The Tuntang Watershed is an important watershed in Central Java. Management of watersheds in the Tuntang stream is a priority for various parties to carry out. One of the things that threatens the sustainability of the Tuntang watershed is erosion. The erosion rate can lead to sediment accumulation and siltation in the Tuntang River reservoir, which can cause catastrophic flooding. Flood disaster mitigation caused by erosion needs to be done, one of which is by calculating the erosion rate per year that occurs in the Tuntang watershed. This study calcultated the predicted erosion rate (per year in the Tuntang watershed) using the Revised Universal Soil Loss Equation (RUSLE) method, processed using the Google Earth Engine (GEE). Google offers a cloud-storage technology called GEE. Programming in JavaScript is required to operate GEE. GEE is a petabyte-scale data-based tool that can be used to analyze and archive geospatial data that is open source. The computing environment is designed for the processing of geospatial data, including the depiction of spatial analysis of satellite imagery. Data for RUSLE is obtained from the database in GEE, and the results can be imaged on a map. According to the study's findings, the degree of soil erosion throughout the Tuntang Watershed was essentially constant, with Moderate erosion predominating in the majority of locations. Senjoyo Sub Watershed, Rowopening Sub Watershed, and Tuntang Hilir Sub Watershed are the primary locations with severe erosion. Rowopening Sub Watershed is the region that is the worst.
LINK
Voor het behalen van de circulaire overheidsdoelstellingen is een belangrijke rol weggelegd voor het terugwinnen van energie en grondstoffen uit organisch afval. In steden bestaat het organisch afval van huishoudens voornamelijk uit groente, fruit en etensresten (GFE-afval). Dit GFE-afval wordt echter nog nauwelijks gescheiden ingezameld in grote Nederlandse steden zoals Amsterdam. In Amsterdam bestaan wel een aantal kleine lokale initiatieven die bewoners betrekken om GFE-afval apart in te zamelen. Van deze lokale initiatieven is echter weinig bekend over de maatschappelijke impact die zij hebben. Levert het inzamelen van GFE-afval op deze manier inderdaad de gewenste effecten op? En op welke manier dragen dit soort lokale initiatieven bij aan andere maatschappelijke doelstellingen zoals sociale samenhang in de wijk en het bieden van werk aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt? Het Re-Store onderzoek probeert antwoord te vinden op deze vragen en bestaat uit twee delen gericht op enerzijds het bepalen van impact en anderzijds het vergroten van impact.Het eerste deel omvat onderzoek onderzoek voor de ontwikkeling van een tool tool waarmee de milieukundige, economische en sociale impact van initiatieven in kaart kan worden gebracht. Op basis van wetenschappelijke literatuur en gesprekken met praktijkpartners is een tool ontwikkeld om deze impact te kunnen inschatten. Met de tool zijn vier praktijkcases onderzocht waarin GFE-afval apart ingezameld en verwerkt wordt (Voedselfiets, Wormenhotels, Centrale verwerking Java-eiland en Decentrale vergisting). Hierbij is deze nieuwe situatie vergeleken met de oorspronkelijke situatie, waarin het GFE-afval samen met het restafval ingezameld en verbrand werd.Uit het Re-Store onderzoek komt naar voren dat er in de cases geen vermindering van broeikasgassen is door het apart inzamelen en verwerken van GFE-afval ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Vermoedelijk komt dit omdat de verbranding van GFE-afval groene stroom oplevert die op dit moment grijze stroom vervangt. De sociale impact van de initiatieven is wel duidelijk aanwezig, vooral voor de Wormenhotels en de Voedselfiets. De projecten tonen een verhoging in de beleefde sociale samenhang en educatieve ontwikkeling. De financiële kosten van de initiatieven zijn bij alle cases hoger dan bij de ongescheiden inzameling en verbranding. Dit heeft deels te maken met de kleine schaal van de initiatieven. Om dit te ondervangen zijn er ook fictieve scenario’s gemaakt die de economische en milieukundige impact analyseren bij het op grotere schaal uitvoeren van initiatieven. Het onderzoek maakt duidelijk dat het behalen van circulaire doelstellingen niet automatisch betekent dat klimaatdoelstellingen ook gehaald worden.Het tweede deel van het Re-Store project bestaat uit onderzoek naar stimuleringsmaatregelen om scheidingsgedrag en ketensamenwerking te bevorderen en daarmee de impact van initiatieven te vergroten. Dit onderzoek is uitgevoerd met behulp van twee simulatiemodellen die zijn gebaseerdop gedragsliteratuur en twee casestudies rondom afvalinzameling en -verwerking: NDSM-werf en Haven-Stad.Op basis van uitgebreide simulaties met verschillende combinaties van interventies voor afvalscheiding blijkt dat het aan te bevelen is om te beginnen met communicatie-interventies, omdat deze tegen relatief lage kosten veel bijdragen. Om lokale verwerkingsketens meer dan vijf jaar in stand te kunnen houden is het vooral van belang dat de processen van de afvalverwerkende partij passen bij bestaande eigen kennis, vaardigheden en bedrijfsvoering. Bij voorkeur wordt het afval aangeboden door een vrij groot lokaal netwerk van tientallen (of meer) aanbieders. Een stabiel lokaal initiatief heeft continu beschikking over enkele malen meer afval dan het verwerkingsproces minimaal nodig heeft. Het maken van meerjarige afspraken over afvalleveringen zorgt voor een stabielere keten met grotere kans op succes.Met deze twee deelonderzoeken biedt het Re-Store project hulpmiddelen om de impact van lokale initiatieven voor verwerking van organisch afval inzichtelijk te maken en te vergroten. De tool kan door initiatiefnemers en opdrachtgevers gebruikt worden om de milieukundige, economische en sociale impact te vergelijken van verschillende scenario’s om GFE-afval te verwerken. Hiermee kunnen ze een degelijke evaluatie uitvoeren over de gehele keten. De simulatiemodellen en vuistregels bieden daarbij praktische handvatten om de beoogde impact van de initiatieven vervolgens te vergroten. Met de methode van simuleren kunnen onderzoekers de praktijk ondersteunen door meer inzichten te verwerven over mogelijke interventies. Hierbij wordt er naast techniek, ook rekening gehouden met sociale interacties van spelers, overheidsbeleid en marktmechanismen; factoren die allemaal invloed uitoefenen op het beoogde succes.
Author supplied: Abstract—The growing importance and impact of new technologies are changing many industries. This effect is especially noticeable in the manufacturing industry. This paper explores a practical implementation of a hybrid architecture for the newest generation of manufacturing systems. The papers starts with a proposition that envisions reconfigurable systems that work together autonomously to create Manufacturing as a Service (MaaS). It introduces a number of problems in this area and shows the requirements for an architecture that can be the main research platform to solve a number of these problems, including the need for safe and flexible system behaviour and the ability to reconfigure with limited interference to other systems within the manufacturing environment. The paper highlights the infrastructure and architecture itself that can support the requirements to solve the mentioned problems in the future. A concept system named Grid Manufacturing is then introduced that shows both the hardware and software systems to handle the challenges. The paper then moves towards the design of the architecture and introduces all systems involved, including the specific hardware platforms that will be controlled by the software platform called REXOS (Reconfigurable EQuipletS Operating System). The design choices are provided that show why it has become a hybrid platform that uses Java Agent Development Framework (JADE) and Robot Operating System (ROS). Finally, to validate REXOS, the performance is measured and discussed, which shows that REXOS can be used as a practical basis for more specific research for robust autonomous reconfigurable systems and application in industry 4.0. This paper shows practical examples of how to successfully combine several technologies that are meant to lead to a faster adoption and a better business case for autonomous and reconfigurable systems in industry.
Community, lab, werkplaats, netwerk, systeem, multi-stakeholder leeromgeving, leerwerkplaats, hybride leeromgeving: de termen buitelen over elkaar heen. Het gaat om omgevingen waarbij betrokkenen vanuit verschillende werelden met elkaar samen werken, leren en innoveren over grenzen heen, vaak rondom een maatschappelijke opgave. Bij de HU is gekozen voor de term ‘rijke leeromgevingen’. Vanwege het samen werken, leren en innoveren over grenzen heen, vinden wij ‘grensoverstijgende leeromgevingen’ een passend concept.
ln dit project wordt in de context van het Living Lab Upper Citarum een haalbaarheidsstudie uitgevoerd voor de realisatie van een zgn. baggerfabriek@ in Bandung, lndonesië. Een baggerfabriek@ bestaat uit een (deel-) stroomgebied van een rivier waaruit op natuurvriendelijke wijze sediment gewonnen kan worden voor toepassing in bijv. de bouw- en/of waterbouwsector. Bandung is gelegen in het bovenste gedeelte van het stroomgebied van de Citarum rivier op West-Java. De rivier is zwaar verontreinigd en treedt regelmatig buiten zijn oevers, Bovendien is in de periode 2000-2009 circa 86% van het regenwoud in het bovenstroomse gebied verloren gegaan, hetgeen leidt tot ernstige erosie. Frequent baggeren is noodzakelijk in het verstedelijkte gebied om de afvoercapaciteit van de rivier in stand te houden en de kans op overstromingen te reduceren. Tegelijkertijd is er vanwege de snelle verstedelijking in het gebied een grote vraag naar grondstoffen voor de bouw van (droge en natte) infrastructuur en woningen. De vrijgekomen baggerspecie wordt nu op de oevers gestort en is daarmee vrij toegankelijk en beschikbaar voor de lokale bevolking/ondernemers. Dit betekent enerzijds dat (vooral kleine) ondernemers in het gebied toegang hebben tot goedkope grond/bouwmateriaal. Anderzijds levert dit risico's op voor de volksgezondheid: bijv. door directe blootstelling aan verontreinigd bouwmateriaal en indirect door het verbouwen van gewassen op de oevers waardoor verontreiniging mogelijk in de voedselketen terechtkomt. Om op effectieve en verantwoordelijke wijze om te kunnen gaan met baggerspecie, wordt in dit project een systeemanalyse uitgevoerd voor erosie, sedimenttransport en aanzanding in het stroomgebied. Daarnaast wordt een analyse gemaakt van de waardeketen van sediment als bouwmateriaal. Ten slotte, worden de bevindingen uit beide analyses gecombineerd in een specifieke locatie waar veel gebaggerd wordt om de haalbaarheid van een baggerfabriek@ in Bandung op hoofdlijnen vast te stellen. Dit project heeft als doelstelling om de haalbaarheid van een Baggerfabriek@ in Bandung te bepalen. Hierbij ligt de focus op de vraag en aanbod van sediment en de gerelateerde waardeketen en zal niet worden ingegaan op lokale factoren die van invloed zijn op de realisatie en exploitatie van een Baggerfabriek@, zoals wet- en regelgeving en grondverwerving. Het betreft dus een haalbaarheidsstudie op hoofdlijnen in plaats van een volledige haalbaarheidsstudie. Het is de bedoeling om hiermee een eerste stap te zetten voor een pilotproject in het kader van Living Lab Upper Citarum.