Werk jij als vakleerkracht al samen met de intern begeleider van de school? Weet jij wat deze professional voor jou kan betekenen? En is er een jeugdarts betrokken als een kind een ernstige motorische achterstand heeft? In Amsterdam is er een samenwerking tussen de zorgprofessionals en de professionals op basisscholen die meedoen aan de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM). In dit verhaal lees je welke meerwaarde deze samenwerking heeft en kom je op ideeën hoe jij op die manier als vakleerkracht ook bewegingsachterstanden kan tegengaan.
DOCUMENT
interne publicatie; CD-ROM Professional in Beeld, aanbod aan scholenveld
DOCUMENT
Zo gewoon als leren is, zo moeilijk is het begeleiden ervan of het praten erover. Toch is dat een belangrijk deel van ons dagelijks werk. Vaak gebeurt dat met (een redelijke mate van) tevredenheid,maar soms ook met frustratie, irritatie, verbazing,verwondering of simpelweg onbegrip en gepuzzel.Waarom krijg je het er niet uit, terwijl je het gevoel hebt dat iemand het wel in zich heeft? Je hebt dit al een aantal keren toegelicht; waarom landt het niet? Waarom komt iemand zo traag in actie en gaat hij de uitdaging niet gewoon aan? Om de verwachtingen te richten: dit artikel biedt geen handreikingen om deze irritaties op te lossen.Liever doen we een oproep om ze wat uit te vergroten,onder de loep te leggen en te gebruiken als informatiebron. Leren zit voor een groot deel ‘tussen ’mensen. Het herkennen van de bijbehoren de emoties kan een nuttige kapstok zijn om een betere begeleider te worden. Daarbij is het wel belangrijk dat de begeleider de verschillen in leren doorziet.In dit artikel gaan we in op de verschillen tussen kunst afkijken, participeren, kennis verwerven,oefenen en ontdekken, en op de uitdagingen waarvoor dit de begeleider stelt. Daarnaast willen we een extra dimensie toevoegen: de snel veranderende wereld. Deze vraagt niet alleen om méér leren, maar ook om andere vormen van leren. We introduceren daarom ook twee nieuwe leervoorkeuren:doorzien en verbeelden. Dit zijn vormen van leren die passen bij het leren in toenemende complexiteit.Ten slotte overzien we het totale spectrum van leren en ontwikkelen.
DOCUMENT
Nu de fusiegolf is opgetrokken, moeten ROC's de ambitie koesteren om de kwaliteit van het primaire proces aanzienlijk te verhogen. De schaalvergroting mag immers geen doel op zich blijven, maar moet juist als middel worden beschouwd om het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in de regio te revitaliseren. Bovendien heeft men meer armslag gekregen voor eigen beleid door het dereguleringsbeleid van de overheid. Dat er nog een lange weg te gaan is, maken verschillende rapporten duidelijk (zie bijvoorbeeld het onderwijsverslag 1999, Inspectie 2000). Overigens zijn officiële rapportages voorzichtiger en omzichtiger dan de meer informele geluiden. Zo zijn onlangs twee inspirerende betogen gehouden om de ambities ten aanzien van het (beroeps)onderwijs aanzienlijk op te krikken. In het rapport 'Bij de les' waarschuwen Rinnooy Kan, In het Veld en De Vijlder voor de nadelen van grootschaligheid en houden ze een hartstochtelijk pleidooi voor een terugkeer naar onderwijs op menselijke maat. Oud-minister van economische zaken, Wijers, geeft zijn visie op de toekomst in de 'Aaibaarheid voorbij'. Wat betreft het onderwijs, moet de stoffige en naar binnen gerichte organisatie verdwijnen via een proces van creatieve destructie van bestaande institutionele arrangementen. Meer vraaggestuurde scholen, daar gaat het volgens hem om. Het is dan ook een dooddoener om te zeggen dat het voor de leiding van ROC's een tour de force zal zijn de gewenste omslag te realiseren van structuur naar inhoud. Uitgedaagd door de redactie van de bundel, ga ik in dit artikel op zoek naar raad en advies voor deze moeilijke en lastige klus. De vraag waarop ik antwoorden probeer te vinden, is: wat is vandaag de dag goed en wijs als het gaat omleidinggeven aan ROC's? In de volgende paragraaf komt eerst de geschiedenis aan bod. Ik laat zien dat de school is geplaatst tussen het macroniveau van de overheid en het microniveau van de docent om de kwaliteit te verhogen van het onderwijs. De schoolleiding krijgt zo een belangrijker rol. De historie leert dat men veel moeite heeft dit waar te maken. Ze lijkt het te moeten doen met incidentele successen. Vaak komt men niet toe aan onderwijskundig leiderschap en er wordt zelfs gesproken over de rol van tragische held. Het hedendaags schoolleiderschap komt vervolgens aan de orde in paragraaf 3. Aan modern leidinggeven blijken veel kanten te zitten die afgestemd en evenwichtig hun plaats dienen te krijgen. Tot opluchting van de top kan ik melden dat al dat werk niet langer wordt beschouwd als hun exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te meer men zelf de baas zal blijven.
DOCUMENT
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
Nu de fusiegolf is opgetrokken, moeten bve- en hbo-instellingen de ambitie koesteren om de kwaliteit van het primaire proces aanzienlijk te verhogen. De schaalvergroting mag immers geen doel op zich blijven, maar moet juist als middel worden beschouwd om het middelbaar en hoger beroepsonderwijs te revitaliseren. Bovendien heeft men meer armslag gekregen voor eigen beleid door het dereguleringsbeleid van de overheid. Dat er nog een lange weg te gaan is, maken verschillende rapporten duidelijk (zie bijvoorbeeld het onderwijsverslag 2000, Inspectie 2001). Overigens zijn officiële rapportages voorzichtiger en omzichtiger dan de meer informele geluiden. Zo zijn nog niet zo lang geleden twee inspirerende betogen gehouden om de ambities ten aanzien van het (beroeps)onderwijs aanzienlijk op te krikken. In het rapport 'Bij de les' waarschuwen Rinnooy Kan, In het Veld en De Vijlder voor de nadelen van grootschaligheid en houden ze een hartstochtelijk pleidooi voor een terugkeer naar onderwijs op menselijke maat. Oud-minister van economische zaken, Wijers, geeft zijn visie op de toekomst in de 'Aaibaarheid voorbij'. Wat betreft het onderwijs, moet de stoffige en naar binnen gerichte organisatie verdwijnen via een proces van creatieve destructie van bestaande institutionele arrangementen. Meer vraaggestuurde scholen, daar gaat het volgens hem om. Het is dan ook een dooddoener om te zeggen dat het voor de leiding van scholen voor beroepsonderwijs een tour de force zal zijn de gewenste omslag te realiseren van structuur naar inhoud. Ik ga in dit artikel op zoek naar raad en advies voor deze moeilijke en lastige klus. De vraag waarop antwoorden worden gezocht, is: wat is vandaag de dag goed en wijs als het gaat om leidinggeven aan scholen voor middelbaar en hoger beroepsonderwijs?
DOCUMENT
Het afgelopen decennium is het aantal masteropgeleiden in het onderwijs, mede door diverse beleidsmaatregelen gericht op versterking van de onderwijskwaliteit, sterk toegenomen. In die periode is de vraag gerezen hoe deze masteropgeleiden daadwerkelijk in te zetten zijn ten gunste van de onderwijskwaliteit. Met hun onderzoekende vermogen zouden ze weerbarstige kwaliteitsvraagstukken kunnen aanpakken, maar een onderzoekende leercultuur staat in veel scholen nog in de kinderschoenen, ook in het mbo. Daarnaast hebben scholen vaak moeite om een omgeving te bieden waarin onderwijsprofessionals structureel onderzoekend kunnen samenwerken aan onderwijskwaliteit. Dit bij elkaar maakt dat de inzet van masteropgeleiden voor scholen nog moeilijk te verzilveren is.Dit onderzoek richtte zich op de vraag hoe en onder welke interne en externe condities de samenwerking van Masteropgeleide Teacher Leaders, verder hier: MTL’s en ontwerpgroepen bijdraagt aan onderwijskwaliteit (onderwijs-, team- en organisatie- ontwikkeling) in het mbo. Vier deelvragen hierbij zijn: 1) Wat zijn kenmerken van de MTL’s, van hun ontwerpgroepen en van hun interne en externe netwerken? 2) Welke activiteiten ontplooien de MTL’s en hun ontwerpgroepen? 3) Hoe ontwikkelen de kenmerken en activiteiten van MTL’s, ontwerpgroepen en interne en externe netwerken zich? 4) Hoe dragen deze activiteiten en ontwikkelingen bij aan onderwijskwaliteit (onderwijs-, team- en organisatieontwikkeling
DOCUMENT
In het evaluatieverslag wordt een beeld geschetst van de resultaten na een jaar opleiding Begeleider Leer- en Onderzoekslijn (BLO) bij Fontys OSO. Ten behoeve van de evaluatie van het eerste jaar van deze opleiding zijn de ervaringen en ontwikkelingen van de deelnemers aan deze opleiding, docenten bij Fontys OSO (of een ander instituut van Fontys), in kaart gebracht door reflectiemateriaal te bestuderen, vragenlijsten af te nemen en door middel van een dialoogbijeenkomst. Door middel van een kwalitatieve (thematische) analyse is getracht antwoord te krijgen op de leidende vraag: Op welke wijze draagt de BLO bij aan normatieve professionalisering? Geconcludeerd wordt dat de deelnemers na aanvankelijk enige onduidelijkheid over de kaders van de opleiding, een sterke ontwikkeling hebben doorgemaakt als het gaat om reflectie op hun eigen handelen als begeleider van studenten. Ze hebben niet alleen meer kennis over reflectiemodellen, maar hier ook daadwerkelijk zelf mee geoefend. Zelf onderzoek doen zal in het tweede jaar aan bod komen, dus dat is nog niet in de evaluatie meegenomen. Wel blijkt de 2-jarige opleiding zeer intensief, waardoor de groep deelnemers 'uitdunt'. Daarbij blijken de gehanteerde reflectiemodellen de maatschappelijke, normatieve en politieke context van het werk niet altijd nadrukkelijk aandacht te geven. Ook komt de vraag op of leren en onderzoek niet vanaf het begin nauwer op elkaar betrokken dienen te zijn, conform de uitgangspunten van de nieuwe Master SEN. In het verlengde van deze conclusies eindigt het verslag met enkele aanbevelingen voor een opleiding 'nieuwe stijl'.
DOCUMENT
Wat kan een reguliere school doen om ook slechthorende kinderen onderwijs te kunnen geven, in een klimaat waarin deze kinderen zich prettig voelen en tot hun recht komen? Inclusief onderwijs betekent dat elk kind de mogelijkheid krijgt om effectief onderwijs te volgen in de eigen buurt, waarbij verschillen tussen kinderen worden gewaardeerd en gerespecteerd. Bij inclusief onderwijs kan elk kind zijn of haar capaciteiten volledig ontplooien. Dat zou dus ook voor slechthorende kinderen moeten gelden. Maar is inclusief onderwijs voor deze groep mogelijk, terwijl recht wordt gedaan aan hun bijzondere communicatiebehoefte? In dit dossier vind je een interview met Annemiek Voor in 't Holt over dit onderwerp. Daarnaast biedt haar achtergrondartikel "Westervoort Inclusief. Een fictieve inclusieve school met dove en slechthorende leerlingen" tal van handvatten waarmee leerkrachten van diverse schooltypen hun onderwijs toegankelijk kunnen maken voor kinderen met een gehoorverlies. Ook vind je verschillende instrumenten waarmee je zelf als horende leraar een indruk kunt krijgen wat jouw slechthorende leerling(en) hoort, en vooral: wat niet. Door een blaffend hondje wordt in een powerpointboekje uitgelegd hoe het oor in elkaar zit, leuk om met de klas eens te bekijken. Op de pagina Voor kids: zo werkt je oor zijn ook nog handige links voor kinderen te vinden. Met een checklist kun je nagaan in hoeverre je zelf daadwerkelijk een actieve luisteraar bent.
DOCUMENT
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
DOCUMENT