© 2025 SURF
De provincie Groningen heeft HanzePro gevraagd om een verkenning te doen naar de stand van zaken binnen de restauratiebranche in Groningen, met aandacht voor onderwijs, arbeidsmarkt en innovaties. Het doel van de verkenning is om te komen tot een realistisch en gezamenlijk beeld van de huidige situatie en wat vervolgens nodig is om de restauratiebranche in de provincie Groningen toekomstbestendig te maken. In het voorliggende rapport is de verkenning en haar uitkomsten beschreven.
DOCUMENT
Onderzoek naar de effectiviteit van verenigingsondersteuning in de provincie Groningen in opdracht van Sportplein Groningen en de provincie. Op basis van focus groepen en interviews is er gekeken in welke mate verenigingsondersteuners de ruimte krijgen en nemen om zichzelf te ontwikkelen, kennis uit te wisselen en inzicht hebben in de effecten van hun interventies bij sportverenigingen.
DOCUMENT
In de periode september 2019 tot april 2020 heeft HanzePro SOFE in opdracht van de provincie Groningen een verkenning uitgevoerd naar de restauratiebranche in de provincie Groningen. De thema’s onderwijs, arbeidsmarkt en innovaties stonden daarbij centraal. Het doel van de verkenning was om te komen tot een gedragen beeld van de huidige situatie en wat vervolgens nodig is om de restauratiebranche in de provincie Groningen toekomstbestendig te maken. Op 13 juli 2020 is het rapport van de verkenning door HanzePro opgeleverd.Het doel van dit verdiepend onderzoek is om in beeld te brengen wat voor de onderdelen Erfgoedlab en Kennisdatabase nodig is om deze initiatieven succesvol te realiseren.
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek was: Inzicht geven in het effect van de inzet in de pilots op kwantiteit en kwaliteit van het “dagarrangement sport en bewegen” binnen de betrokken scholen, en in de tevredenheid en ervaring van betrokken scholen en leerlingen hierbij. Op basis hiervan zijn drie onderzoeksvragen gesteld, die achtereenvolgens zullen worden beantwoord. 1. Wat is de invloed van de pilotprojecten op de kwantiteit (het aanbod) en de kwaliteit van het bewegingsonderwijs op de betrokken scholen? Het aantal gymlessen per week dat gegeven wordt door de vakdocent is op alle scholen uit de pilot toegenomen (met uitzondering van ’t Kompas, waar al twee lessen per week verzorgd werden door de vakdocent). Op drie van de acht gevolgde scholen worden nu twee gymlessen per week verzorgd door de vakdocent. Op de overige scholen is dat één dag per week, krijgen slechts één of enkele klassen twee lessen per week gym van de vakdocent. Volgens zowel leerlingen als betrokkenen uit de scholen is de kwaliteit van het bewegingsonderwijs verbeterd sinds de pilot: de leerlingen beoordelen de kwaliteit van de gymlessen gegeven door de vakdocent hoger (leukere en betere lessen), er worden meer verschillende activiteiten aangeboden in de gymlessen en de gymles wordt als leerzamer ervaren. Bovendien zijn er in de gymles die gegeven wordt door de vakdocent minder leerlijnen die niet aan bod komen dan in de gymles gegeven door de groepsleerkracht. 2. Wat is het effect van de pilotprojecten op het aanbod (de kwantiteit) en de kwaliteit van het tussenschools en naschools sportaanbod? Met betrekking tot het tussenschools sportaanbod: de pauze met sportieve activiteiten is op het merendeel van de scholen gerealiseerd. Op de Wilster en de Huifkar vestiging Woltersum is dat (nog) niet het geval, op de Fontein wordt hiermee gestart na de meivakantie. 82% van de bevraagde kinderen heeft één of meerdere keren deelgenomen aan het de pauze met sportieve activiteiten. 40% zegt in zo’n pauze meer te bewegen en 40% zegt dat dit soms het geval is. De meting met de stappentellers laat niet zien dat er in een dergelijke pauze meer wordt bewogen, maar om dit duidelijker in kaart te brengen zou meer onderzoek moeten worden gedaan. Betrokkenen vanuit de scholen geven vooral aan dat de pauze met sportieve activiteiten leidt tot een leukere pauze, die leidt tot rustiger kinderen en minder ruzies op het schoolplein. Vooraf was wellicht niet altijd goed duidelijk wat er verstaan wordt onder een kwalitatief beter tussenschools sportaanbod. Eén van de vakdocenten merkt bijvoorbeeld op dat het doel van een sportieve pauze ook zou moeten zijn dat kinderen zelf beter leren om activiteiten op te zetten, uit te voeren en aan te passen, zodat dit ook buitenschools tot een actievere leefstijl leidt. Of dat ook het geval is, is nu niet duidelijk. In het naschools aanbod is tot op heden weinig veranderd als gevolg van de pilot. Wel geeft ruim 80% van de bevraagde kinderen aan dat de vakdocent hen soms of regelmatig wijst op naschools sportaanbod. 3. Welke succes- en faalfactoren spelen een rol bij het aanbieden van een dagarrangement sport- en bewegen op scholen in het primair onderwijs? Hoewel het aanbieden van een dagarrangement sport en bewegen op de scholen op verreweg de meeste scholen nog een brug te ver is, zijn de doelstellingen op het gebied van de kwaliteit van het bewegingsonderwijs en het tussenschools aanbod redelijk behaald. Op plekken waar het aanbieden van een dagarrangement sport en bewegen wel lijkt te lukken, is dat vaak als gevolg van een structuur die er al ligt: in Groningen bijvoorbeeld vanuit BSlim en op een andere school verzorgt de vakdocent ook het naschools aanbod. Een belangrijke factor die een rol heeft gespeeld in de pilot is de snelle termijn waarmee één en ander is opgezet. Hoewel overal verkennende gesprekken zijn gevoerd en men unaniem enthousiast aan de slag is gegaan, waren de doelstellingen vooraf niet bij alle betrokkenen helemaal duidelijk, of hebben die bij aanvang minder prioriteit gehad. De doelstelling ‘verhoging kwaliteit bewegingsonderwijs door inzet van de vakdocent’ is door alle betrokkenen erkend en overal ook wel gerealiseerd. Voor de andere doelstellingen geldt dat er mogelijk te weinig tijd is geweest om bij alle betrokkenen draagvlak te creëren (bijvoorbeeld voor het ondersteunen van groepsleerkrachten bij hun professionalisering in het bewegingsonderwijs). De context op de verschillende scholen (bv. samenwerking met naschools sportaanbod, aanwezigheid groepsleerkrachten tijdens de gymlessen, de opzet van de tussen de middag opvang) is gedurende de looptijd van de pilot langzamerhand duidelijk geworden. Hierop wordt door de betrokkenen zo goed mogelijk maatwerk gecreëerd.
DOCUMENT
Als het nodig is, kunnen en moeten provincies regie rond ruimte voor werken en economie naar zich toetrekken. Dat was de conclusie in het verkiezingswebinar ‘Ruimte voor werken: de provincie aan zet’.
LINK
ABSTRACT: Local homebuyers in the Groningen earthquake regionIr. Hieke T. van der KloetHanze University of Applied Sciences GroningenResearch Centre for Built Environment NoorderRuimteh.t.van.der.kloet@pl.hanze.nl0031-50-595-2015The earthquakes after the natural gas extraction in the Groningen region of the Netherlands have a significant impact on the housing market and sustainability of the communities in this region. Since the strongest earthquake around the community of Huizinge in August 2012, with an magnitude of 3.6 on the Richter scale, it became clear there is a relation between natural gas extraction and earthquakes due to soil subsidence. As a consequence houses in the region get damaged and after research it gets obvious housing prices decline and the region will become unattractive to potential buyers of houses, damaged or not. Therefore the Dutch Petroleum Company (NAM) since April 29th 2014 offers a compensation for the loss of the housing price before and after the earthquake of Huizinge to property owners who want to sell their home. They only get the compensation after a sales deal and only if they agree with the proposed compensation. Since the compensation for the decrease in house prices has been introduced, the number of participants of the regulation is lacking behind the actual sales of houses. Our study aims to contribute to the research on the consequences of earthquakes by natural gas mining on the real estate market in the northern part of the Netherlands, especially the Groningen region. First of all we want to declare why relatively a large part of the property owners (about 60% until 2015) don’t request for the compensation regulation. Our second question concerns the buyers of the (damaged) houses in the earthquake area. Why would they buy a home in a region full of risks? Who are these buyers? We use a mixed-method approach for data collection which leads to an analysis of a unique dataset on notarial deeds of house sales in nine municipalities in the Groningen earthquake region according to The Land Registry of the Netherlands during the period 2013 until the end of 2015 as well as discovering common patterns of interview results with residents and experts. First results show that the majority of the homebuyers originate from the local earthquake area in the Province of Groningen. Reasons why property sellers after the house sale don’t opt for the compensation regulation concerns the complexity of the regulation, the used valuation model and the expected long control time afterwards.From the first results we conclude that the Groningen earthquake region still has its attractiveness for local residents and buyers. Otherwise the regulation for compensation doesn’t reach enough property sellers in the nine municipalities of the Groningen earthquake region. Advise to the Dutch government should be to generously compensate the residents of the Groningen earthquake regions for the loss of value of their dwellings, damaged or not. This will help to improve the regional development and attractiveness of areas that are effected by earthquakes.
DOCUMENT
This research was commissioned by the province of Groningen. The province of Groningen asked the question how the quality her bus stop data could be improved.The province of Groningen is ultimately responsible for public transport. The public transport bureau is set up in 2005 to arrange bus transportation. The management of the bus stops, however, is in the hands of the regional and local authorities. The province manages the bus stops along the provincial highways The municipalities are responsible for the other bus stops in the province. The staff who manage the bus stops are called road authorities. Also on this domain the County has to do with laws and policies. The province of Groningen states in its strategic Information plan that it will focus on the quality of its information in the coming years. The different activities within the bus stop management provide different, complex information flows. The complexity has to do with the province that distributes the tasks through several departments and works together with several external partners in the chain.Research, commissioned by the province of Groningen. The province of Groningen asked the question how the quality her bus stop data could be improved.
MULTIFILE
Met dit rapport wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten van het onderzoek naar Lokale Energie Initiatieven (LEI) en ondersteunende organisaties in de provincie Groningen.
DOCUMENT
Post-earthquake structural damage shows that out-of-plane wall collapse is one of the most prevalent failure mechanisms in unreinforced masonry (URM) buildings. This issue is particularly critical in Groningen, a province located in the northern part of the Netherlands, where low-intensity ground shaking has occurred since 1991 due to gas extraction. The majority of buildings in this area are constructed using URM and were not designed to withstand earthquakes, as the area had never been affected by tectonic seismic activity before. Hence, the assessment of URM buildings in the Groningen province has become of high relevance.Out-of-plane failure mechanisms in brick masonry structures often stem from poor wall-to-wall, wall-to-floor or wall-to-roof connections that provide insufficient restraint and boundary conditions. Therefore, studying the mechanical behaviour of such connections is of prime importance for understanding and preventing damages and collapses in URM structures. Specifically, buildings with double-leaf cavity walls constitute a large portion of the building stock in the Groningen area. The connections of the leaves in cavity walls, which consist of metallic ties, are expected to play an important role. Regarding the wall-to-floor connections, the traditional way for URM structures in Dutch construction practice is either a simple masonry pocket connection or a hook anchor as-built connection, which are expected to be vulnerable to out-of-plane excitation. However, until now, little research has been carried out to characterise the seismic behaviour of connections between structural elements in traditional Dutch construction practice.This thesis investigates the seismic behaviour of two types of connections: wall-to-wall connections between cavity wall leaves and wall-to-floor connections between the masonry cavity wall and timber diaphragm, commonly found in traditional houses in the Groningen area. The research is divided into three phases: (1) inventory of existing buildings and connections in the Groningen area, (2) performance of experimental tests, and (3) proposal and validation of numerical and mechanical models. The thesis explores the three phases as follows:(i) An inventory of connections within URM buildings in the Groningen area is established. The inventory includes URM buildings of Groningen based on construction material, lateral load-resisting system, floor system, number of storeys, and connection details. Specific focus is given to the wall-to-wall and wall-to-floor connections in each URM building. The thickness of cavity wall leaves, the air gap between the leaves and the size and spacing of timber joists are key aspects of the inventory.(ii) Experimental tests are performed on the most common connection typologies identified in the inventory. This phase consists of two distinct experimental campaigns:o The first experimental campaign took place at the laboratory of the Delft University of Technology to provide a comprehensive characterisation of the axial behaviour of traditional metal tie connections in cavity walls. The campaign included a wide range of variations, such as two embedment lengths, four pre-compression levels, two different tie geometries, and five different testing protocols, including both monotonic and cyclic loading. The experimental results showed that the capacity of the wall tie connection is strongly influenced by the embedment length and the tie geometry, whereas the applied pre-compression and the loading rate do not have a significant influence.o The second experimental campaign has been carried out at the laboratory of the Hanze University of Applied Sciences to characterise the seismic behaviour of timber joist-masonry cavity wall connections, reproducing both as-built and strengthened conditions. Twenty-two unreinforced masonry wallets were tested, with different configurations, including two tie distributions, two pre-compression levels, two different as-built connections, and two different strengthening solutions. The experimental results highlighted the importance of cohesion and friction between joist and masonry since the type of failure mechanism (sliding of the joist or rocking failure of the masonry wallet) depends on the value of these two parameters. Additionally, the interaction between the joist and the wallet and the uplift of the latter activated due to rocking led to an arching effect that increased friction at the interface between the joist and the masonry. Consequently, the arching effect enhanced the force capacity of the connection.(iii) Mechanical and numerical models are proposed and validated against the performed experiments or other benchmarks. Mechanical and numerical models for the cavity wall tie and mechanical models for the timber joist-masonry connections were developed and verified by the experimental results to predict the failure mode and the strength capacity of the examined connections in URM buildings.o The mechanical model for the cavity wall tie connections considers six possible failures, namely tie failure, cone break-out failure, pull-out failure, buckling failure, piercing failure and punching failure. The mechanical model is able to capture the mean peak force and the failure mode obtained from the tests. After being calibrated against the available experiments, the proposed mechanical model is used to predict the performance of untested configurations by means of parametric analyses, including higher strength of mortar for calcium silicate brick masonry, different cavity depth, different tie embedment depth, and the use of solid bricks in place of perforated clay bricks.o The results of the experimental campaign on cavity wall ties were also utilised to calibrate a hysteretic numerical model representing the cyclic axial response of cavity wall tie connections. The proposed model uses zero-length elements implemented in OpenSees with the Pinching4 constitutive model to account for the compression-tension cyclic behaviour of the ties. The numerical model is able to capture important aspects of the tie response, such as strength degradation, unloading stiffness degradation, and pinching behaviour. The mechanical and numerical modelling approach can be easily adopted by practitioner engineers seeking to model the wall ties more accurately when assessing URM structures against earthquakes.o The mechanical model of timber-masonry connections examines two different failure modes: joist-sliding failure mode, including joist-to-wall interaction and rocking failure mode due to joist movement. Both mechanical models have been validated against the outcomes of the experimental campaigns conducted on the corresponding connections. The mechanical model is able to estimate each contribution of the studied mechanism. Structural engineers can use the mechanical model to predict the capacity of the connection for the studied failure modes.This research study can contribute to a better understanding of typical Groningen houses in terms of identifying the most common connections used at wall-to-wall and wall-to-floor connections in cavity walls, characterising the identified connections and proposing mechanical models for the studied connections.
DOCUMENT
