Werk jij als vakleerkracht al samen met de intern begeleider van de school? Weet jij wat deze professional voor jou kan betekenen? En is er een jeugdarts betrokken als een kind een ernstige motorische achterstand heeft? In Amsterdam is er een samenwerking tussen de zorgprofessionals en de professionals op basisscholen die meedoen aan de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM). In dit verhaal lees je welke meerwaarde deze samenwerking heeft en kom je op ideeën hoe jij op die manier als vakleerkracht ook bewegingsachterstanden kan tegengaan.
DOCUMENT
interne publicatie; CD-ROM Professional in Beeld, aanbod aan scholenveld
DOCUMENT
Nu de fusiegolf is opgetrokken, moeten ROC's de ambitie koesteren om de kwaliteit van het primaire proces aanzienlijk te verhogen. De schaalvergroting mag immers geen doel op zich blijven, maar moet juist als middel worden beschouwd om het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in de regio te revitaliseren. Bovendien heeft men meer armslag gekregen voor eigen beleid door het dereguleringsbeleid van de overheid. Dat er nog een lange weg te gaan is, maken verschillende rapporten duidelijk (zie bijvoorbeeld het onderwijsverslag 1999, Inspectie 2000). Overigens zijn officiële rapportages voorzichtiger en omzichtiger dan de meer informele geluiden. Zo zijn onlangs twee inspirerende betogen gehouden om de ambities ten aanzien van het (beroeps)onderwijs aanzienlijk op te krikken. In het rapport 'Bij de les' waarschuwen Rinnooy Kan, In het Veld en De Vijlder voor de nadelen van grootschaligheid en houden ze een hartstochtelijk pleidooi voor een terugkeer naar onderwijs op menselijke maat. Oud-minister van economische zaken, Wijers, geeft zijn visie op de toekomst in de 'Aaibaarheid voorbij'. Wat betreft het onderwijs, moet de stoffige en naar binnen gerichte organisatie verdwijnen via een proces van creatieve destructie van bestaande institutionele arrangementen. Meer vraaggestuurde scholen, daar gaat het volgens hem om. Het is dan ook een dooddoener om te zeggen dat het voor de leiding van ROC's een tour de force zal zijn de gewenste omslag te realiseren van structuur naar inhoud. Uitgedaagd door de redactie van de bundel, ga ik in dit artikel op zoek naar raad en advies voor deze moeilijke en lastige klus. De vraag waarop ik antwoorden probeer te vinden, is: wat is vandaag de dag goed en wijs als het gaat omleidinggeven aan ROC's? In de volgende paragraaf komt eerst de geschiedenis aan bod. Ik laat zien dat de school is geplaatst tussen het macroniveau van de overheid en het microniveau van de docent om de kwaliteit te verhogen van het onderwijs. De schoolleiding krijgt zo een belangrijker rol. De historie leert dat men veel moeite heeft dit waar te maken. Ze lijkt het te moeten doen met incidentele successen. Vaak komt men niet toe aan onderwijskundig leiderschap en er wordt zelfs gesproken over de rol van tragische held. Het hedendaags schoolleiderschap komt vervolgens aan de orde in paragraaf 3. Aan modern leidinggeven blijken veel kanten te zitten die afgestemd en evenwichtig hun plaats dienen te krijgen. Tot opluchting van de top kan ik melden dat al dat werk niet langer wordt beschouwd als hun exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te meer men zelf de baas zal blijven.
DOCUMENT
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
Wat kan een reguliere school doen om ook slechthorende kinderen onderwijs te kunnen geven, in een klimaat waarin deze kinderen zich prettig voelen en tot hun recht komen? Inclusief onderwijs betekent dat elk kind de mogelijkheid krijgt om effectief onderwijs te volgen in de eigen buurt, waarbij verschillen tussen kinderen worden gewaardeerd en gerespecteerd. Bij inclusief onderwijs kan elk kind zijn of haar capaciteiten volledig ontplooien. Dat zou dus ook voor slechthorende kinderen moeten gelden. Maar is inclusief onderwijs voor deze groep mogelijk, terwijl recht wordt gedaan aan hun bijzondere communicatiebehoefte? In dit dossier vind je een interview met Annemiek Voor in 't Holt over dit onderwerp. Daarnaast biedt haar achtergrondartikel "Westervoort Inclusief. Een fictieve inclusieve school met dove en slechthorende leerlingen" tal van handvatten waarmee leerkrachten van diverse schooltypen hun onderwijs toegankelijk kunnen maken voor kinderen met een gehoorverlies. Ook vind je verschillende instrumenten waarmee je zelf als horende leraar een indruk kunt krijgen wat jouw slechthorende leerling(en) hoort, en vooral: wat niet. Door een blaffend hondje wordt in een powerpointboekje uitgelegd hoe het oor in elkaar zit, leuk om met de klas eens te bekijken. Op de pagina Voor kids: zo werkt je oor zijn ook nog handige links voor kinderen te vinden. Met een checklist kun je nagaan in hoeverre je zelf daadwerkelijk een actieve luisteraar bent.
DOCUMENT
In het evaluatieverslag wordt een beeld geschetst van de resultaten na een jaar opleiding Begeleider Leer- en Onderzoekslijn (BLO) bij Fontys OSO. Ten behoeve van de evaluatie van het eerste jaar van deze opleiding zijn de ervaringen en ontwikkelingen van de deelnemers aan deze opleiding, docenten bij Fontys OSO (of een ander instituut van Fontys), in kaart gebracht door reflectiemateriaal te bestuderen, vragenlijsten af te nemen en door middel van een dialoogbijeenkomst. Door middel van een kwalitatieve (thematische) analyse is getracht antwoord te krijgen op de leidende vraag: Op welke wijze draagt de BLO bij aan normatieve professionalisering? Geconcludeerd wordt dat de deelnemers na aanvankelijk enige onduidelijkheid over de kaders van de opleiding, een sterke ontwikkeling hebben doorgemaakt als het gaat om reflectie op hun eigen handelen als begeleider van studenten. Ze hebben niet alleen meer kennis over reflectiemodellen, maar hier ook daadwerkelijk zelf mee geoefend. Zelf onderzoek doen zal in het tweede jaar aan bod komen, dus dat is nog niet in de evaluatie meegenomen. Wel blijkt de 2-jarige opleiding zeer intensief, waardoor de groep deelnemers 'uitdunt'. Daarbij blijken de gehanteerde reflectiemodellen de maatschappelijke, normatieve en politieke context van het werk niet altijd nadrukkelijk aandacht te geven. Ook komt de vraag op of leren en onderzoek niet vanaf het begin nauwer op elkaar betrokken dienen te zijn, conform de uitgangspunten van de nieuwe Master SEN. In het verlengde van deze conclusies eindigt het verslag met enkele aanbevelingen voor een opleiding 'nieuwe stijl'.
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Welkom bij de officiële installatie van het Lectoraat Beroepsonderwijs aan de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. De eerste bouwfase van het lectoraat is achter de rug en vanmiddag kunt u kennisnemen van de ambities, werkwijze en reikwijdte van het lectoraat. Als vorm voor de presentatie van het lectoraat heb ik gekozen voor een compilatie van interne en externe bijdragen, van zowel betrokkenen als belang hebbenden. Ik geef daarbij als lector de aftrap.
DOCUMENT
Dit artikel beschrijft een actieonderzoek waarin onderzocht is of gerichte feedbacktraining en –begeleiding aan basisschoolleerkrachten leidt tot professionalisering ten aanzien van het geven van passende feedback welke aansluit op de leer- en ontwikkelbehoeften van leerlingen. Directe aanleiding voor dit onderzoek was de veranderde onderwijsvisie waarbij geboden onderwijs en onderwijsorganisatie, gerelateerd moest worden aan het ontwikkelniveau van leerlingen. Leerkrachten hadden moeite met de rolomschakeling van kennisoverdrager naar begeleider en bewaker van leerprocessen. Om dit te ondersteunen is middels mindmapping, observaties en topicinterviews een beginsituatie bepaald waarop training en vervolgonderzoek kon aansluiten. Betrokken leerkrachten leerden door stimulated-recall interviews van het eigen feedback-handelen. De feedbackontwikkelingen zijn met behulp van een observatiemodel gemeten en in kaart gebracht. Afsluitend is het onderzoek geëvalueerd middels een vragenlijst. De resultaten van dit onderzoek wijzen uit dat de training en begeleiding positief heeft bijgedragen aan gewenste professionalisering in feedback. Verdere verdieping is echter nog gewenst. In de conclusie en discussie wordt hierop dieper ingegaan. In de aanbevelingen worden dan ook suggesties gedaan voor vervolgonderzoek en –interventies.
MULTIFILE
In het kader van een interne cursus ‘Kwalitatieve onderzoeksvaardigheden’ ben ik begonnen met dit onderzoek. De hoofdvraag is: Zouden studenten met een naaste met psychische problemen hun familie ervaringen willen benutten in het kader van hun beroepsopleiding SPH en zo ja op welke manier?
DOCUMENT