Is de Nederlandse melkveehouder klaar om met sensordata aan de slag te gaan? Die vraag is meerdere malen gesteld tijdens de themamiddag 'Blij met sensoren in de wei' op de Dairy Campus, georganiseerd door hogeschool Van Hall Larenstein, Wageningen Livestock Research en het project 4DF4. Een eenduidige conclusie is er niet. Wel is duidelijk dat de sensoren in de wei van onmisbare waarde kunnen zijn.
MULTIFILE
De aard van de opgaven in de grote, middelgrote en kleine gemeenten verschillen onderling, toch lijken de visies op de oplossing opvallend eensgezind. Overal klinkt het pleidooi voor meer en betere samenwerking. Of dit nu via platformoverleg is, een ondernemersfonds, of een bedrijveninvesteringszone (BIZ). Het belang van samenwerking is binnen het Nederlandse discours zelfs zodanig gemeengoed dat het welhaast politiek incorrect lijkt om het nut en de noodzaak ervan ter discussie te stellen. De vraag dringt zich niettemin op of elke vorm van samenwerken even effectief is en wat onder goede samenwerking mag worden verstaan.
DOCUMENT
Competentiegericht onderwijs is gemeengoed geworden in het beroepsonderwijs, maar de twijfel over de effectiviteit groeit. In de uitwerking zou het zich teveel richten op ontwikkelen van vaardigheden en de opbouw van een degelijke kennisbasis verwaarlozen. De roep om terugkeer naar het traditionele onderwijs, waarin kennisoverdracht weer centraal staat, wordt sterker en vindt veel bijval. In dit artikel wordt betoogd dat niet het onderwijsconcept onvolkomen is, maar dat opnieuw gekeken moet worden naar de implementatie. Daartoe wordt het concept nogmaals geanalyseerd, waarna de relatie wordt gelegd met de ontwikkeling naar professionaliteit die een gemiddelde student doormaakt. Vanuit het perspectief van drie leertheoretische visies wordt gepleit voor gefaseerde invoering van het concept, die aansluit bij de natuurlijke ontwikkeling tot professional. Als voorbeeld wordt het curriculum van de opleiding tot Bachelor of Education van de Hogeschool INHOLLAND besproken, waarin deze aanpak wordt nagestreefd.
DOCUMENT
De gemeente Deventer en Saxion hebben in 2018 een strategische samenwerkingsovereenkomst getekend voor de periode van 4 jaar. Daarin zijn gezamenlijke ambities geformuleerd op de thema’s ICT, Duurzaamheid en Gezondheid. Hierbinnen is de City Deal Kennis Maken (CDKM) gestart in Deventer. Landelijk doel hiervan is dat onderzoekers, docenten en studenten betrokken worden in het oplossen van stedelijke opgaven: kennisbenutting én het aanbieden van een rijke leeromgeving. Afgelopen maanden is een impuls gegeven aan de samenwerking tussen Deventer en Saxion, o.a. door de inzet van een trainee als kwartiermaker met de zgn. impulsregeling (SIA). Een netwerk is gevormd en er wordt gewerkt aan vragen uit de stad binnen Saxion, met name binnen Stadslab en Smart Solutions Semester. De CDKM Deventer loopt goed en dynamisch, maar er is behoefte aan het uitbouwen en verduurzamen van de ontplooide activiteiten. Zo werken we samen toe naar het op grootschalige wijze studenten, docenten en onderzoekers te betrekken bij maatschappelijke opgaven van de stad. De huidige CDKM-regeling 2019 (SIA) zal worden ingezet om initiatieven die gestart zijn in de afgelopen periode op te schalen en te verduurzamen, met als doelen: 1: Intensiever, groter en actiever netwerk tussen ondernemers, overheid en onderwijs. 2: Meer gerichte en planmatige systematiek voor ophalen en verduidelijken van kennisvragen bij gemeente, bedrijven, instellingen, en inwoners. 3: Optimale benutting van onderwijs voor de beantwoording van stadsvragen, met name door uitbreiding van onderwijsconcepten waarbinnen gewerkt wordt aan deze vragen (Smart Solutions Semester, Stadslab en Serious game in de wijk). De regeling maakt het verder mogelijk constructief voort te bouwen op onze strategische agenda en hier verder uitvoering aan te geven. Door de regeling CDKM 2019 kunnen we een plus creëren op de samenwerking die er al is, en eraan bijdragen dat het werken aan maatschappelijke opgaven het uitgangspunt wordt van het onderwijs binnen Saxion.
Ons huidige voedselsysteem is steeds meer gericht op winst, waardoor we vervreemd raken van de natuur, gezondheid en elkaar. Hoewel gezond voedsel produceren goedkoper is dan ooit, is het in de winkels duurder dan bewerkt voedsel. Dit maakt een gezond eetpatroon vooral voor kwetsbare huishoudens moeilijker, wat leidt tot grotere gezondheidsverschillen tussen verschillende sociale en culturele lagen. Stichting Plaatsen Nederland wil het voedselsysteem van de toekomst vernieuwen door samen met boeren, burgers en andere betrokkenen te werken aan een regeneratief voedselsysteem. Dit systeem is gebaseerd op drie pijlers: natuurgedreven, sociaal verbonden en economisch gedragen. Plaats De Kleine Aarde in Boxtel (PDKA) ondersteunt dit initiatief door te bouwen aan een kennisnetwerk dat de transitie naar een beter voedselsysteem stimuleert. In 2025 wil PDKA hiervoor een horecavoorziening starten die gezond en duurzaam voedsel toegankelijk maakt voor iedereen. Dit wordt gedaan door ideeën rondom ‘Commons’ (gemeenschappelijk beheer) te gebruiken, waarbij gezamenlijke maaltijden centraal staan. In 2025 wordt hiervoor een verkennend onderzoek uitgevoerd door het lectoraat ‘Economie als gemeengoed’ van het Centre of Expertise Brede Welvaart en Nieuw Ondernemerschap (BWNO). Hierbij gaan onderzoekers, medewerkers van de PDKA en burgers samenwerken om een model te ontwikkelen voor het organiseren van deze maaltijden. Dit model moet gemeenschappelijkheid en solidariteit bevorderen en iedereen, ongeacht sociale of culturele achtergrond, betrekken. Het doel van dit onderzoek is om te ontdekken welke werkwijzen en basisregels succesvol zijn voor het gezamenlijk organiseren van gezonde en duurzame maaltijden. De resultaten moeten bruikbaar zijn voor andere groepen en locaties in Nederland, zodat het model breed toegepast kan worden.
In Nederland zijn er ongeveer 300.000 mensen met een visuele beperking. Voor deze doelgroep is het ontzettend belangrijk dat producten en diensten inclusief zijn ontworpen. Inclusief ontwerpen houdt in dat alle mensen in de samenleving, ongeacht hun beperkingen, kunnen meedoen. De gebruiker staat bij inclusief ontwerpen centraal. Daarvoor zijn allerlei methoden ontwikkeld, die onder de Key Enabeling Methodology (hierna KEM) Participatie en Co-creatie worden beschreven. Tegelijkertijd lijken deze methoden vooral gebruik te maken van het visuele zintuig; en daarmee zijn ze niet heel toegankelijk in te zetten bij het betrekken van mensen met een visuele beperking. Doel van deze aanvraag is om niet direct eindproducten en services inclusief vorm te geven, maar juist de methoden om daartoe te komen. Het onderzoek delen we op in vier werkpakketten: 1) Exploratie ; 2) Studentencasus; 3) Ontwerp van methoden ; 4) Disseminatie. We onderzoeken welke KEM’s er zijn en welke (on)mogelijkheden mensen met een visuele beperking ervaren bij deelname aan onderzoek; laten ontwerpstudenten de KEM’s uitproberen in een concrete casus waarbij ervaringsdeskundigen nauw worden betrokken; evalueren en herontwerpen de methoden tot concrete werkwijzen waarmee ze toegankelijk worden voor het betrekken van visueel beperkten, stellen randvoorwaarden op waaraan gedacht dient te worden bij het betrekken van de doelgroep en presenteren onze eindresultaten in een vorm dat ook mensen met slecht tot geen zicht ze kunnen doornemen. Met onze resultaten dragen we bij aan de doorontwikkeling van de KEM’s tot inclusieve methoden en hopen zo dat inclusief ontwerp gemeengoed wordt.