© 2025 SURF
Deze studie kijkt naar de factoren die de intentie tot het doen van aangifte of melding na slachtofferschap van cybercrime verhogen en de motieven die daarmee samenhangen. In deze studie wordt gebruikgemaakt van een vragenlijst met daarin vignetten. De factoren die gemeten zijn in de vignetten zijn het type delict, de ernst van het delict, of er een relatie is tussen de dader en het slachtoffer en de mogelijkheden om aangifte te doen. Het blijkt onder meer dat het type en de ernst van het delict bepalende factoren zijn voor zowel meldings- als aangiftebereidheid van slachtofferschap na cybercrime. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
MULTIFILE
In dit onderzoek bekijken we of de keuze voor bepaalde zorgmotieven samenhangt met ervaren stress en vreugde van mantelzorgers en met hun achtergrondkenmerken. Motieven die gericht zijn op gevoelens van verantwoordelijkheid voor de zorgontvanger en waarin de relatie met de zorgontvanger hoog gewaardeerd wordt, worden vaker door mantelzorgers als eerste gekozen dan motieven die zijn afgeleid van plichtgevoelens, individuele verlangens of een algemeen gevoel van geluk. Twee groepen mantelzorgers kunnen van elkaar worden onderscheiden, een groep met gemengde zorgmotieven en een groep met motieven gericht op wederkerige en gelijkwaardige relaties. De laatste groep bestaat vooral uit vrouwen die voor een partner of een kind zorgen. De eerste groep ervaart een sterke mate van stress. Op basis van de resultaten wordt een systeemgerichte aanpak voorgesteld bij het ondersteunen van mantelzorgers, gericht op de relatie tussen de mantelzorger en de zorgontvanger.
DOCUMENT
De huidige studieloopbaanbegeleiding is vaak onpersoonlijk en onvoldoende gericht op de dromen en ambities van studenten, zei eerstejaars bedrijfseconomie Fady Mikhail in mei 2017 in een artikel op de nieuwsportal van De Haagse Hogeschool. Bovendien weten coaches vaak niet goed hoe ze de begeleiding moeten aanpakken. Het rigide stappenplan bepaalt volgens hem de inhoud. “Studenten worden daardoor niet uitgedaagd na te denken over hun toekomst en zijn daardoor niet goed voorbereid.” LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/jaswina-bihari-elahi-72b98828/
DOCUMENT
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Orthopedagogiek Onderzoek en Praktijk, 2015, nr. 2, Garant Uitgevers nv Onderzoek naar leesmotivatie toont aan dat leesplezier en leesvermijding twee afzonderlijke constructen zijn in plaats van twee uiteinden van eenzelfde dimensie. Beide constructen worden van belang geacht bij het leesonderwijs. In deze studie is de stabiliteit van leesplezier en leesvermijding onderzocht. Drie jaar lang zijn drie cohorten leerlingen (groep 4 en 7 basisonderwijs en 2de klas vmbo) met behulp van vragenlijsten bevraagd op hun leesplezier en leesvermijding. Stabiliteit van leesplezier en leesvermijding is op groepsniveau vastgesteld met behulp van een gemengde tussen en binnen subjecten variantieanalyse. Daarnaast is ook gekeken naar de rangordening van leerlingen: dit zegt iets over individuele verandering ten opzichte van de groep. Vergelijking tussen en binnen cohorten over drie jaren geeft aan dat het effect van tijd op leesplezier en leesvermijding voor de cohorten verschilt. De gegevens tonen dat leesplezier stabiel is in de middenbouw van het basisonderwijs maar afneemt in de bovenbouw, een afname die zich voortzet in het vmbo. Leesvermijding daarentegen neemt af in de middenbouw en vervolgens weer toe vanaf de bovenbouw van het basisonderwijs, om te stabiliseren in de bovenbouw van het vmbo. Rangordecorrelaties per meetmoment laten zien dat leerlingen ten opzichte van leeftijdsgenoten redelijk stabiel zijn in leesplezier en in leesvermijding, met uitzondering van leesvermijding in cohort 2 (groep 4). De conclusie is dat vanaf de bovenbouw in het basisonderwijs, vmbo-leerlingen een ontwikkeling doormaken die tendeert naar minder leesplezier en meer leesvermijding: een ontwikkeling die een uitdaging betekent voor docenten om leerlingen gemotiveerd aan het lezen te houden.
MULTIFILE