Er bestaan talloze verschillende benaderingen en uitwerkingen van de onderzoeksstrategie gevalsstudie. Al deze verschillende benaderingen hebben met elkaar gemeen dat we met een gevalsstudie een sociaal verschijnsel bestuderen door ons te concentreren op één geval. Een uitgebreide beschrijving luidt als volgt: een gevalsstudie is een intensief kwalitatief onderzoek van één geval dat in al zijn complexiteit wordt onderzocht. De nadruk ligt op het proceskarakter van het te onderzoeken geval in de natuurlijke setting waarbij de onderzoeker vaak participatief en explorerend te werk gaat. Deze explorerende werkwijze als ook het procesmatige karakter van het geval resulteren in het vervlechten van waarnemen en analyse gedurende een langere waarnemingsperiode en leiden tot een gedetailleerde beschrijving van het verschijnsel. Het geval kan bestaan uit een individu, gebeurtenis, organisatie, cultuur of samenleving. Algemene methodische principes van zowel de gevalsstudie als de meervoudige gevalsstudie zijn: aandacht voor leefwereld/praktijk van de betrokkene(n); concrete handelingspraktijken vanuit leefwereld/intenties/begrippen; triangulatie als kwaliteitscontrole voor de verzamelde data.
DOCUMENT
Studenten in het beroepsonderwijs hebben vaak problemen met recontextualiseren. Door recontextualisatie verbinden studenten verschillende type kennis tot beroepskennis. Beroepskennis wordt opgevat als verborgen, situationele, episodische maar ook expliciete en gecodificeerde kennis. Dit artikel gaat in op de vraag hoe recontextualiseren door studenten in het beroepsonderwijs gestimuleerd kan worden. Twee gevalsstudies in het voorbereidend- en het middelbaar beroepsonderwijs zijn uitgevoerd, waar de eerste gevalsstudie ontwerptekeningen en de tweede gevalsstudie beroepsdilemma’s gebruikt om recontextualisatie van studenten te stimuleren. De eerste gevalsstudie laat zien dat ontwerptekeningen het recontextualiseren van studenten in het technische voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs kan ondersteunen. De ontwerptekeningen zetten studenten aan tot het verbinden van verschillende type kennis, waarbij docenten actief hun eigen beroepskennis expliciteerden. De resultaten van de tweede gevalsstudie laten zien dat het bespreken van beroepsdilemma’s studenten in het middelbaar beroepsonderwijs aanzet tot reflectie. Er werden geen verschillen gevonden in interacties tussen studenten en docenten en tussen studenten onderling. Wel werden er verschillen gevonden voor het beroep (ICT en Pedagogisch Werk). De twee gevalsstudies laten zien dat begeleiding van de docent ertoe doet bij het recontextualiseren van beroepskennis
DOCUMENT
Kwaliteitsverbetering van het onderwijs wordt de afgelopen jaren steeds meer gelinkt aan onderzoekend werken door onderwijsprofessionals. Van individuele docenten en docententeams wordt verwacht dat zij hun onderwijspraktijk continu verbeteren. Dat veronderstelt dat docenten(teams) in het mbo kritische vragen stellen bij hun uitvoeringspraktijk, zij zich bij het ontwerpen van nieuw onderwijs laten voeden door onderzoeksresultaten over de eigen praktijk en nieuwe aanpakken evalueren. Onderzoekend werken vereist een onderzoekende houding en kritisch-reflectief werkgedrag. De vijf mbo-instellingen uit het consortium hebben behoefte aan inzicht in hoe onderzoekend werken van docenten en docententeams op hun instelling betekenis krijgt. Daarnaast willen zij zicht krijgen op interventies die bijdragen aan het versterken van onderzoekend werken van docenten en docententeams en/of aan onderwijsverbetering. Hiertoe zijn vier onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Hoe percipiëren betrokkenen in de onderzochte mbo-instellingen het onderzoekend werken van docenten? 2. Wat zijn kenmerken van in de praktijk lopende interventies met het oog op onderzoekend werken van docenten? 3. Wat is de invloed van de interventies op onderzoekend werken en/of onderwijsverbeteringen? 4. Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren (mechanismen) hierbij? Mbo-instellingen uit het consortium hebben zelf (lopende) interventies aangedragen die volgens hen samenhangen met onderzoekend werken. Deze interventies vormden de basis voor voorliggend onderzoek, dat is opgezet als een meervoudige gevalsstudie. Bij vijf casussen zijn gedurende drie schooljaren gegevens verzameld via kwalitatieve (deskresearch, interviews, focusgroepen, activiteitenflits) en kwantitatieve (vragenlijst) methoden. Samenwerking tussen professionele onderzoekers en docentonderzoekers had als oogmerk de doorwerking van het onderzoek naar de beroepspraktijk te versterken. Projectnummer: 405.17.621 Dit onderzoek is (mede) gefinancierd door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek
DOCUMENT
Het document beschrijft allereerst reeds uitgevoerd onderzoek naar het gebruik van vaktherapieën bij agressieregulatie in de forensische psychiatrie.
DOCUMENT
Dit artikel voor Tijdschrift voor Veiligheid behandelt de invloed van digitale buurtpreventie op criminaliteit. Het vaak veronderstelde positieve effect op het aantal aanhoudingen laat zich niet zien. Tóch is het aannemelijk dat digitale buurtpreventie criminaliteit vermindert. Door middel van sociale controle wordt de gelegenheid voor criminaliteit beperkt en worden criminele handelingen verstoord. Dit blijkt uit recente literatuur en bevindingen uit eigen onderzoek: een ‘realist evaluation’ waarin professionals en deelnemers van digitale buurtpreventiegroepen in Rotterdam is gevraagd naar hun perceptie van de werkzaamheid van dit middel. Relevant voor het werkveld: in het artikel geven we aanknopingspunten waarmee de werkzaamheid kan worden vergroot.
MULTIFILE
De publieke opdracht voor het (middelbaar) beroepsonderwijs in Nederland is om alle deelnemers op te leiden voor een plek op de arbeidsmarkt. Nederland heeft een uniek stelsel ontwikkeld voor het opleiden voor vakmanschap op middelbaar niveau. Door de OECD wordt dit getypeerd als een mixed model (OECD, 2010; zie ook Van Lieshout, 2008; Nieuwenhuis, 2012). Het is mixed omdat de aansturing én de uitvoering gebeuren in samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, gericht op een arbeidsmarktrelevante startkwalificatie en tegelijkertijd op bredere maatschappelijke participatie en vervolgscholing. Het adagium daarbij is “Focus op vakmanschap”, de titel van de meest recente ambitienota van het kabinet voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
DOCUMENT
Research collaboration between practitioners and research professionals aims to develop both practice and knowledge. However, a tension can arise between these objectives: to preserve local relevance, the content, form, and timing of data collection may vary between cases, complicating the comparability of local data in a multiple case study. Our Research Practice Partnership found a solution in the 'wallpaper method,' which enriches the Storyline-method with elements from reflexive monitoring and arts-based research. A distinctive feature of the wallpaper method is cumulative joint reflection and interpretation based on previously collected local data. In this contribution, we illustrate the various phases and steps of the method with experiences from our own research in which it was developed and tested. The method resulted in both practice development and an overarching conceptual model. Effective application of the method requires a wide range of professional and research competencies from the collaboration partners. Adequate time and attention are necessary to prepare a partnership for this. [authors accepted manuscript / post-print]
DOCUMENT
Since the introduction of Family Group Conferences (FGCs) in the Netherlands, there has been a steady growth in conferences being organised each year. Government policy emphasises the importance of empowering families to strengthen their ability to take responsibility for their own well-being. A recently adopted amendment in the Dutch Civil Code reflects this commitment and designates FGC as good practice. However, there is little knowledge on the application of FGCs in mental health care, let alone in a setting even more specific, such as public mental health care (PMHC). Clients in PMHC often have a limited network. The starting point of this study is the assumption that conferences promote involvement, expand and restore relationships and generate support. Over the next two years, we will research the applicability of FGCs in PMHC by evaluating forty case studies. The aim of our study is to provide an answer to the question of whether Family Group Conferencing is an effective tool to generate social support, to prevent coercion and to promote social integration in PMHC. Although making contact and gaining trust is a goal of PMHC, it is an aim to study whether FGCs can elevate or replace the work of professionals.
LINK
Het is van belang dat het onderwijs blijft aansluiten bij de veranderende maatschappij door te innoveren. Onderwijsinnovaties komen onder meer tot stand doordat docenten ideeën generen, promoten en realiseren. Dit innovatief werkgedrag is de laatste jaren steeds meer onderzocht onder docenten. Er is weinig specifiek onderzoek gedaan naar de doelgroep startende docenten en hun innovatieve werkgedrag en welke factoren dit beïnvloeden. Om hier inzicht in te krijgen is een kwalitatieve meervoudige gevalsstudie onder 14 startende docenten van vijf opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat starters veelvuldig zelfstandig hun eigen onderwijspraktijk vernieuwen, vooral na een eerste werkjaar waarin ze nog aan het landen zijn in het onderwijs. Daarnaast genereren starters veel ideeën in hun team en vakgroep. Starters worden weinig benut bij schoolbrede innovaties, ondanks dat ze specifieke kwaliteiten hebben zoals vernieuwend denken en specifieke kennis. Individuele factoren die innovatief werkgedrag van starters beïnvloeden zijn: geloof in hun eigen creativiteit en specifieke kennis, een positieve houding ten aanzien van onderwijsinnovatie, de overtuiging dat basis van het onderwijs op orde moet zijn en het ontbreken van bepaalde kennis en vaardigen. De relatie met collega’s, een open organisatiecultuur en beschikbare middelen zijn beïnvloedende organisatiefactoren. Omdat starters een belangrijke innovatieve impuls kunnen zijn binnen scholen kan gerichte aandacht en begeleiding vanuit (opleidings)scholen van belang zijn om ervoor te zorgen dat het innovatief potentieel van starters wordt benut.
LINK
In de periode 2008-2010 hebben onderzoekers en studenten de vaktherapie onderzocht die wordt gebruikt in de behandeling van jonge delinquenten in zes justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg. Ze ontwikkelden interventies voor beeldende therapie, dansbewegingstherapie, dramatherapie, muziektherapie en psychomotorische therapie.
DOCUMENT