Background: Health-enhancing physical activity (HEPA) promotion programs are implemented in sports clubs. The purpose of this study was to examine the characteristics of the insufficiently active participants that benefit from these programs. Methods: Data of three sporting programs, developed for insufficiently active adults, were used for this study. These sporting programs were implemented in different sports clubs in the Netherlands. Participants completed an online questionnaire at baseline and after six months (n = 458). Of this sample, 35.1% (n = 161) was insufficiently active (i.e. not meeting HEPA levels) at baseline. Accordingly, two groups were compared: participants who were insufficiently active at baseline, but increased their physical activity to HEPA levels after six months (activated group, n = 86) versus participants who were insufficiently active both at baseline and after six months (non-activated group, n = 75). Potential associated characteristics (demographic, social, sport history, physical activity) were included as independent variables in bivariate and multivariate logistic regression analyses.
Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid zijn er meer mensen met overgewicht dan met ondervoeding. Overgewicht is in snel tempo toegenomen en is een van de grootste maatschappelijke (gezondheids)problemen van deze tijd. Overgewicht heeft ondervoeding overschaduwd. In "The land of plenty"’ is geen gebrek meer, en dus geen ondervoeding zou je verwachten. Ondervoeding blijkt echter ook in deze tijd nog steeds een van de grootste maatschappelijke (gezondheids). Door inactiviteit of door ziekte kan spiermassa afnemen en wordt het steeds lastiger ondervoeding door de laag vet heen te ontdekken. Het aanpakken van overgewicht en ondervoeding door de professional vergt goed gewichtsmanagement. Voeding en beweging spelen hierbij een cruciale rol. Energie uit de voeding is gerelateerd aan vetmassa, en eiwit uit de voeding en beweging is gerelateerd aan spiermassa
De relatie tussen fysieke activiteit en gezondheid is onomstotelijk vastgesteld. Zo kan fysieke activiteit onder andere ischaemische hart- en vaatziekten, dikke-darmkanker, hersenbloedingen, overgewicht en type 2 diabetes helpen voorkomen. Daarom is het schrikbarend hoe weinig mensen in de westerse maatschappij bewegen. De leeropdrachten van het lectoraat Fysieke Activiteit en Gezondheid zijn toegespitst op de maatschappelijke problematiek van bewegingsarmoede en de daarmee samenhangende gezondheidsproblemen. Deze luiden: - Wat zijn geschikte richtlijnen voor primaire en secundaire ziektepreventie door middel van fysieke activiteit? - Wat kan de rol zijn van het bewegingsonderwijs in het stimuleren van gezond bewegingsgedrag?
Jaarlijks worden er in Nederland meer dan 1.6 miljoen mensen opgenomen in het ziekenhuis. Een ziekenhuisopname gaat voor veel mensen gepaard met verlies van conditie en een langdurig herstel. Fysieke inactiviteit van de patiënt gedurende de ziekenhuisopname is een belangrijke reden voor de afname van de zelfredzaamheid. Zonder medische noodzaak liggen patiënten 60-90% van de tijd in bed terwijl onderzoek laat zien dat spierkracht met 1 tot 5% per dag bedrust kan afnemen. Het beweeggedrag van de patiënt heeft in het ziekenhuis echter geen hoge prioriteit. Aan de andere kant laat literatuur zien dat het stellen van doelen (‘goal setting’) en het monitoren van eigen lichaamsfuncties (‘self-monitoring’) twee effectieve strategieën zijn om gedragsverandering teweeg te brengen. Binnen verschillende beweeginterventies bleek een stappendoel hét succesvolle ingrediënt. Daarom heeft consortiumpartner UMC Utrecht het initiatief genomen om fysieke activiteit als nieuwe maat te introduceren in de klinische zorg. Zij hebben recent in samenwerking met MKB-partijen Peercode en Pam een koppeling gerealiseerd met een beweegsensor en hun elektronisch patiëntendossier. Middels deze beweegsensor kan het beweeggedrag gemeten worden van patiënten waarmee bewegen als objectieve maat beschikbaar wordt voor zorgverleners én patiënten. Ondanks de technische koppeling, wordt het systeem nog weinig gebruikt. Fysiotherapeuten en verpleegkundigen werkzaam in het UMC Utrecht vragen naar concrete handvatten voor gepersonaliseerde inzet van het systeem. Zonder concreet plan of interventie voor zorgverleners en patiënten, bestaat het risico dat deze zorginnovatie niet of suboptimaal geïmplementeerd wordt, zoals vaak bij technologische innovaties gebeurt. Door met de Hogeschool Utrecht te gaan samenwerken zal, met studenten en medewerkers uit het werkveld, een beweegdoelinterventie worden ontwikkeld passend bij de behoeftes van zorgverleners en patiënten in de klinische setting om daarmee de kans op adoptie in de zorg te vergroten van deze veelbelovende technische innovatie.
Je leven steeds langer maar brengen die extra jaren niet in goede gezondheid door. Hierdoor neemt de vraag naar zorg toe.Tegelijk neemt het aantal mensen dat professionele zorg- en mantelzorg kan leveren af. In heel Nederland, maar zeker in hetNoorden waar krimp en vergrijzing relatief sterk zijn, zorgt dit voor druk op het gezondheidssysteem. Daarnaast is er een grotegroep mensen met één of meer chronische aandoeningen zoals COPD, obesitas en kanker en psychische klachten zoalsdepressie en chronische stress. Het goede nieuws is dat deze aandoeningen vaak te voorkomen zijn door een gezondereleefstijl. Om de toenemende druk op het gezondheidssysteem af te remmen zijn interventies gericht op de preventie daaromvan groot belang.In de huidige praktijk komt een sluitende preventieve aanpak bij mensen met gezondheidsrisico’s onvoldoende van de grondomdat de inzet te versnipperd en onvoldoende consistent is. Ook is er o.a. geen betaaltitel en daarmee geen tijd bijprofessionals in de gezondheidszorg. Voor een dergelijke omslag is het noodzakelijk dat er ruimte komt om als gemeenten enzorgverzekeraars gezamenlijk te kunnen investeren in preventie. In de in mei jl. gepubliceerde Landelijke NotaGezondheidsbeleid 2020-2024 is een eerste aanzet gegeven voor de aanpak van de belangrijkste gezondheidsvraagstukkensubsidieaanvraag_relevantie_disciplines_digitaal / GrantApplication-Relevance_discipline_digitalDossier nummer / Dossier number: 50-55505-98-201CONCEPTAangemaakt door ProjectNet / Generated by ProjectNet: 25-11-2020 13:44 2volgens het principe Health in All Policies. In het Nationaal Preventie Akkoord (NPA) wordt de wens voor een lokale vertalinggeuit, met de gemeente als regisseur samen met maatschappelijke partners. Ook wordt daarin de verbinding met NationaalSportakkoord en regionale zorgafspraken gelegd. Het in januari 2020 gestarte Preventie Overleg Groningen (POG) is hetregionale antwoord op deze gewenste ruimte voor preventie. Het POG is conform het NPA ontstaan vanuit de behoefte van dedeelnemende partijen om intensiever samen te werken, om meer samenhang aan te brengen tussen elkaars beleid en om vanelkaar te leren. Deze subsidieaanvraag sluit naadloos aan op de programmalijn van het POG; ‘Veilige en gezondeleefomgeving.’ Binnen deze lijn is het doel om een omgeving in te richten die uitnodigt tot gezond gedrag en ontmoeting. Hetversterken van gezondheid en welzijn van inwoners in hun eigen omgeving, waarbij preventie, ondersteuning en zorg insamenhang worden gebracht.De Ieefstijlproblematiek in Groningen uit zich vooral op het terrein van overgewicht, inactiviteit, roken en psychischeaandoeningen. Dit blijkt onder meer uit het onlangs verschenen Regiobeeld Noord (Menzis, 2020). Gemiddeld sporten erminder mensen in Groningen vergeleken met het gemiddelde van heel Nederland. Door het gezonder maken van de werk- enleefomgeving is er nog een aanzienlijke gezondheidswinst te behalen (VTV 2018). Dit aandeel ligt tussen de 4% (milieu) en19% (gedrag). Zorgkosten kunnen worden verlaagd door hierop in te zetten. Een gezonde fysieke leefomgeving kan bijdragenaan bijvoorbeeld de vermindering van eenzaamheid en overgewicht.Het is dan zaak om interventies zo goed mogelijk te laten aansluiten op de plaatselijke context en met draagvlak van debewoners. Dat de ene gemeente de andere niet is, blijkt ook uit het Regiobeeld Noord van Menzis, waarbij er grotegezondheidsverschillen bestaan tussen en binnen gemeenten. Dit benadrukt de urgentie voor een contextspecifiekepreventieaanpak
Mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en professionals die hen ondersteunen binnen zorgorganisaties en daarbuiten, onderkennen het grote belang van leefstijlondersteuning. Mensen met een verstandelijke beperking worden steeds ouder, maar deze veroudering gaat vaak gepaard met een hoge mate van inactiviteit, ongezonde voedingsgewoonten en gezondheidsproblemen die al op jonge leeftijd ontstaan. Hierdoor heeft deze groep een groter risico op leeftijds- en leefstijlgerelateerde aandoeningen dan de algemene bevolking. Het is daarom noodzakelijk om voor mensen met een verstandelijke beperking, conform de missie van de Kennis- en Innovatieagenda Gezondheid & Zorg 2020-2023, het risico op ziektelast als gevolg van ongezonde leefstijl- en leefomgeving te verminderen en gezondheidsverschillen te verkleinen. Het vormgeven en borgen van effectieve en gepersonaliseerde leefstijlondersteuning bij deze doelgroep blijkt echter complex door het grote aantal multidisciplinair betrokken zorgprofessionals, afwezigheid van een gepersonaliseerde integrale aanpak en onvoldoende randvoorwaarden zoals beleid en digitale ondersteuning. Om mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en professionals te ondersteunen bij leefstijlverbetering, hebben de kennisinstellingen en praktijkpartners van het LEEV!-consortium elk in het afgelopen decennium binnen verschillende, elkaar aanvullende projecten, kennis en producten ontwikkeld. Echter, deze kennis en producten zijn nog niet geïntegreerd en ontwikkeld tot een gepersonaliseerde integrale leefstijlinterventie specifiek voor mensen met een verstandelijke beperking. Het LEEV!-consortium heeft expertise om dit te realiseren. Het doel van dit project is het opleveren van een gepersonaliseerde integrale leefstijlinterventie (LEEV! GLI-VB) waarmee zorgprofessionals, zoals fysiotherapeuten, diëtisten, verpleegkundigen en leefstijlcoaches, ondersteund worden om effectieve leefstijlondersteuning te bieden aan mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en begeleiders. Binnen vier werkpakketten wordt de LEEV! GLI-VB ontwikkeld en getoetst op haalbaarheid en effectiviteit, waarbij één werkpakket zich expliciet richt op de benodigde randvoorwaarden. Daarmee beogen we de leefstijlgerelateerde gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren en wordt kennis ontwikkeld over haalbare en effectieve gepersonaliseerde integrale leefstijlondersteuning.