The transformation from the current energy system to a decentralized renewable energy system requires the transformation of communities into energy neutral or even energy producing communities. Increasingly, citizens become 'prosumers' and pool their resources to start a local energy initiative. In this paper we present an in-depth study of networks that recently developed, which challenge the established way of centralized decision-making on energy resources. Many local communities are eager to promote sustainable energy production, to use local financial resources for the local community and to employ democratic governance of energy production and supply. Furthermore, we study how these co-operations are linked to local, regional and national networks for community energy. We use both Actor-Network Theory (ANT) and Social Movement Theory (SMT) to investigate the initiatives, as this allows a dynamic analysis of collective strategies. We discuss the obduracy of the energy system and how this system is challenged by new connections between communities and global networks and by new types of energy providers that are rooted in social networks. Furthermore, we draw attention to the way community energy networks provide a social innovation while realizing a decentralized and decarbonized energy system.
Dit document bevat een onderzoeksvoorstel aan het programma RAAK-PRO. Het doel van het voorstel is binnen het ‘ATELIER P2MP: Power tot Empower’ een aanpak te ontwikkelen waarmee lokale duurzame energie initiatieven samen met een expertgroep van bedrijven tot een volledige behoefte-identificatie, oplossingsontwerp en uitgewerkte business cases kunnen komen. De centrale onderzoeksvraag is: Hoe kunnen MKB-bedrijven lokale duurzame energie-initiatieven versterken, zodat deze initiatieven verder kunnen professionaliseren en hun doelen kunnen verwezenlijken terwijl de transitie naar een participatiesamenleving kan worden versneld?Binnen deze onderzoeksvraag staat het mogelijk maken van lokale initiatieven met betrekking tot duurzaamheid centraal. Het realiseren van deze doelen kan worden ondersteund door de inbreng van kennis van bedrijven en experts.Binnen deze onderzoeksvraag kunnen drie deelvraagstukken worden onderscheiden:1. Hoe kan het proces van behoefte-indicatie en vraagformulering van een lokaal initiatief. verrijkt en versneld worden door de inbreng van MKB-bedrijven?2. Hoe zorg je ervoor dat concepten en ontwerpen die worden uitgedacht passen bij de behoeftes van deze specifieke lokale gemeenschap en wat is daarvoor nodig?3. Hoe kunnen de door de lokale gemeenschap gekozen concepten en ontwerpen worden doorontwikkeld tot een LDEI business case. Aan de hand van de ‘comperative case study’ methode (Yin 2004) worden verschillende eindresultaten beoogd:1. Een compleet geformuleerde behoefte en vraagstelling van het lokaal initiatief.2. Het in kaart in kaart brengen van het speelveld, de draagvlak en betrokkenheid.3. Een overzicht van het potentieel van verschillende bronnen van duurzame energie, inclusief een potentie van energiebesparing
Dit rapport behandelt de uitkomsten van onderzoek naar hoe inwoners in het Nationaal Park Drentsche Aa denken over de energietransitie in hun bijzondere leefomgeving. Op basis van bureauonderzoek, een vragenlijst (apart rapport) en geprekstafels werd dit in kaart gebracht. Dit rapport is de uitwerking van de deelstudie Inwonersvisies, één van de drie deelstudies van het programma Energietransitie & Participatie Drentsche Aa dat de Natuur- en Milieufederatie Drenthe en BOKD uitvoeren voor het Overlegorgaan van het Nationaal Park Drentsche Aa.
Het CoVE SEED project is een samenwerkingsverband tussen vijf Europese regio’s die het beroepsonderwijs op het gebied van duurzame energie willen innoveren en ontwikkelen om tot een fossielvrije wereld te komen. Lees hier alles over de regionale en Europese samenwerking.
De overgang naar een gasvrije gebouwde omgeving is een belangrijke doelstelling van de energietransitie. Daartoe wordt veel onderzoek gedaan naar het potentieel van lage-temperatuur verwarmingssystemen in bestaande woningen, zoals warmtepompen. Het zal echter nog even duren voordat alle bestaande CV-installaties zijn vervangen. Daarom blijven korte termijn besparingen door aanpassingen aan bestaande CV-installaties belangrijk, zoals door verlaging van de aanvoertemperatuur en waterzijdig inregelen. Veel verwarmingsinstallaties zijn namelijk overgedimensioneerd nadat veel woningen zijn nageïsoleerd. Echter kwantitatief inzicht in de daadwerkelijke besparingen die zonder comfortverlies te realiseren zijn ontbreekt nog. Ruwe schattingen variëren van 2 tot 7%. Daartoe zijn theoretische analyses niet voldoende en is empirisch onderzoek is noodzakelijk. Ook blijkt dat weinig woningeigenaren hiervan op de hoogte zijn en dat installateurs nog zelden deze diensten aanbieden of de klant hierop attenderen. Het energieadviesbureau Energiepaleis (MKB), TVVL (Kennisplatform installatietechniek), FedEC (beroepsvereniging energieadviseur) en MilieuCentraal (consumentenvoorlichting) hebben daarom de HvA gevraagd om onderzoek te doen ter onderbouwing van de kennisoverdracht naar de praktijk, de dienstverlening en verdienmodellen van installateurs en energie-adviseurs en ter versterking van de consumentenvoorlichting. Het laatste zal de vraag naar dienstverlening vergroten. De onderzoeksvragen zijn betrekking op: 1) kwantitatieve besparing; 2) comfortaspecten; 3) verdienmodellen voor dienstverlening; en 4) kennislacunes en hoe deze aan te pakken. Klankbordgroepen van installatiebedrijven en energie-adviseurs zullen betrokken worden bij uitvoering en resultaten van het onderzoek. TVVL en FedEC zullen haar kennis- en leerkanalen inzetten. Het KIEM onderzoek zal samenwerken met het lopende empirische onderzoek naar lage-temperatuur verwarmingssystemen. Dit onderzoek valt binnen het thema Energietransitie en Duurzaamheid: het betreft de ontsluiting van een significante energiebesparingsoptie; het versterkt de valorisatie van innovatie door het ondersteunen van nieuwe dienstverlening door de installatie- en adviessector; en tenslotte de beroepspraktijk en de consumentenorganisaties (de klanten) werken samen aan een gemeenschappelijke vraagstelling.
Community, lab, werkplaats, netwerk, systeem, multi-stakeholder leeromgeving, leerwerkplaats, hybride leeromgeving: de termen buitelen over elkaar heen. Het gaat om omgevingen waarbij betrokkenen vanuit verschillende werelden met elkaar samen werken, leren en innoveren over grenzen heen, vaak rondom een maatschappelijke opgave. Bij de HU is gekozen voor de term ‘rijke leeromgevingen’. Vanwege het samen werken, leren en innoveren over grenzen heen, vinden wij ‘grensoverstijgende leeromgevingen’ een passend concept.