Relatief veel jonge (net afgestudeerde) mensen trekken weg uit Deventer en Enschede. Het blijkt dat in ieder geval voor Enschede de bindingsscore aan de stad lager is dan elders en dat daarmee de verhuiskansen groter zijn. Onderzoek in opdracht van The University Innovation Fellows van de Universiteit Twente heeft laten zien dat afgestudeerden weinig weten van mogelijke banen in de regio en dat Twente als weinig divers of internationaal wordt gezien. Kortom, Twente lijkt hierdoor een minder aantrekkelijke plek om te werken én te wonen. Op dit laatste aspect greep dit onderzoeksproject naar innovatieve woonconcepten aan. Voor een deel komt de lagere waardering voor de woonomgeving wellicht doordat er geen geschikte huisvesting beschikbaar is. De beide gemeenten en de provincie Overijssel willen meer inzicht in de (woon)behoefte van deze groep starters op de woningmarkt. Daartoe is medio 2018 de opdracht gegeven om een onderzoek te laten uitvoeren door studenten van Saxion, onder begeleiding van het lectoraat Duurzame Leefomgeving. In dit onderzoek zijn inzichten vergaard naar de eisen en wensen met betrekking tot het woonmilieu van hoogopgeleide starters in Enschede en Deventer. Hierbij is het woonmilieu toegespitst op de volgende onderdelen: wijk en stad, woning en financiën. Dit is uitgevoerd doormiddel van een foto- onderzoek waarbij de respondent zelf foto’s heeft aangeleverd, die betrekking hebben op hun toekomstig woonmilieu. Vervolgens heeft een diepte-interview plaatsgevonden, waarin de onderliggende gedachtegang is achterhaald. Uit onze data-analyse volgde een top acht van eisen en wensen met betrekking tot de wijk en stad en tevens een top acht met betrekking tot de woning. De hoogopgeleide starters willen geen hangjeugd en geen arbeiderswijk in de nabije omgeving. De doelgroep wil het liefst met gelijkgestemden wonen en geven nadrukkelijk aan een supermarkt op maximaal vijf á tien minuten fietsafstand te willen hebben. Ook vindt de doelgroep een verzorgde uitstraling van de buurt belangrijk. Op het gebied van de woning geeft de doelgroep aan dat zij een ruime leefruimte belangrijk vinden, de rest van de woning moet functioneel zijn ingedeeld. De respondenten gaven aan een functionele buitenruimte te waarderen. Het gaat hierbij om een eigen buitenruimte waar voldoende ruimte is om met vrienden en familie te kunnen zitten. De doelgroep geeft als eis aan parkeergelegenheid te willen hebben. Op voorhand werd verwacht dat de doelgroep behoefte had aan het delen van woonvoorzieningen, zoals dit in de Randstad wordt aangeboden. Het blijkt echter dat de hoogopgeleide starter in Enschede en Deventer een vrij traditioneel beeld heeft van hun toekomstige woning. De betaalbaarheid van een koopwoning is voor veel hoogopgeleide starters een probleem. De huidige woningmarkt is moeilijk te betreden voor de starter doordat veel wordt opgekocht door (particuliere)beleggers. Wanneer deze woningen in de particuliere huursector komen, zijn de huurprijzen niet te betalen door de hoogopgeleide starter. Een sociale huurwoning is moeilijk te bemachtigen door lange wachtlijsten en in veel gevallen komen ze door een te hoog inkomen niet eens in aanmerking. Doordat hoogopgeleide starters twee tot vijf jaar in hun eerste woning verwachten te gaan wonen, lijkt huur de meest geschikte optie.
MULTIFILE
Geclusterde woonvormen voor zelfstandig wonende senioren lijken een oplossing om de vergrijzing het hoofd te bieden. Stimuleren van het naar elkaar omkijken zou het mogelijk maken dat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder eenzaam zijn. Hierdoor wordt wonen in een zorginstelling uitgesteld of zelfs voorkomen. Maar hoe houdbaar is het concept van onderlinge hulpverlening als de bewoners steeds ouder worden en welke kansen zijn er voor geclusterd wonen in de toekomst?
LINK
Lector Gezonde Stad Jeannette Nijkamp richt zich met haaronderzoeksprogramma op een gezonde stedelijke fysieke leefomgeving.Doel is het verkleinen van gezondheidsverschillen tussen bewoners meteen hoge en lage sociaaleconomische status. Deze laatste groep heeftnamelijk een kortere levensverwachting, een slechtere gezondheid en eenongezondere leefstijl.Het Nederlandse gezondheidsbeleid zette tot voor kort vooral in opleefstijlinterventies. Vanwege de hardnekkige gezondheidsverschillenis er nu echter ook aandacht voor een gezonde fysieke leefomgeving.De geschiedenis leert namelijk dat fysieke ingrepen, zoals bijvoorbeeldde aanleg van riolering, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aangezondheidsbevordering voor alle bewoners en het verkleinen vangezondheidsverschillen.Binnen het onderzoeksprogramma Gezonde Stad wordt onderzochthoe de fysieke leefomgeving zodanig kan worden ontworpen eningericht dat stadsbewoners zich hier prettig voelen en worden verleidtot gezond gedrag. Hiertoe worden interventies ontwikkeld, waarbijwordt samengewerkt met allerlei partijen zoals gemeenten, bedrijven,organisaties en kennisinstellingen en vooral ook met de bewoners. Ookwordt onderzocht hoe de verschillende partijen kunnen samenwerken bijhet gezonder maken van de leefomgeving.Docent-onderzoekers en studenten werken in hun onderzoek samen metgemeentelijke professionals uit zowel het fysieke als het sociale domein endragen zo bij aan de verbinding tussen beide domeinen. De praktijk heeftgrote behoefte aan deze verbinding, want een combinatie van fysieke ensociale interventies is vaak effectiever.
DOCUMENT
Uitgave, onder verantwoordelijkheid van het Lectoraat New Business & ICT, met bijdragen van onder andere lector Hugo Velthuijsen (onder andere voorwoord) en Franz Josef Gellert. Tekst van Bureau Brouwers. Dit boekje biedt een overzicht van de projecten die het lectoraat New Business & ICT gedurende de eerste vijf jaar van zijn bestaan heeft uitgevoerd. Het geeft een beeld van de ruime kennis en ervaring die door praktijkgericht onderzoek en samenwerking met de beroepspraktijk is opgebouwd. Het boekje is ook een inspiratiebron voor het bedenken van nieuwe toepassingen van e-health.
DOCUMENT
Veranderingen in de samenleving vragen om aanpassingen in de manier waarop mensen willen wonen. De gemeente Houten streeft naar een inclusieve samenleving, waarin we het belangrijk vinden dat iedereen de kans krijgt om mee te doen in de maatschappij en erbij te horen. Gemengde woonvormen, zoals De Molen, sluiten goed aan bij deze koers. In deze woonvormen krijgen kwetsbare mensen de mogelijkheid om, onder begeleiding, te wonen met mensen die er bewust voor kiezen om hen in het dagelijks leven een handje te helpen. Dit gebeurt op basis van gelijkwaardigheid vanuit ieders kwaliteiten en bijdrage. Lectoraat Innovatie Maatschappelijke Dienstverlening, onderdeel van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht, voerde het onderzoek ter evaluatie van dit gemengd wonen project waarvan deze rapportage verslag doet uit.
DOCUMENT
De belangstelling voor gemengd wonen is groot. Gemengd wonen definiëren wij als woonprojecten waarin verschillende groepen mensen doelbewust samen wonen, contact onderhouden en gezamenlijk activiteiten ondernemen. Het kan hierbij gaan om reguliere huurders met ex-dak- en -thuislozen, studenten met jongeren met een licht verstandelijke beperking, werkende jongeren met mensen met een psychische kwetsbaarheid of juist een waaier aan doelgroepen door elkaar waaronder ook ouderen en vluchtelingen. In de kern gaat het om mensen die een ‘goede buur’ voor elkaar willen zijn. Vaak, maar niet altijd, kan daarbij een onderscheid aangebracht worden tussen bewoners die geheel vrijwillig kiezen voor het wonen in een dergelijk project en bewoners die er wonen uit een zekere noodzaak en een beroep moeten of kunnen doen op ondersteuning en/of zorg. Het gaat om het belang van meedoen in het ‘gewone’ leven van mensen die eerder apart werden opgevangen en begeleid. Een van de belangrijke vragen is of gemengd wonen kan bijdragen aan een verschuiving van ‘Not in my backyard’ (NIBY) naar ‘Welcome in my backyard’ (WIMBY), en vervolgens aan het ontstaan van een proces van werkelijke inclusie. Daarnaast is het de vraag of een dergelijke vorm van wonen bijdraagt aan het individuele welbevinden van (kwetsbare) burgers en of er elementen (uitgangspunten, structuren, werkwijzen, schaalfactoren, et cetera) aan te wijzen zijn die maken dat dit soort projecten haalbaar en herhaalbaar zijn.
DOCUMENT
Vastgoed biedt onderdak aan activiteiten in de samenleving; aan wonen, werken, winkelen, zorgen, leren, ontspannen en ontmoeten. De manier waarop we invulling geven aan die activiteiten is voortdurend in beweging. Dit vormt een uitdaging voor het vastgoed, want stenen zijn van nature traag.De spanning tussen de dynamiek van maatschappelijke processen en het betrekkelijk statische karakter van het vastgoed wordt versterkt door de grote opgaven waar we als samenleving voor staan. Klimaatadaptatie, energietransitie, leefbaarheid, gezondheid en circulariteit: het zijn opgaven die stuk voor stuk raken aan de kwaliteit van onze leefomgeving. Maar óók aan de kwaliteit van de onderliggende systemen die deze ruimte produceren. En juist op dat punt is de vastgoedwereld aan zet.In deze lectorale rede roept Bart de Zwart, lector Vastgoed aan de Hanzehogeschool Groningen, op tot een andere manier van denken over en denken in het vastgoed. In die nieuwe denkwijze staan niet de stenen maar de mensen centraal. Het gaat dan onder meer over de vraag hoe we de bestaande voorraad duurzaam kunnen (her)gebruiken, hoe we kunnen inzetten op meervoudige waardencreatie voor gebruikers en de omgeving, en hoe we aandacht geven aan inclusiviteit en ethiek. Op die manier kan vastgoed als vakgebied niet alleen meebewegen met ontwikkelingen, maar onderdeel worden van de verandering.
DOCUMENT
Centrumgebieden zijn van groot maatschappelijk belang. Een kloppend hart bepaalt de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van een plaats. De functie van een centrumgebied is echter aan het veranderen door maatschappelijke ontwikkelingen. Binnensteden veranderen van ‘places to buy’ in ‘places to be’. Straten en panden waar nu detailhandel zit krijgen een andere functies.Wonen wordt belangrijker en de openbare ruimte hoogwaardiger en groener. Gemeenten moeten inspelen op de ontwikkelingen. Een richtinggevend instrument dat door veel gemeenten wordt opgesteld is de centrum- of binnenstadsvisie. Middels een centrumvisie worden de kaders, plannen en investeringsbeslissingen uitgezet. De uitwerking van deze verandering is plaats en context afhankelijk. In deze paper zijn de binnenstadvisies van 22 plaatsen in Noord-Nederland verkend. Met behulp van een thematische analyse zijn de binnenstadvisies geanalyseerd op inhoud en vorm. Daarnaast zijn de centrumvisies inhoudelijk vergeleken met actuele studies uit het werkveld. De resultaten uit de verkenning laten zien dat de vorm van centrumvisies divers is. De inhoud van de centrumvisies focussen voornamelijk over fysieke transformaties van centrumgebieden (de hardware). De meest bepalende onderwerpen in de binnenstadvisies zijn compacter centrum, transformatie winkelpanden, wonen en duurzaamheidsaspecten. Het belang van deze punten wordt door recente studies uit het werkveld bevestigt. De organisatorische kant (de software) van de ontwikkeling van centrumgebieden wordt in veel mindere mate behandeld in de centrumstadvisies. De studies beschouwen de implementatie van deze “software” als essentieel voor een succesvolle ontwikkeling van centrumgebieden
LINK
Conferentieboek van de Vlaams-Nederlandse PlanDag, georganiseerd op woensdag 21 en donderdafg 22 mei 2025.
DOCUMENT