Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
Op 28 maart 2024 vond de slotbijeenkomst van het project Natuurinclusieve Gebiedsontwikkeling plaats in het Natural Pavilion te Almere. Tijdens deze bijeenkomst werden de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen per case gepresenteerd van twee jaar onderzoek met als hoogtepunt de presentatie van de whitepaper met natuurinclusieve uitgangspunten. Naast de presentaties was er een posterexpositie georganiseerd waarbij op de posters de belangrijkste uitkomsten van diverse deelonderzoeken werden gepresenteerd. De posters van onderzoekers en studenten zijn in deze publicatie gebundeld.
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.
Het vakgebied Biomimicry gebruikt principes uit de natuur als inspiratiebron voor het ontwerpen van productinnovaties. In de marketingpraktijk worden principes uit de natuur nog niet gebruikt. Het lectoraat New Marketing van het Expertisecentrum Sustainable Business van Avans is in 2021 gestart met een oriënterend onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van biomimicry binnen marketing. Uit dit onderzoek komt naar voren dat principes uit de natuur bedrijven en merken kunnen helpen om hun marketingaanpak te verduurzamen. Met name op het onderwerp ‘groei’ biedt biomimicry kansrijke aanknopingspunten en inzichten. Groei is een belangrijk thema voor bedrijven en marketeers waar ze tegelijkertijd mee worstelen: hoe kunnen zij op een groene manier groeien? Het reclamebureau Heldergroen volgt het lopende onderzoek van Avans met grote belangstelling. Ze wil principes uit de natuur graag gaan gebruiken om (potentiële) klanten te helpen om hun marketingaanpak te verduurzamen. Daarom gaat het lectoraat New Marketing in samenwerking met Heldergroen en haar klanten onderzoek doen om “een bruikbare methodiek te ontwikkelen om inzichten uit de natuurlijke wereld te benutten voor het versnellen van de transitie naar een groene economie via het vakgebied marketing.” Het lectoraat New Marketing gaat in het kader van dit verdiepend onderzoek op basis van deskresearch, interviews en actieonderzoek aan de slag om hiervoor een methodologie te ontwerpen.
Met dit KIEM GoCI-project onderzoeken en ontwikkelen wij interventies om jongeren te stimuleren om duurzamere kledingkeuzes te maken. Deze interventies kunnen worden toegepast door mkb-bedrijven, gemeenten, modeketens en andere consumentengerichte non-profit organisaties. Tevens bouwen we een netwerk op welke zich inzet voor duurzame gedragsverandering bij consumenten rondom kleding, waarbij we in het bijzonder letten op de rol van mkb-bedrijven en gemeenten in deze transitie. Dit legt de basis voor een beoogd vervolgonderzoek in de vorm van een RAAK voorstel met hetzelfde onderwerp: gedragsverandering gericht op duurzamere kledingkeuzes. De basis voor dit project wordt gevormd door een vooronderzoek voor de gemeente Almere en de bedrijven UNRAVELAU, SEEFD en Van Loof waarin meerdere interventies zijn ontworpen om jongeren te stimuleren om duurzamere kledingkeuzes te maken. In dit KIEM GoCI-project starten we met de prototypes uit dit vooronderzoek. De eerste stap is om de prototypes te evalueren op bruikbaarheid/ aantrekkelijkheid bij de doelgroep. Daarnaast wordt onderzocht welk effect de interventies hebben, zoals bewustzijnsverandering en toegenomen intentie om duurzamere kledingkeuzes te maken. De tweede stap in dit project is om te inventariseren welke interesses en behoeften andere consumentgerichte organisaties hebben voor het stimuleren van duurzamere kledingkeuzes en welke ervaringen ze hierin al hebben opgebouwd. De derde stap betreft het verbeteren van de prototypes op basis van de verbeterpunten die komen uit de evaluatie van de interventies (stap 1), samen met ervaringen met andere interventies gericht op duurzaam kledinggedrag die uit de netwerkgesprekken naar voren komen (stap 2). Afsluitend – stap 4 – vindt een bijeenkomst plaats voor betrokken stakeholders met als doel om tot een toekomstige samenwerking te komen. Tijdens de bijeenkomst bespreken we praktijkvragen van de verschillende partijen en benodigde verdere stappen voor verkenning van de vraagstukken uit het veld: deze activiteiten dienen als opmaat naar de vraagarticulatie voor een bredere RAAK-aanvraag.