© 2025 SURF
Waartoe vorm jij je leerlingen? Het fundament van burgerschapsonderwijs is een visie op burgerschap. Bij Bèta Burgerschap is deze visie: vormen van autonome burgers die in staat zijn mee te denken en beslissingen te nemen over actuele maatschappelijke vraagstukken. Dit vraagt om onderwijs waarin leerlingen kunnen oefenen met discussiëren en leren over deze vraagstukken. In deze workshop maak je kennis met de didactiek voor Bèta Burgerschap, hoor je over de ervaringen van leerkrachten en leerlingen en doe je ideeën op om zelf met Bèta Burgerschap aan de slag te gaan.
MULTIFILE
IJmond werkt! geeft groepsgewijze trainingen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In dit onderzoek komt naar voren op welke manier er wordt gewerkt aan empowerment bij de deelnemers. Het versterken van empowerment draagt bij aan een succesvollere re-integratie en aan de duurzaamheid daarvan. Uit het onderzoek blijkt dat er in de trainingen geen expliciete aandacht is voor het begrip empowerment. Toch zit het werken hieraan in alle bijeenkomsten en gesprekken verweven. Het is manier van benaderen en contact leggen en het zit in kleine dingen. Empowerment is overal bij IJmond werkt!
DOCUMENT
In het TechYourfuture project ‘Samen werken aan Bèta Burgerschap’, dat plaats vond in de periode maart 2015 - maart 2020, gaven de onderzoekers samen met scholen en bedrijven concreet invulling aan burgerschapsonderwijs. De maatschappij en maatschappelijke vraagstukken worden steeds complexer. Politieke, technologische, economische, sociaal-culturele of ecologische aspecten van een vraagstuk zijn met elkaar verweven. Daarnaast spelen ook globale en lokale dimensies een rol. Er zijn alleen hierdoor al meerdere antwoorden mogelijk op een vraagstuk. Gedurende het project hebben basisschoolleerlingen (wereldwijde) maatschappelijk-technologische vraagstukken geanalyseerd, bediscussieerd en daar oplossingen voor bedacht. Leraren hebben in het project geleerd bèta burgerschap activiteiten te ontwikkelen, uit te voeren en te evalueren. In de kern gaat het er in Bèta Burgerschap om dat leerlingen door groepsgewijs vraagstukken op te lossen burgerschapscompetenties ontwikkelen. Het gaat hier om drie hoofdcompetenties: (1.) Collectieve argumentatievaardigheden,(2.) Attituden ten opzichte van maatschappelijk technologische vraagstukken en,(3.) Bèta- en techniekkennis. In het onderzoek ‘Samen werken aan Bèta Burgerschap’ is gekeken naar de ontwikkeling van deze drie hoofdcompetenties bij leerlingen die deelnamen aan Bèta Burgerschap activiteiten, alsook naar de effecten van de training en video-coaching die de leerkrachten in het project gevolgd hebben. De resultaten hiervan zijn in het onderzoeksrapport te lezen. Het onderzoek laat zien dat Bèta Burgerschap een aanpak is die leerlingen mogelijkheden biedt om te oefenen met groepsgewijs probleem oplossen als burgerschapscompetentie. Door op school met maatschappelijk-technologische vraagstukken aan de slag te gaan, doen leerlingen meer kennis op over deze vraagstukken en worden zij zich meer bewust van wat er in de wereld speelt en van hoe zij zich verhouden tot deze vraagstukken. Om met Bèta Burgerschap aan de slag te gaan en het netwerk denken en de discussie doeltreffend te begeleiden, blijkt het professionaliseringstraject van toegevoegde waarde te zijn.
MULTIFILE
Dit artikel is overgenomen van www.weekvanburgerschap.nl Dit artikel gaat over het rekening houden met de buitenschoolse kennisbronnen van kinderen in Bèta Burgerschap. Hierbij kunnen de pijlers van de Science Capital Teaching Apporach ingezet worden.Wat is goed burgerschap? Hier zijn de meningen over verdeeld. Op basis van ieders eigen mens- en maatschappijbeeld ontstaan verschillende ideeën over goed burgerschap en burgerschapsvorming. In Bèta Burgerschap vinden we het belangrijk om de autonomie van burgers te bevorderen. We gaan uit van het idee dat groepsgewijs probleem oplossen de kerncompetentie is voor goed burgerschap in een democratische samenleving. Dit betekent dat het belangrijk is dat burgers leren samenwerken, verschillende perspectieven innemen, kritisch denken, morele afwegingen maken, en samen beslissingen nemen. Op basis van deze uitgangspunten hebben we afgelopen jaren samen met leraren uit het primair en voortgezet onderwijs en met (technische) bedrijven leeractiviteiten ontwikkeld en geëvalueerd. De leeractiviteiten zijn burgerschapsvormend en tegelijkertijd ook passend voor Wetenschap, Bèta en Technologie-onderwij
MULTIFILE
Aanleiding voor deze position paper was het grote aantal vragen over de relatie tussen wereldburgerschap en internationalisering die we kregen van mbo- en hbo-docenten. Om te verduidelijken hoe wereldburgerschap en internationalisering leven onder mbo- en hbodocenten, hebben we een survey afgenomen in samenwerking met Nuffic en UNESCO Nederland. De resultaten bevestigen onze vermoedens: wereldburgerschap wordt vooral begrepen in termen van diversiteit of interculturele vaardigheden en internationalisering in termen van mobiliteit en, eveneens, interculturele vaardigheden. Respondenten zien een sterke relatie tussen wereldburgerschap en internationalisering, maar hebben uiteenlopende opvattingen over deze relatie. Terwijl sommigen wereldburgerschap als een onderdeel van internationalisering zien, denken anderen het tegendeel. Veel respondenten verbinden zowel internationalisering als wereldburgerschap met diversiteit, inclusie en interculturele vaardigheden. Voor wereldburgerschap is deze vernauwing problematisch omdat het daardoor apolitiek en ajuridisch wordt. Hiermee bedoelen we dat de politieke en rechtelijke dimensie van wereldburgerschap verdwijnt, terwijl die zo cruciaal is om als wereldburger te kunnen participeren. Voor internationalisering is het problematisch dat de aandacht zich nog steeds primair richt op mobiliteit voor een kleine minderheid van studenten in plaats van allereerst op internationalisering van het curriculum voor alle studenten. De kern van wereldburgerschap hebben we gedefinieerd als kritische participatie in een globaliserende wereld. Het laten oefenen van zulk wereldburgerschap betekent studenten toerusten met verschillende soorten kennis (real world knowledge) en het vermogen om kritisch na te denken, morele afwegingen te maken en te participeren in publieke discussies over globale en lokale maatschappelijke vraagstukken. Wereldburgerschap in het beroepsonderwijs betekent participatie oefenen, niet alleen als wereldburger, maar ook als beroepsbeoefenaar. Internationalisering Is gericht op pluriforme perspectieven uit andere landen, culturen en contexten. Een geïnternationaliseerd -en ‘geïnterculturaliseerd’ curriculum is relevant voor alle studenten omdat ze met deze dimensies te maken krijgen in hun beroepspraktijk en in de samenleving waarvan ze deel uitmaken. We hebben vervolgens omschreven en met voorbeelden geïllustreerd hoe, volgens ons, wereldburgerschap en internationalisering op een betekenisvolle manier zijn verweven. Zo doen we recht aan beide concepten en brengen tegelijkertijd de kwaliteit van het onderwijs een stap verder. In onze visie is de kern van deze verwevenheid dat we studenten uit verschillende disciplines/beroepen, culturen en landen groepsgewijs aan wicked (deel)problemen laten werken. Op deze wijze werken aan wereldburgerschap en internationalisering vraagt erom zorgvuldig de leeractiviteiten voor te bereiden: van de opdracht tot aan de doorvoering. Het vraagt er ook om dat docenten en studenten buiten de grens van de eigen discipline samenwerken (samenwerkend leren), ervaren wat het betekent om een kritische en democratische discussie te voeren en besluiten te nemen over mogelijke (deel)oplossingen, rekening houdend met diversiteit en inclusie en het lokale met het mondiale verbindend. Om de perspectiefwisseling nog te versterken raden we aan om COIL te gebruiken. Met deze position paper hopen we inzichten te hebben verschaft aan docenten die aan de slag willen met wereldburgerschap en internationalisering.
MULTIFILE
De Groep Wilders heeft bij de laatste Eurpese verkiezingen een grote zetelwinst behaald. Ze zijn nu bijna even groot als het CDA. Feitelijk is de groepering Wilders geen democratische partij waar mensen lid van kunnen worden en hun leider kiezen en partijprogramma mee kunnen vaststelen. Dat allemaal niet. Feitelijk is Wilders een alleenheerser en onze huidige kieswet legt dergelijke groepen geen strobreed in de weg. Ze mogen vrijelijk meedoen met verkiezingen. Het kiesstelsel moet veranderen om onze democratie te beschermen.
DOCUMENT
Van het enkelvoudig coachen van groepen moeten we eigenlijk af. Want wie bijvoorbeeld alleen maar kijkt naar de communicatieprocessen in een groep, zonder oog voor de context waarin groepsactiviteiten plaatsvinden, mist wezenlijke informatie. In plaats van de enkelvoudige aanpak kiezen we voor de Integrale Procesbegeleiding van Groepen, het IPG-model. Met dit groepsdynamisch model kunt u complexe groepsdynamieken, -fenomenen en –processen in hun onderlinge samenhang doorgronden en begeleiden.
DOCUMENT
De aansluiting tussen kinderopvang in de voorschoolse periode en de start van de basisschool is verschillend vorm gegeven in diverse landen. Nederland kent een ‘split system’, maar op enkele plekken is er sprake van structurele toenadering tussen de voorschoolse en schoolse sector. De peuter-kleuter-groep, die maar op enkele plaatsen in Nederland bestaat, beoogt de inhoudelijke samenwerking tussen opvang en onderwijs te versterken en de overgang voor kinderen soepel te laten verlopen. In een observatiestudie onder 9 random geselecteerde locaties (N= 13 leerkrachten en 14 pedagogisch medewerkers, 85 geobserveerde kinderen) is de proceskwaliteit van deze groep geëvalueerd (CLASS Toddler & CLASS Pre-K: Productiviteit, Educatieve werkvormen en Conceptontwikkeling) en de betrokkenheid(inCLASS) en het welbevinden van de kinderen (NCKO-instrument), aangevuld met een interview en vragenlijst voor de betrokken professionals uit kinderopvang en basisonderwijs. De resultaten laten zien dat de proceskwaliteit goed is voor emotionele kwaliteit en middelmatig voor kwaliteit van de instructie, aansluitend op uitkomsten uit peilingen van reguliere peutergroepen en kleutergroepen. Het welbevinden van zowel de peuters als kleuters is goed evenals de betrokkenheid. Voor de interacties met leeftijdsgenoten en het gedrag in de groep blijken er geen significante verschillen tussen peuters en kleuters. Wel hebben de kleuters op de peuter-kleuter-groep meer interacties met de medewerker, een betere speelwerkhouding en een iets hoger welbevinden dan peuters.De betrokken pedagogisch medewerkers, leerkrachten en directeuren geven aan met de peuter-kleuter-groep de overgang van kinderopvang naar het basisonderwijs soepeler te willen laten verlopen en de interprofessionele samenwerking te willen stimuleren in een integrale aanpak. Pedagogisch medewerkers en leerkrachten werken nauw samen aaninnovaties op de groep, waarbij de leerkrachten vaker de leiding nemen in de planning, het curriculum en groepsinstructie. Een belangrijk knelpunt is de onzekere positie van de groep in de relatie tussen school, inspectie en de wethouder als formele handhaver van wet- en regelgeving.Een conclusie uit dit eerste, kleinschalige onderzoek is dat pedagogische kwaliteit van de peuter-kleuter-groep vergelijkbaar is met de uitkomsten uit peilingen van (afzonderlijke) peutergroepen en het kleuteronderwijs. De verschillen tussen de kleuters ten opzichte van peuters en de taakverdeling tussen pedagogisch medewerkers en leerkrachten verdienen wel nadere aandacht in vervolgonderzoek. Op basis van deze eerste empirische evaluatie van de peuter-kleuter-groep bespreken we ten slotte mogelijke verbeterpunten voor de structurele kwaliteit, de proceskwaliteit, en welbevinden en betrokkenheid van de kinderen, in relatie tot de innovatieve samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs met nieuwe rollen voor pedagogisch-didactische professionals
DOCUMENT