Van hbo-docenten wordt verwacht dat zij bij het ontwerpen van onderwijs putten uit een (online) overvloed aan potentieel studiemateriaal, ook wel educational resources genoemd. Om de onderwijskwaliteit te bevorderen, is het belangrijk dat deze resources op passende wijze worden geselecteerd, gestructureerd en gepresenteerd. Een begrip dat in dit kader in toenemende mate wordt gebruikt, is ‘curation’. Over de manier waarop hbo-docenten de rol van curator invullen, is echter weinig bekend.Dit onderzoek richt zich op de vraag hoe en op grond van welke overwegingen hbo-docenten onderwijsmaterialen selecteren, structureren en presenteren. Met de voorgestelde poster worden de eerste resultaten van pilot-interviews met hbo-docenten gepresenteerd. Op basis van deze resultaten kunnen docenten beter worden ondersteund bij deze component van onderwijsontwerp.
Hogescholen staan voor een grote uitdaging. Volgens de Referentieraming 2010 van het ministerie van OCW zal het aantal HBO studenten de komende jaren fors groeien. Dit gaat gepaard met een toename in vraag naar arbeid (docenten). Daarnaast moet een vervanging van arbeid gerealiseerd worden als gevolg van de uitstroom van oudere werknemers uit het HBO (Zestor, 2009). Bovendien maken hogescholen een transitie door van onderwijsorganisatie naar een kennisorganisatie. Dit alles heeft grote gevolgen voor het HRM-beleid van de komende jaren. Een van de grootste uitdagingen is het opbouwen van een personeelsbestand met voldoende gekwalificeerde medewerkers. In dit kader heeft het lectoraat Organisatieconfiguraties en Arbeidsrelaties van de HU in samenwerking met Bureau Talent (het loopbaan - en professionaliseringsbureau van de Hogeschool Utrecht) een inventariserend kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder docenten in de leeftijd van 45 jaar en ouder.
Dit onderzoek gaat over het verbeteren van de multidisciplinaire samenwerkingsvaardigheden van hbo-docenten. Binnen Hogeschool Rotterdam Business School worden er meerdere initiatieven ondernomen om uit te zoeken welke methode deze belangrijke vaardigheid kan helpen ontwikkelen en ook past binnen de hbo-onderwijspraktijk. De “geïntegreerde casemethode” is geïdentificeerd door docenten als de meest effectieve methode. Deze methode gaat een stap verder dan de huidige algemeen gebruikte Harvard business methode. Dit gaat langs drie lijnen van integratie: 1) het integreren van onderzoek, schrijven en doceren van een case: in plaats van het gebruik van bestaande en vaak dure Harvard cases, worden hbo-docenten getraind om zelf een organisatieprobleem te onderzoeken, een case te schrijven en te doceren; 2) het integreren van regionale cases in business curricula: in plaats van buitenlandse (vaak Amerikaanse business stijl) cases te gebruiken, worden hbo-docenten geholpen om real-life cases te schrijven van organisaties en bedrijven in de regionale omgeving van de hogeschool; 3) het integreren van beroepspraktijk in onderwijspraktijk: aanvullend op behandeling van casestudies in theorie, worden bedrijven betrokken in de onderwijspraktijk. Studenten houden interviews met CEO’s/managers, voeren veldonderzoek uit in het bedrijf. Het bedrijf geeft feedback en beoordeelt eindresultaten. Deze methode is uitgeprobeerd door acht docenten van vier verschillende opleidingen tussen 2016-2018. Deze multidisciplinaire samenwerking leidde tot een succesvolle Engelstalige minor “Business Pressure Cooker” en “de Rotterdam International Case Competition”. Om dit succes te vergroten en een breder draagvlak te krijgen voor de geïntegreerde casemethode, is een methodiek nodig. Hierin kunnen meerdere docenten van verschillende opleidingen worden getraind. Het gewenste resultaat is dat a) docenten handvatten krijgen om de casemethode professioneler toe te passen in hun onderwijspraktijk; b) een kennisnetwerk ontwikkelen waardoor docenten van diverse opleidingen hun kennis/ervaring kunnen uitwisselen, kracht bundelen om case-based onderwijsonderdeel gezamenlijk uit te ontwikkelen.
Het project 'Je ogen uitkijken' is gestart vanuit een vraag van de Vereniging Hogescholen. Het project is gericht op het ondersteunen van hogescholen bij de duurzame verankering van aandacht voor toetsbekwaamheid in het hbo. Het gaat dan bijvoorbeeld om BKE/SKE-professionalisering voor hbo-docenten en het Protocol Afstuderen, gericht op de kwaliteit van afstudeerprogramma's.Doel Het startpunt van het project Je Ogen Uitkijken was de rapportage 'Zienderogen vooruit' (2017), waarin aanbevelingen staan over de duurzame implementatie van BKE/SKE en Protocol Afstuderen. Dit project werd uitgevoerd binnen het Netwerk Toetsbekwaamheid, waarin kennis en ervaringen worden gedeeld en gezamenlijk kennis wordt ontwikkeld over toetsen en beoordelen in het hoger (beroeps)onderwijs. Oprichters van het Netwerk Toetsbekwaamheid (voorheen Netwerk BKE/SKE) zijn Liesbeth Baartman (HU) en Tamara van Schilt-Mol (HAN). Resultaten Website www.toetsbekwaamheid.nl waarop informatie te vinden is over het landelijke netwerk toetsbekwaamheid. Herijkte landelijke kwaliteiten voor de BKE/SKE, ontwikkeld in samenwerking met alle hogescholen. Deze kwaliteiten worden door alle hogescholen gebruikt voor de vormgeving van professionalisering voor hbo-docenten en vervangen de eerdere BKE/SKE leeruitkomsten. Op www.toetsbekwaamheid.nl staat de rapportage, filmpjes en een artikel over voortdurende toetsbekwaamheid. Voor het Protocol Afstuderen zijn op www.toetsbekwaamheid.nl handvatten, filmpjes en werkvormen te vinden. In het professionaliseringsalfabet staan tal van werkvormen, voorbeelden en materialen. Het Netwerk Toetsbekwaamheid organiseert bijeenkomsten voor netwerkvertegenwoordigers en de Week van de Toetsbekwaamheid. Looptijd 01 januari 2019 - 01 juli 2022 Aanpak In het project werden alle hogescholen vertegenwoordigd in de ‘kerngroep’. Hier werd samengewerkt aan werkwijzen, hulpmiddelen en de opzet van het flankerende onderzoek. Het project Je Ogen Uitkijken werd uitgevoerd in opdracht van de Vereniging Hogescholen en gefinancierd door de Vereniging Hogescholen en OCW.
Dit onderzoek richt zich op het positief benutten van meertaligheid als krachtige bron van het leren in het mbo. Beoogd wordt zo bij te dragen aan de ontwikkeling van inclusief en gedifferentieerd onderwijs waarbij diversiteit als een gegeven en een kracht wordt beschouwd, betrokkenen zich erkend en gewaardeerd weten, zich thuis voelen en volwaardig kunnen participeren. Meer dan de helft van de leerlingen in grote steden spreekt thuis een andere taal. De inzet van functioneel meertalig onderwijs ondersteunt het (taal)leerproces, draagt bij aan de taal- en identiteitsontwikkeling van meertalige leerlingen en vergroot de kansengelijkheid voor leerlingen van verschillende achtergronden in het sociaal en beroepsmatig functioneren in de maatschappij. Zonder deze inzet lopen mbo-studenten het risico onvoldoende toegerust te zijn om hun beroep naar behoren uit te oefenen. Studenten die thuis een andere taal spreken worden dan onevenredig getroffen, hetgeen de kansengelijkheid in het beroepsmatig functioneren negatief beïnvloedt. Doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de rol die meertaligheid speelt bij het leren en werken in de beroepscontext, en het ontwikkelen van een functioneel meertalige didactiek waarmee mbo-docenten het leren en werken van mbo-studenten positief kunnen ondersteunen. In het onderzoek worden de opvattingen van mbo-docenten aangaande het positief gebruik maken van meertaligheid, hun huidige onderwijspraktijk én hun ontwikkelbehoeften omtrent functioneel meertalige didactiek verkend (digitale survey). Aansluitend worden de meertalige repertoires van mbo-studenten, de wijze waarop zij deze inzetten in natuurlijke leer- en werkcontexten, en de hulp of hinder zij hierbij ondervinden van hun meertaligheid geïnventariseerd (focus group study en digitale survey). Deze perspectieven worden vervolgens ingezet bij een design study, die erop gericht is tezamen met mbo-docenten, hbo-docenten en hbo-studenten concrete handvatten, strategieën en prototypische lesactiviteiten te ontwikkelen voor functioneel meertalig onderwijs in het mbo.