Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
In deze adviestekst heeft het Algemeen Secretariaat van de Taalunie de uitdagingen in kaart gebracht die gepaard gaan met de doorstroom van nieuwkomersleerlingen naar het vervolgonderwijs. Er worden zes aanbevelingen gedaan voor een kwalitatieve doorstroom en verdere begeleiding van nieuwkomersleerlingen. De tekst kwam tot stand in samenwerking met een groep van Vlaamse en Nederlandse experts en werd gevoed door ervaringen uit diverse schoolbezoeken en interviews in Nederland en Vlaanderen.
Het onderhavige onderzoek naar de doorstroom van mbo naar hbo in de technische sector houdt zich bezig met een belangrijk thema van de school als loopbaancentrum. Kunnen we het beroepsonderwijs zo programmeren en organiseren dat niet langer institutionele afscheidingen en grenzen bepalend zijn, maar een geëngageerde bemiddeling ten faveure van de loopbaan van de student? Het overheidsbeleid heeft de uitdaging geformuleerd om een groei in de doorstroom van mbo naar hbo waar te maken, nl. door voorop te stellen dat binnen afzienbare tijd de helft van de Nederlandse schoolverlaters hoger onderwijs achter de rug dient te hebben. Hierboven op geldt ook nog dat in het bijzonder de deelname aan het bèta/technisch onderwijs dient toe te nemen. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat De Haagse Hogeschool al jarenlang in samenwerking met ROC's, in het bijzonder in de techniek, doorstoomactiviteiten uitvoert. Hoewel bij de theoretische uitwerking en ook bij de empirische aanpak kanttekeningen te plaatsen zijn, meen ik dat het onderzoek voldoende reflectiekracht heeft om behulpzaam te kunnen zijn bij verbetering van de doorstroom tussen mbo en hbo. De onderzoekers werken dit in het laatste hoofdstuk van hun rapportage nader uit.
Onder de naam DGTL District heeft een groep Flevolandse mkb-ondernemers in de IT de handen ineen geslagen om een innovatieve leer- en experimenteeromgeving te creëren met als doel voldoende geschoold personeel dat een leven lang kan ontwikkelen en werken binnen de regio. De ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie gaan razendsnel en doen een groot beroep op de vaardigheden van werknemers. De IT sector is het ultieme voorbeeld voor het belang van het ontwikkelen en onderhouden van 21ste-eeuwse vaardigheden voor werknemer én bedrijf. In dit consortium zullen de bedrijven samen optrekken bij het aanbieden van ontwikkelmogelijkheden voor hun werknemers en zullen bedrijfsleven en onderwijs samenwerken in een hybride leeromgeving, waarin 21ste-eeuwse vaardigheden een centrale plaats innemen. Eén van de uitdagingen hierbij is het ontwikkelen van een scholings- en ontwikkelagenda. De bedrijven willen hiervoor meer grip krijgen op hoe zij de 21ste-eeuwse vaardigheden bij (potentiele) talenten kunnen identificeren en ontwikkelen. Door beter de vinger te leggen op de benodigde 21ste-eeuwse vaardigheden voor specifieke functies zijn de bedrijven beter in staat om onderling effectief te communiceren, kunnen ze hun instroom- en doorstroomprofielen beter op elkaar afstemmen, kan potentieel talent beter worden gespot en ontwikkeld en kunnen de bedrijven de vraag naar het onderwijs beter formuleren. Daartoe willen de ze een gemeenschappelijke taal ontwikkelen. Dit KIEM-project draagt hieraan bij met de volgende projectresultaten: - De basis voor een gemeenschappelijke taal op het terrein van de 21ste-eeuwse vaardigheden, te gebruiken bij instroom van talent in de IT en bij een leven lang ontwikkelen in de regio. - Een gedragen roadmap voor de scholings- en ontwikkelagenda voor DGTL District, met duidelijke stappen en prioriteiten. - Een onderzoeksvoorstel voor het ontwikkelen van innovatieve instrumenten en experimenten ter ondersteuning van de ambities van DGTL District.
Gezonde bodems zijn een basisvoorwaarde om de samenleving te voorzien in voeding, biomassa (energie), vezels, voer en ook diensten zoals waterbuffering en -zuivering, koolstofvastlegging en biodiversiteit. Maar de bodemkwaliteit staat onder druk en daarmee worden deze diensten bedreigd. Duurzaam bodembeheer leidt tot een betere bodemvruchtbaarheid voor de landbouw en levert de samenleving duurzamer geteeld voedsel, een betere waterkwaliteit en grotere waterbuffering, een grotere biodiversiteit en draagt bij aan de klimaatopgave (1,5 megaton extra CO2-reductie door slim landgebruik). Steeds meer akkerbouwers en melkveehouders zijn actief bezig met het verbeteren van hun bodembeheer. Kennis over duurzaam bodembeheer is echter versnipperd. Wat deze kennis betekent voor de boeren verschilt bovendien per grondsoort, regio, bedrijfstype en vaak ook per perceel. De doorstroom en toepassing van de beschikbare kennis vormt een belangrijk struikelblok bij het duurzamer maken van teelten. Het doel van dit project is om de ondernemer bij te staan in het maken van de juiste keuzes, o.a. over organisch stofbeheer, bemesting, grondbewerking, gewasbescherming, bouwplan en waterhuishouding. Hoe kan het inzicht voor de ondernemer worden vergroot in de handelingsperspectieven rond gebiedsgericht optimaal bodembeheer om landbouw klimaatslim te maken? Het landschap staat daarbij centraal. De regio is het uitgangspunt voor het bodembeheer, de aanwending van lokale grondstofstromen, de optimalisatie van koolstofvastlegging en andere ecosysteemdiensten. Deze insteek biedt kansen voor het ontwikkelen, testen en verbeteren van tools en maatregelen rond duurzaam bodembeheer en voor draagvlak en acceptatie daarvan. Het onderzoek richt zich op het opstellen van adviezen (handelingsperspectief) met een integrale benadering van duurzaam bodembeheer, die leiden tot een klimaatbestendig teeltsysteem dat tegemoet komt aan de ecosysteemdiensten voedselproductie, waterbeheer, biodiversiteit en koolstofvastlegging. De samenwerking met kennisinstellingen en bedrijfsleven leidt tot nieuwe kennis en inzichten in beslissingsondersteunende tools en teeltmaatregelen voor duurzaam bodembeheer, toepassing hiervan in de praktijk en inbedding in het onderwijs.
Een ziekenhuisopname voor een operatie heeft grote impact op kankerpatiënten. Ook als de ingreep medisch gezien goed is verlopen, leeft er bij patiënten vaak veel onzekerheid na ontslag uit het ziekenhuis. Dit komt door de complexiteit en veelheid aan behandelingen bij kanker en dit wordt extra versterkt als het ontslagproces sub-optimaal verloopt en niet aansluit bij de behoeften van patiënten. Dit is onwenselijk want het kan leiden tot vertraagd herstel, onnodige heropnames in het ziekenhuis (onnodige kosten) en stress en onzekerheid bij patiënten en hun naasten. Dit heeft een negatieve impact op het welzijn van mensen in hun leefomgeving en leidt tot een negatieve beleving van de zorgverlening. Zorgprofessionals weten echter niet wat mensen na een oncologische operatie nodig hebben om zich weer goed te voelen in hun leefomgeving en hoe zij daar vanuit de eerste en tweede lijn gezamenlijk aan kunnen bijdragen. Daarnaast is onbekend hoe zorgtechnologie zorgverleners en kankerpatiënten in hun leefomgeving daarbij kan ondersteunen. Het doel van dit onderzoek is het bevorderen van herstel en welzijn van mensen na een oncologische operatie en hun naasten, door kennisontwikkeling over hoe zorgprofessionals en ondersteuning middels technologie bij kunnen dragen aan een soepele overgang van ziekenhuis naar leefomgeving. Als uitgangpunt wordt de kennis en kunde uit het hotelvak gebruikt waar het uitchecken (ontslagprocedure) geperfectioneerd is en bijdraagt aan de goede waardering van het hotelbezoek. Om dit te realiseren is het onderzoek verdeeld in twee fasen: 1. Op basis van onderzoek naar de wensen en behoeften van kankerpatiënten en hun naasten, alsmede de ervaring van zorgprofessionals, wordt het ontslagproces herzien. 2. Er wordt onderzocht op welke wijze technologische ontwikkelingen (zoals zelfmonitoring) kunnen bijdragen aan het herstel van kankerpatiënten in de eigen leefomgeving.