot een eenvoudige keuze te komen. Specifiek voor SP Packaging is dit schema ook toegepast op basis van een vooraf opgesteld programma van eisen. Er is gebleken dat het gewenste materiaal voor SP Packaging op dit moment nog niet op de markt is, de beperkingen waarover de verschillende materialen beschikken zijn nog te groot om direct toe te passen in de bestaande productie. Noodzakelijke productie aanpassingen, bijzondere voorwaarden voor opslag en transport van het materiaal en het niet in alle opzichten geschikt zijn voor flexibele presentatie verpakkingen vormen de huidige bottle-necks. In een brainstormsessie en uit de vervolg ontwerpsessies zijn diverse concepten bedacht, die potentie hebben. De bestaande concepten en wijze van verpakken en aanbieden aan de klant zullen hierdoor wel ingrijpend veranderen. De conslusie van het onderzoek voor SP Packaging is dat er op dit moment geen materiaal op de markt is dat de huidige kunststoffen voldoende zou kunnen vervangen. Er zijn concepten aangereikt hoe met de nieuwe materialen om te gaan d.m.v. andere verpakkingsconcepten en andere methoden van aanbieden aan de klant.
MULTIFILE
De Simpel Fit! interventie is ontwikkeld in 2009 door de GGD Noord- en Oost-Gelderland (GGD NOG) voor de Turkse doelgroep en veelvuldig uitgevoerd in en rondom Gelderland. Sinds 2016, wordt de interventie ook uitgevoerd in Amsterdam door de Stichting voor Interculturele Participatie en Integratie (Sipi). Ook is de interventie uitgebreid met een Marokkaanse variant. Na uitbreiding van de interventie, is vanuit de uitvoerend professional de vraag gekomen om onderzoek te doen naar de effecten van de interventie. Voorgaande pogingen om dit te doen bleken moeilijkheden met zich mee te brengen. Zo bleek onder andere, uit oriënterende gesprekken met de ontwikkelaars en uitvoerders, dat het meetinstrument te talig was. Daarom is het lectoraat Voeding en Beweging van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) nu gevraagd om een uitgebreide effectevaluatie te verrichten met een tool die beter aansluit bij de doelgroepen.
DOCUMENT