The aim of this study was to test the inter- and intraobserver reliability of the Physician Rating Scale (PRS) and the Edinburgh Visual Gait Analysis Interval Testing (GAIT) scale for use in children with cerebral palsy (CP). Both assessment scales are quantitative observational scales, evaluating gait. The study involved 24 patients ages 3 to 10 years (mean age 6.7 years) with an abnormal gait caused by CP. They were all able to walk independently with or without walking aids. Of the children 15 had spastic diplegia and 9 had spastic hemiplegia. With a minimum time interval of 6 weeks, video recordings of the gait of these 24 patients were scored twice by three independent observers using the PRS and the GAIT scale. The study showed that both the GAIT scale and the PRS had excellent intraobserver reliability but poor interobserver reliability for children with CP. In the total scores of the GAIT scale and the PRS, the three observers showed systematic differences. Consequently, the authors recommend that longitudinal assessments of a patient should be done by one observer only.
LINK
Sinds de eeuwwisseling heeft het gebruik van mental practice (Nederlands: mentale training) en movement imagery (Nederlands: bewegingsvoorstellingen) binnen diverse disciplines in de revalidatie steeds meer aandacht gekregen. Het gebruik van bewegingsvoorstellingen werd daarvoor vooral toegepast in de sport. Mentale training is een complexe interventie. Indien een complexe interventie toegepast gaat worden bij een ‘nieuwe’ doelgroep, zal deze bijgesteld, doorontwikkeld en geëvalueerd moeten worden. De Medical Research Council (MRC) heeft hiervoor een stappenplan ontwikkeld. Onlangs is er een proefschrift verschenen waarbij geprobeerd is aan de hand van de stappen van het MRC-model de transfer vanuit de sport naar de revalidatie te maken bij mensen na een beroerte in de verpleeghuissetting. In dit artikel wordt beschreven hoe het onderzoek heeft plaatsgevonden, welke resultaten bereikt zijn en welke aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan worden. Eerst wordt kort ingegaan op het gebruik van bewegingsvoorstellingen door sporters.
Dit project is een ontwikkelgericht onderzoek naar de mogelijkheden van de inzet van revalidatie- of zorgrobot ISHA. ISHA staat voor Interactive Smart Health Assistent. Door de vergrijzing is er een toename van het aantal patiënten die, als gevolg van een beroerte (CVA), herstellende zijn van een eenzijdige verlamming (hemiplegie). Goed oefenen, met name oog- en handcoördinatie, kan het herstel bevorderen en een veilige overgang naar huis bespoedigen. De verwachting is dat het revalidatieproces met een sociale robot ondersteund, verbeterd en versneld kan worden. In dit onderzoek willen we, lectoraat Robotica, in een samenwerking van techniek- en zorgstudenten en praktijkpartners, een zorgrobot ontwikkelen die de geriatrische patiënt motiveert en stimuleert tot een betere uitvoering van de revalidatie-oefeningen. De robot kan, in samenwerking met de fysiotherapeut, maar ook wanneer de fysiotherapeut niet beschikbaar is, de patiënt bij een groot deel van deze dagelijkse oefeningen ondersteunen. Voordat we de zorgrobot gaan inzetten in een grootschalige effectiviteitsstudie, moet er eerst een prototype ontwikkeld worden die rekening houdt met de kwetsbare doelgroep en tegelijkertijd vertrouwd wordt door de behandelende zorgprofessionals. De centrale onderzoeksvraag luidt: Op welke manier kan zorgrobot ISHA bijdragen aan meer therapietrouw in zelfstandig oefenen, het verhogen van de beweeg- en oefenfrequentie en een meer correcte uitvoering van de fysiotherapeutische oefeningen bij CVA patiënten met hemiplegie? In dit project wordt vooralsnog de focus gelegd op samen realiseren van een verantwoord prototype van zorgrobot ISHA, samen met een verkennend onderzoek naar de bevorderende en belemmerende factoren t.a.v. zorgrobotica vanuit het perspectief van fysiotherapeuten, alvorens grootschaliger onderzoek in te zetten. Primaire doelen zijn het verduurzamen van fysiotherapeutische zorg voor de nabije toekomst, het vergroten van de autonomie van de patiënten en de mogelijkheid eerder naar huis te kunnen gaan, om op die manier, als maatschappij, minder aanspraak op schaarse zorgmiddelen te hoeven maken.