Wilde de Tweede Kamer vorige maand nog een onderzoek naar de Ladder voor duurzame verstedelijking, inmiddels pleit een meerderheid voor het opschorten van deze regeling voor de duur van vijf jaar. Minister Mona Keijzer van VRO zag de motie van VVD en BBB met open armen tegemoet. Maar, is het verstandig om per motie zaken af te schaffen die integraal onderdeel zijn van de Ruimtelijke Ordening?
LINK
"Veel gemeenten zien integrale samenwerking op het snijvlak van zorg & welzijn en werk & inkomen als een oplossing om meer mensen met problemen op verschillende leefgebieden naar betaald of vrijwillig werk toe te leiden. Met integraal samenwerken wordt bedoeld dat problemen op het gebied van bijvoorbeeld wonen, gezondheid of financiën in samenhang aangepakt worden. Hiervoor is goede afstemming tussen professionals nodig. In drie Nederlandse gemeenten is in de periode 2018-2020 een kwalitatief onderzoek uitgevoerd dat inzicht biedt in knelpunten en oplossingen op het gebied van samenwerking. Er zijn gedurende deze periode bijeenkomsten georganiseerd waaraan in totaal circa 60 uitvoerende professionals (onder anderen sociaal werkers en klantmanagers) en beleidsmedewerkers deelnamen. Ook zijn meer dan 30 verdiepende interviews gehouden met professionals, beleidsmedewerkers en managers in het sociaal domein en circa 40 gesprekken gevoerd met inwoners. De resultaten laten zien dat het mogelijk is integraal werk vorm en inhoud te geven wanneer professionals in de gelegenheid worden gesteld om met elkaar af te stemmen, gebruikmaken van elkaars kennis en expertise, en werken vanuit een gezamenlijke visie op (arbeids)participatie. We concludere"
Inleiding Het College van Bestuur heeft mij benoemd tot lector in het vakgebied Integraal Ontwerpen. De voorzitter van de Faculteit Natuur en Techniek, de heer Udink ten Cate, heeft u verteld over de aanleiding van het instellen van dit lectoraat met de daaraan verbonden leerstoel. Voor het hbo zijn dit nieuwe onderwerpen en u begrijpt dat het voor mij een spannende uitdaging is de leerstoel Integraal Ontwerpen vorm en inhoud te geven. Bij de voorbereiding van de rede kwam ik het werk van kunstenaar Oskar de Kiefte tegen, waar ik in de loop van mijn verhandeling nog op terugkom. De wijze waarop hij speelt met vorm, structuur en functie van verschillende voorwerpen heeft mij erg geïnspireerd. Zijn werk is uitermate geschikt om bepaalde aspecten van Integraal Ontwerpen toe te lichten. Ik moest bij de voorbereiding ook denken aan een bekende kernzin uit de systeemleer van In t Veld: het geheel is meer dan de som der delen. Het onderwerp van mijn openbare les is Integraal Ontwerpen, een nieuwe verleiding voor techniek. Integraal Ontwerpen is voor velen van u een nieuw begrip. Ik ga dit toelichten en inhoudelijk uitwerken. Vervolgens wil ik u duidelijk maken wat Integraal Ontwerpen betekent voor het bedrijfsleven en vooral wat de consequenties zijn voor de ingenieur van de toekomst. Ik durf hier de volgende aannames te doen: dat Integraal Ontwerpen het beroep van (werktuigbouwkundig) ingenieur breder en daardoor aantrekkelijker maakt; dat Integraal Ontwerpen de keuze voor techniek verleidelijker maakt. Ik eindig met een overzicht van activiteiten waarmee ik me de komende tijd ga bezighouden.
De Wet passend onderwijs (2014) zou er voor moeten zorgen dat alle kinderen een goede onderwijsplek krijgen. Echter, voor leerlingen met autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is dat lastig te realiseren. Zij laten problemen zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Deze leerlingen hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van leerkracht en jeugdprofessional. Echter, leerkrachten hebben weinig kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Jeugdhulpverleners, die op school ingezet worden, zijn onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Professionalisering is nodig, gericht op het versterken van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in de klas en hun interprofessionele samenwerking. Hoe zo’n professionalisering eruit moet zien en hoe leerkrachten en jeugdhulpverleners elkaar kunnen versterken is nog onduidelijk. Er is behoefte aan good practices op dit terrein. Om dit complexe praktijkprobleem op te lossen, maken we gebruik van ontwerponderzoek. We richten ons op de vraag: Hoe draagt een professionaliseringstraject bij aan het versterken van het handelen in de klas en het interprofessioneel samenwerken van leerkrachten en jeugdhulpverleners, zodat zij een integrale aanpak kunnen vormgeven waarmee de betrokkenheid van leerlingen met ASS in de klas wordt vergroot? Daartoe ontwikkelen we een professionaliseringstraject, waarbij we voortbouwen op kennis uit onder andere het vooronderzoek ’T PASST WEL!. We voeren het traject uit en evalueren systematisch de genomen stappen. Het project levert een toepasbaar professionaliseringstraject met (e-)tools rondom good practices voor de (opleidings-)praktijk op. Deze producten bieden onderbouwde en overdraagbare oplossingen voor problemen waar leerkrachten en jeugdhulpverleners tegenaan lopen bij het integraal vormgeven van hun aanpak bij leerlingen met ASS.
Hout is een veelgebruikt duurzaam (bouw)materiaal met belangrijke ecologische voordelen: Het is hernieuwbaar en fungeert als CO2-opslag. Een nadeel van hout is echter dat het alleen met verspanende technieken (draaien, frezen, zagen) verwerkt kan worden, hetgeen veel houtafval veroorzaakt. Daarbij wordt het afval en hout dat ongeschikt is als constructiemateriaal slechts ingezet in laagwaardige toepassingen of verbrand. Afgezien van het gebruik van houtvezels als filler materiaal bij 3D-printen van kunststoffen, wordt 3D-printen van hout(afval) nog niet toegepast, hoewel dit wel mogelijk is: Alle plantaardige materialen bevatten natuurlijke polymeren, lignine en cellulose, welke voor mechanische eigenschappen zorgen. Door deze polymeren uit plantaardige materialen te scheiden kunnen deze, met behulp van enkele additieven, in een thermoplastisch verwerkbaar materiaal worden omgezet dat extrudeerbaar is. Door de locatie van de extruder te manipuleren en hier laagsgewijs een object mee te maken ontstaat een additive manufacturing (AM) proces: een 3D ‘hout’printer! Naast materiaalefficiëntie biedt AM unieke voordelen, namelijk grote vormvrijheid en de mogelijkheid van seriematige enkelstuksproductie. Indien gecombineerd met de ontwerptechnieken parametrisch en topologische ontwerpen zijn vergaande optimalisaties van materiaalgebruik en productvariaties mogelijk. Met AM ontstaat zodoende een enorm nieuw spectrum van hoogwaardige toepassingsmogelijkheden voor hout(afval). In dit projectvoorstel wordt via de driehoek van ‘materiaal – proces – toepassing’ simultaan onderzoek gedaan naar: (1) Geschikte combinaties (blends) van cellulose en lignine om mee te kunnen extruderen; (2) Het ontwikkelen van een 3D-printproces en setup voor het verwerken van deze materiaal-combinaties; (3) Het identificeren van geschikte toepassingen. Geschikte toepassingen worden beïnvloed door materiaaleigenschappen en het printproces. Beide aspecten hebben ook onderlinge wisselwerking. Daarom wordt binnen casestudies van mogelijke toepassingen de onderlinge invloed integraal onderzocht. De doelstelling is daarbij om een werkende 3D ‘hout’printer met een werkend receptuur te ontwikkelen en de haalbaarheid van innovatieve, duurzame en voor de markt relevante toepassingen aan te tonen middels cases.
Een goed verlopende bedrijfsopvolging is noodzakelijk voor de toekomst en vitaliteit van de agrarische sector. Deze sector is van groot belang voor ons voedselsysteem en de leefbaarheid van stad en ommeland. Door ruimte te maken voor de nieuwe generatie boeren en tuinders met hun nieuwe inzichten en mogelijkheden voor een duurzame en toekomstbestendig bedrijf dragen wij bij aan de antwoorden op de maatschappelijke vraagstukken die verbonden zijn aan het agrarische bedrijf. Het project vraagt om een integrale aanpak om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden: Welke concrete ondersteuning en/of begeleiding hebben agrarische ondernemers en belanghebbenden nodig om vol vertrouwen het proces van bedrijfsovername te doorlopen vanuit het perspectief van op duurzaamheid gerichte transities? De complexiteit zit in de duur van het bedrijfsovername proces en het aantal betrokkenen met verschillende belangen en inzichten. In het onderzoek richten we ons op bedrijfsoverdragers, bedrijfsovernemers, partners en niet overnemende familie en alle indirect betrokken zoals erfbetreders, adviseurs, leveranciers en financierende partijen. Integraal worden 5 inhoudelijke thema’s samengebracht: verdienmodellen, sociaal-emotionele aspecten, competenties en vaardigheden, financieel traject en kennis over en handelingsperspectieven voor de maatschappelijke context. De tools, instrumentaria en methodieken worden integraal en met inzet van Systemisch Co-design getest, gevalideerd, vastgelegd en gepubliceerd om daarmee bij te dragen aan nieuwe kennis, actualisatie van het onderwijs en doorwerking in de praktijk. Het project ‘Bedrijfsovername in Balans’ wordt uitgevoerd met inzet van de innovatieve slagkracht en onderzoekscapaciteit van zeven transdisciplinair samenwerkende hogescholen, het cluster van ervaringsdeskundige mkb-bedrijven, brancheorganisaties en de materiedeskundige klankbordgroep. Het resultaat van het onderzoeksproject is een toolbox voor een integraal handelingsplan met gevalideerde aanpakken, instrumentaria en methodieken die bij een juiste inzet en begeleiding leiden tot een duurzame bedrijfsovername in de agrarische sector. Deze toolbox wordt ook na het project duurzaam doorontwikkeld voor onderwijs, gebruik in het werkveld en door het Kenniscentrum Bedrijfsovername i.o..