Een onderzoekende houding helpt studenten een betere start te maken in het hbo. Een (aankomend) professional met een onderzoekende houding neemt niet klakkeloos aan wat collega’s, media, of anderen zeggen; is nieuwsgierig naar achtergronden; pluist de situatie uit, en werkt volgens een plan. Kortom, iemand met een onderzoekende houding is KNAP: Kritisch, Nieuwsgierig, Analytisch en Planmatig. Mbo-docenten spelen een belangrijke rol in het aanleren van en oefenen met een onderzoekende houding van hun studenten. De Hogeschool van Amsterdam (HvA) heeft hiervoor een KNAP-training ontwikkeld
DOCUMENT
Studenten in het hbo ervaren nogal wat onzekerheid tijdens het doen van onderzoek. Dat is lastig, want teveel onzekerheid verlamt de student in het onderzoeksproces. Toch is enige mate van onzekerheid nuttig voor het ontwikkelen van een reflectieve en onderzoekende houding. Dan moet er wel sprake zijn van voldoende veiligheid voor de student om deze onzekerheid in het onderzoeksproces te kunnen hanteren. Door middel van empirisch-fenomenologisch praktijkonderzoek is vanuit de grounded theory benadering een aantal belevingsfactoren in het onderzoeksproces van studenten zichtbaar gemaakt. In relatie tot de Zelfdeterminatietheorie (Ryan & Deci, 2000) zijn deze onder te verdelen in interne factoren die zich vooral ‘binnen’ de student afspelen (bijvoorbeeld behoeften en houding). En in externe factoren die ‘buiten’ de student worden beleefd, zoals de opdracht, de begeleiding en beoordeling. Wanneer deze belevingsfactoren worden verbonden met (on)veiligheid en (on)zekerheid wordt duidelijk dat studenten zich tijdens het onderzoeksproces bewegen op het vlak van ‘veilige onzekerheid’. Ook laat dit onderzoek zien dat het kunnen omgaan met onzekerheid een vast onderdeel vormt van de onderzoekende houding van hbo-studenten en geeft een eerste blik op wat dat voor de student en de opleider zou kunnen betekenen.
DOCUMENT
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Orthopedagogiek Onderzoek en Praktijk, 2015, nr. 2, Garant Uitgevers nv Onderzoek naar leesmotivatie toont aan dat leesplezier en leesvermijding twee afzonderlijke constructen zijn in plaats van twee uiteinden van eenzelfde dimensie. Beide constructen worden van belang geacht bij het leesonderwijs. In deze studie is de stabiliteit van leesplezier en leesvermijding onderzocht. Drie jaar lang zijn drie cohorten leerlingen (groep 4 en 7 basisonderwijs en 2de klas vmbo) met behulp van vragenlijsten bevraagd op hun leesplezier en leesvermijding. Stabiliteit van leesplezier en leesvermijding is op groepsniveau vastgesteld met behulp van een gemengde tussen en binnen subjecten variantieanalyse. Daarnaast is ook gekeken naar de rangordening van leerlingen: dit zegt iets over individuele verandering ten opzichte van de groep. Vergelijking tussen en binnen cohorten over drie jaren geeft aan dat het effect van tijd op leesplezier en leesvermijding voor de cohorten verschilt. De gegevens tonen dat leesplezier stabiel is in de middenbouw van het basisonderwijs maar afneemt in de bovenbouw, een afname die zich voortzet in het vmbo. Leesvermijding daarentegen neemt af in de middenbouw en vervolgens weer toe vanaf de bovenbouw van het basisonderwijs, om te stabiliseren in de bovenbouw van het vmbo. Rangordecorrelaties per meetmoment laten zien dat leerlingen ten opzichte van leeftijdsgenoten redelijk stabiel zijn in leesplezier en in leesvermijding, met uitzondering van leesvermijding in cohort 2 (groep 4). De conclusie is dat vanaf de bovenbouw in het basisonderwijs, vmbo-leerlingen een ontwikkeling doormaken die tendeert naar minder leesplezier en meer leesvermijding: een ontwikkeling die een uitdaging betekent voor docenten om leerlingen gemotiveerd aan het lezen te houden.
MULTIFILE