Online hulp is geen gemeengoed in de sociale sector. En onderzoek naar online hulp is versnipperd. Christa Nieuwboer (lector Fontys Hogeschool Pedagogiek) promoveerde op onderzoek naar de effectiviteit van e-mailondersteuning voor opvoeders. Ze komt met een onderzoeksprogramma als één van de programmalijnen van het lectoraat Opvoeden voor de toekomst
We maken op grote schaal steeds meer gebruik van digitale middelen en mogelijkheden in het onderwijs; de leeromgeving is digitaal, we toetsen digitaal, we communiceren digitaal en we ontwikkelen steeds meer digitale lesmaterialen. Kortom: onderwijs digitaliseert. Met de toename van digitale lesmaterialen, is er een groeiende beweging om deze materialen voor iedereen toegankelijk te maken; dus niet alleen voor de eigen studenten of binnen de eigen instelling. Deze vrije toegang tot kennisproducten c.q. leermaterialen is versterkt door de Open Access beweging. De Open Access beweging stimuleer het vrij aanbieden van publicaties voor onderzoek en tevens het vrij aanbieden van o.a. leermaterialen voor het onderwijs. De Open Access beweging is al enkele decennia oud. We zien echter dat de “open-gedachte” nog geen gemeengoed is. Dit geldt zeker voor het onderwijs waarbij het gaat om het delen en hergebruiken van open leermaterialen. Open Leermaterialen, of Open Educational Resources (OER), zijn onderwijs-, leer- en onderzoeksmaterialen die digitaal of analoog vrij beschikbaar en herbruikbaar zijn voor iedereen. Om te weten of het materiaal vrij beschikbaar en herbruikbaar is, staat er een open licentie op. Deze licentie geeft aan hoe iemand de leermaterialen mag (her)gebruiken, wijzigen en (opnieuw) delen. Aan welke type (open) leermaterialen kun je denken? Dat zijn materialen zoals: tekst, beeld, audio, games, simulaties, presentaties, 3Dmodellen, websites, data, e.a..
Er iets paradoxaals aan de hand met het leren van leraren. De complexiteit van het beroep neemt toe en docenten opereren onder grote onder druk. Die complexiteit vraagt om levenslang lerende leraren en staat tegelijkertijd dat leren in de weg. Terwijl er steeds meer oog is voor de sleutelrol die de leraar speelt bij het ondersteunen van het leren van kinderen (bijv. Hattie, 2003; Muijs et al., 2014; Van de Grift, 2010), wordt het leren van leraren zelf als problematisch gezien. Volgens de Inspectie van het Onderwijs (2013; 2017) laat met name de professionele ontwikkeling van ervaren leraren te wensen over, terwijl er – ook voor hen – veel te leren valt. Immers, de wereld verandert in hoog tempo en dat vraagt leraren om adaptief, innovatief en reflectief te zijn, om snel in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen (OECD, 2014). Lang niet alle leraren hebben die wendbaarheid, blijkt uit onderzoek (bijv. Darling-Hammond & Bransford, 2005) en een leven lang leren is geen gemeengoed in het onderwijs (Muijs et al, 2014). In dit discussie-artikel problematiseer ik dit thema en verken ik een oplossingsrichting voor het onder steunen van het leren van leraren: ik bepleit het inzetten van safe havens als kritische succesfactor bij het organiseren van professioneel leren. Druk kan een aanleiding voor leren vormen, maar alleen als leraren voldoende veiligheid ervaren en zich uitgenodigd voelen hun ideeën en praktijken ter discussie te stellenEr iets paradoxaals aan de hand met het leren van leraren. De complexiteit van het beroep neemt toe en docenten opereren onder grote onder druk. Die complexiteit vraagt om levenslang lerende leraren en staat tegelijkertijd dat leren in de weg. Terwijl er steeds meer oog is voor de sleutelrol die de leraar speelt bij het ondersteunen van het leren van kinderen (bijv. Hattie, 2003; Muijs et al., 2014; Van de Grift, 2010), wordt het leren van leraren zelf als problematisch gezien. Volgens de Inspectie van het Onderwijs (2013; 2017) laat met name de professionele ontwikkeling van ervaren leraren te wensen over, terwijl er – ook voor hen – veel te leren valt. Immers, de wereld verandert in hoog tempo en dat vraagt leraren om adaptief, innovatief en reflectief te zijn, om snel in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen (OECD, 2014). Lang niet alle leraren hebben die wendbaarheid, blijkt uit onderzoek (bijv. Darling-Hammond & Bransford, 2005) en een leven lang leren is geen gemeengoed in het onderwijs (Muijs et al, 2014). In dit discussie-artikel problematiseer ik dit thema en verken ik een oplossingsrichting voor het onder steunen van het leren van leraren: ik bepleit het inzetten van safe havens als kritische succesfactor bij het organiseren van professioneel leren. Druk kan een aanleiding voor leren vormen, maar alleen als leraren voldoende veiligheid ervaren en zich uitgenodigd voelen hun ideeën en praktijken ter discussie te stellenEr iets paradoxaals aan de hand met het leren van leraren. De complexiteit van het beroep neemt toe en docenten opereren onder grote onder druk. Die complexiteit vraagt om levenslang lerende leraren en staat tegelijkertijd dat leren in de weg. Terwijl er steeds meer oog is voor de sleutelrol die de leraar speelt bij het ondersteunen van het leren van kinderen (bijv. Hattie, 2003; Muijs et al., 2014; Van de Grift, 2010), wordt het leren van leraren zelf als problematisch gezien. Volgens de Inspectie van het Onderwijs (2013; 2017) laat met name de professionele ontwikkeling van ervaren leraren te wensen over, terwijl er – ook voor hen – veel te leren valt. Immers, de wereld verandert in hoog tempo en dat vraagt leraren om adaptief, innovatief en reflectief te zijn, om snel in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen (OECD, 2014). Lang niet alle leraren hebben die wendbaarheid, blijkt uit onderzoek (bijv. Darling-Hammond & Bransford, 2005) en een leven lang leren is geen gemeengoed in het onderwijs (Muijs et al, 2014). In dit discussie-artikel problematiseer ik dit thema en verken ik een oplossingsrichting voor het onder steunen van het leren van leraren: ik bepleit het inzetten van safe havens als kritische succesfactor bij het organiseren van professioneel leren. Druk kan een aanleiding voor leren vormen, maar alleen als leraren voldoende veiligheid ervaren en zich uitgenodigd voelen hun ideeën en praktijken ter discussie te stellenTeacher professional learning is characterised by a number of paradoxes. The profession’s increasing complexity requires teachers who are lifelong learners, but at the same time this complexity stands in the way of teacher learning. Whilst there is consensus that teacher quality is key when it comes to supporting pupil learning (e.g. Hattie, 2003; Grift, 2010; Muijs et al., 2014), teacher learning is viewed as problematic, especially regarding that of veteran teachers (Inspectie van het Onderwijs, 2013; 2017). Today’s education requires adaptive, innovative and reflective teachers, equipped to quickly respond to new developments (OECD, 2014) – not an easy feat, and far from reality (DarlingHammond & Bransford, 2005; Muijs et al, 2014). In this article I problematise this theme by connecting professional learning to the teaching profession – a profession that is currently under much pressure. I discuss and propose a design rule that can support teacher learning: I promote organising safe havens as a cricital success factor. Perceived pressure can become a source for learning, only if teachers feel invited to question their ideas and practices. For that first psychological safety needs to be experienced.
MULTIFILE
De gemeente Deventer en Saxion hebben in 2018 een strategische samenwerkingsovereenkomst getekend voor de periode van 4 jaar. Daarin zijn gezamenlijke ambities geformuleerd op de thema’s ICT, Duurzaamheid en Gezondheid. Hierbinnen is de City Deal Kennis Maken (CDKM) gestart in Deventer. Landelijk doel hiervan is dat onderzoekers, docenten en studenten betrokken worden in het oplossen van stedelijke opgaven: kennisbenutting én het aanbieden van een rijke leeromgeving. Afgelopen maanden is een impuls gegeven aan de samenwerking tussen Deventer en Saxion, o.a. door de inzet van een trainee als kwartiermaker met de zgn. impulsregeling (SIA). Een netwerk is gevormd en er wordt gewerkt aan vragen uit de stad binnen Saxion, met name binnen Stadslab en Smart Solutions Semester. De CDKM Deventer loopt goed en dynamisch, maar er is behoefte aan het uitbouwen en verduurzamen van de ontplooide activiteiten. Zo werken we samen toe naar het op grootschalige wijze studenten, docenten en onderzoekers te betrekken bij maatschappelijke opgaven van de stad. De huidige CDKM-regeling 2019 (SIA) zal worden ingezet om initiatieven die gestart zijn in de afgelopen periode op te schalen en te verduurzamen, met als doelen: 1: Intensiever, groter en actiever netwerk tussen ondernemers, overheid en onderwijs. 2: Meer gerichte en planmatige systematiek voor ophalen en verduidelijken van kennisvragen bij gemeente, bedrijven, instellingen, en inwoners. 3: Optimale benutting van onderwijs voor de beantwoording van stadsvragen, met name door uitbreiding van onderwijsconcepten waarbinnen gewerkt wordt aan deze vragen (Smart Solutions Semester, Stadslab en Serious game in de wijk). De regeling maakt het verder mogelijk constructief voort te bouwen op onze strategische agenda en hier verder uitvoering aan te geven. Door de regeling CDKM 2019 kunnen we een plus creëren op de samenwerking die er al is, en eraan bijdragen dat het werken aan maatschappelijke opgaven het uitgangspunt wordt van het onderwijs binnen Saxion.
Ons huidige voedselsysteem is steeds meer gericht op winst, waardoor we vervreemd raken van de natuur, gezondheid en elkaar. Hoewel gezond voedsel produceren goedkoper is dan ooit, is het in de winkels duurder dan bewerkt voedsel. Dit maakt een gezond eetpatroon vooral voor kwetsbare huishoudens moeilijker, wat leidt tot grotere gezondheidsverschillen tussen verschillende sociale en culturele lagen. Stichting Plaatsen Nederland wil het voedselsysteem van de toekomst vernieuwen door samen met boeren, burgers en andere betrokkenen te werken aan een regeneratief voedselsysteem. Dit systeem is gebaseerd op drie pijlers: natuurgedreven, sociaal verbonden en economisch gedragen. Plaats De Kleine Aarde in Boxtel (PDKA) ondersteunt dit initiatief door te bouwen aan een kennisnetwerk dat de transitie naar een beter voedselsysteem stimuleert. In 2025 wil PDKA hiervoor een horecavoorziening starten die gezond en duurzaam voedsel toegankelijk maakt voor iedereen. Dit wordt gedaan door ideeën rondom ‘Commons’ (gemeenschappelijk beheer) te gebruiken, waarbij gezamenlijke maaltijden centraal staan. In 2025 wordt hiervoor een verkennend onderzoek uitgevoerd door het lectoraat ‘Economie als gemeengoed’ van het Centre of Expertise Brede Welvaart en Nieuw Ondernemerschap (BWNO). Hierbij gaan onderzoekers, medewerkers van de PDKA en burgers samenwerken om een model te ontwikkelen voor het organiseren van deze maaltijden. Dit model moet gemeenschappelijkheid en solidariteit bevorderen en iedereen, ongeacht sociale of culturele achtergrond, betrekken. Het doel van dit onderzoek is om te ontdekken welke werkwijzen en basisregels succesvol zijn voor het gezamenlijk organiseren van gezonde en duurzame maaltijden. De resultaten moeten bruikbaar zijn voor andere groepen en locaties in Nederland, zodat het model breed toegepast kan worden.
In Nederland zijn er ongeveer 300.000 mensen met een visuele beperking. Voor deze doelgroep is het ontzettend belangrijk dat producten en diensten inclusief zijn ontworpen. Inclusief ontwerpen houdt in dat alle mensen in de samenleving, ongeacht hun beperkingen, kunnen meedoen. De gebruiker staat bij inclusief ontwerpen centraal. Daarvoor zijn allerlei methoden ontwikkeld, die onder de Key Enabeling Methodology (hierna KEM) Participatie en Co-creatie worden beschreven. Tegelijkertijd lijken deze methoden vooral gebruik te maken van het visuele zintuig; en daarmee zijn ze niet heel toegankelijk in te zetten bij het betrekken van mensen met een visuele beperking. Doel van deze aanvraag is om niet direct eindproducten en services inclusief vorm te geven, maar juist de methoden om daartoe te komen. Het onderzoek delen we op in vier werkpakketten: 1) Exploratie ; 2) Studentencasus; 3) Ontwerp van methoden ; 4) Disseminatie. We onderzoeken welke KEM’s er zijn en welke (on)mogelijkheden mensen met een visuele beperking ervaren bij deelname aan onderzoek; laten ontwerpstudenten de KEM’s uitproberen in een concrete casus waarbij ervaringsdeskundigen nauw worden betrokken; evalueren en herontwerpen de methoden tot concrete werkwijzen waarmee ze toegankelijk worden voor het betrekken van visueel beperkten, stellen randvoorwaarden op waaraan gedacht dient te worden bij het betrekken van de doelgroep en presenteren onze eindresultaten in een vorm dat ook mensen met slecht tot geen zicht ze kunnen doornemen. Met onze resultaten dragen we bij aan de doorontwikkeling van de KEM’s tot inclusieve methoden en hopen zo dat inclusief ontwerp gemeengoed wordt.