The copper(II) catalyzed enantioselective 1,4-addition reactions of diethylzinc to cyclic enones in the presence of novel phosphorus amidite ligands, easily prepared from α,α,α',α'-tetraphenyl-2,2'-dimethyl-1,3- dioxolane-4,5-dimethanol (TADDOL) derivatives, resulted in e.e.s up to 71% for cyclohexenone and up to 62% for cyclopentenone. A remarkable enhancement of enantioselectivity was observed upon the addition of powdered molecular sieves to the reaction mixture.
DOCUMENT
DOCUMENT
In dit document staat het programma van het Minisymposium grasvalorisatie en - vermarkting, en ook een plan van aanpak waarin partijen worden voorgesteld en wat de insteek is achter de samenwerkingsverbanden. Want dit congres is voortgekomen uit een samenwerkingsverband tussen het lectoraat Duurzaam Cooperatief Ondernemen, het kenniscentrum Biobased Economy, het lectoraat van Andre Heeres en de leerstoel van prof dr. E. Heeres van de RUG.
DOCUMENT
Voortdurende maatschappelijke veranderingen en uitdagingen vragen om samenwerking en een leven lang ontwikkelen. Vaak gebeurt dit in learning communities (innovatieve leerwerkomgevingen) waar organisaties grensoverstijgend samenwerken aan complexe vraagstukken. Bruggenbouwers (brokers) hebben een sleutelpositie in het ontwikkelen van deze learning communities om mensen en organisaties met elkaar te verbinden. Een veelzijdige rol die zich moeilijk laat definiëren. Bovendien voorzien organisaties niet altijd bewust in ondersteuning en ontwikkeling van deze bruggenbouwers. Op basis van een mixed-methodsbenadering voorziet dit onderzoek in de behoefte van een generieke rolbeschrijving met zeven vaardigheden. Hierbij wordt de invloed van kennis, ervaring en persoonskenmerken belicht. Bruggenbouwers werken intersectoraal over grenzen van organisaties heen en ondersteunen betrokken professionals en organisaties in hun samenwerking door politiek bewust en strategisch te handelen. Zij stimuleren kennisdeling en vertalen kennis naar diverse betrokkenen en contexten en onderzoeken daarbij de beroepspraktijk systematisch. Deze rolbeschrijving en de gewenste ondersteuning hierin biedt concrete handvatten om bruggenbouwers beter te selecteren, te waarderen en ook gerichter te investeren in hun professionele ontwikkeling. Deze investering is van cruciaal belang omwille van de katalyserende werking van de rol als bruggenbouwer om het voortdurend leren en ontwikkelen bij organisaties mogelijk te maken
DOCUMENT
The catalytic oxidation of potato starch by [MnIV2 (μ-O)3(tmtacn)2][H2O](CH3COO)2 (Mncat, with tmtacn =1,4,7-trimethyl-1,4,7-triazacyclononane) with H2O2, was recently introduced as a promising alternative to ubiquitous sodium hypochlorite (NaOCl). Here, we report an in-depth investigation into interactions of the catalyst with the starch granule. Pitted starches obtained by pre-treatment with high-frequency ultrasound (HFUS) were shown to result in a uniquely homogeneous oxidation. To study this further, fractionation of oxidised potato starch was done which showed a preference for the oxidation of smaller granules with a higher relative surface area. This result was corroborated by chemical surface gelatinisation of fractionated granules. These studies showed that the inside of the granules was oxidised, but that Mncat had a moderate preference for oxidation of the periphery. Together, these results allow for a better understanding of oxidation of starch by Mncat and how it differs from NaOCl oxidation making further optimisation of the process possible.
DOCUMENT
Hoofdstuk in het brancherapport 'Sportevenementen in Nederland' waarbij de ontwikkeling van het inzetten van maatschappelijke thema's binnen sportevenementen in de loop der jaren in kaart is gebracht. Samenwerking tussen het Mulier Instituut en de Hanzehogeschool Groningen.
DOCUMENT
Biomimicry wordt vooral verbonden aan technologische ontwikkelingen. Er zijn veel voorbeelden van producten en innovaties op basis van de biologie. Ingenieurs, architecten, ontwerpers maken gebruik van nieuwe kennis die we hebben opgedaan en opdoen door met moderne middelen de natuur te bestuderen. Mauro Gallo geeft hiervan voorbeelden en gaat daar verder onderzoek naar doen. Van de natuur in haar geheel is meer te leren. In de praktijk van onderwijs, training,advies, consultancy en organisatieontwikkeling, wordt ‘de natuur’ vaak gebruikt als metafoor, als inspiratiebron of als voorbeeld voor allerlei processen zoals leiderschap, samenwerkingen, relaties, en de ontwikkeling van organisaties en de samenleving. Het gaat daarbij veelal over ecologische en veel minder vaak over biologische processen. Langzaam heeft zich de vraag opgedrongen of we in de sociale omgeving meer kunnen leren uit de natuur dan wat we oppervlakkig ‘zien’ en vaak in metaforen vertaald wordt. Meer holistisch bezien gaat het hier over de systemische kant, de complexiteit, de context en de samenhang. Kunnen we bijvoorbeeld aantonen dat fundamentele ecologische principes zoals kringlopen (lerend, zelf organiserend, zelfregulerend en zelfvoorzienend vermogen), successie, diversiteit en veerkracht, sociaal en samenwerkend gedrag, interconnectedness en interdependency toepassen in organisaties leiden tot duurzaam organiseren? In zijn lectoraat doet Mauro Gallo onderzoek naar de betekenis van technische innovaties in en voor de agro- en food sector, en naar de vraag of biomimicry onderbouwd kan worden zodat het bij kan dragen aan het sociaal wetenschappelijk domein. Tegelijkertijd is er een gerichte onderwijsvraag: is het logisch om vanuit ons groene DNA biomimicry-denken mee te nemen in ons onderwijs? Kun je biomimicry leren toepassen en kun je biomimicry toepassen in leren? (Hoe) kunnen we biomimicry toepassen in vmbo en mbo groen, in de lerarenopleiding meegeven aan toekomstige leraren, en opnemen in de professionalisering voor zittende docenten. Is het denkbaar dat het integraal onderdeel van de curricula in het (groene) hbo wordt gericht op het zoeken naar duurzame oplossingen voor vraagstukken in de beroepspraktijk? Zoals hierboven geschetst: genoeg praktijkvragen voor een lectoraat. Daarbij richt het zich echter niet alleen op het toepassen, maar nadrukkelijk op het wetenschappelijk onderbouwen van bio-inspired oplossingen en op het onderwijs.
DOCUMENT
Biomimicry wordt vooral verbonden aan technologische ontwikkelingen. Er zijn veel voorbeelden van producten en innovaties op basis van de biologie. Ingenieurs, architecten, ontwerpers maken gebruik van nieuwe kennis die we hebben opgedaan en opdoen door met moderne middelen de natuur te bestuderen. Mauro Gallo geeft hiervan voorbeelden en gaat daar verder onderzoek naar doen. Van de natuur in haar geheel is meer te leren. In de praktijk van onderwijs, training,advies, consultancy en organisatieontwikkeling, wordt ‘de natuur’ vaak gebruikt als metafoor, als inspiratiebron of als voorbeeld voor allerlei processen zoals leiderschap, samenwerkingen, relaties, en de ontwikkeling van organisaties en de samenleving. Het gaat daarbij veelal over ecologische en veel minder vaak over biologische processen. Langzaam heeft zich de vraag opgedrongen of we in de sociale omgeving meer kunnen leren uit de natuur dan wat we oppervlakkig ‘zien’ en vaak in metaforen vertaald wordt. Meer holistisch bezien gaat het hier over de systemische kant, de complexiteit, de context en de samenhang. Kunnen we bijvoorbeeld aantonen dat fundamentele ecologische principes zoals kringlopen (lerend, zelf organiserend, zelfregulerend en zelfvoorzienend vermogen), successie, diversiteit en veerkracht, sociaal en samenwerkend gedrag, interconnectedness en interdependency toepassen in organisaties leiden tot duurzaam organiseren? In zijn lectoraat doet Mauro Gallo onderzoek naar de betekenis van technische innovaties in en voor de agro- en food sector, en naar de vraag of biomimicry onderbouwd kan worden zodat het bij kan dragen aan het sociaal wetenschappelijk domein. Tegelijkertijd is er een gerichte onderwijsvraag: is het logisch om vanuit ons groene DNA biomimicry-denken mee te nemen in ons onderwijs? Kun je biomimicry leren toepassen en kun je biomimicry toepassen in leren? (Hoe) kunnen we biomimicry toepassen in vmbo en mbo groen, in de lerarenopleiding meegeven aan toekomstige leraren, en opnemen in de professionalisering voor zittende docenten. Is het denkbaar dat het integraal onderdeel van de curricula in het (groene) hbo wordt gericht op het zoeken naar duurzame oplossingen voor vraagstukken in de beroepspraktijk? Zoals hierboven geschetst: genoeg praktijkvragen voor een lectoraat. Daarbij richt het zich echter niet alleen op het toepassen, maar nadrukkelijk op het wetenschappelijk onderbouwen van bio-inspired oplossingen en op het onderwijs.
DOCUMENT
In dit project wordt de haalbaarheid bestudeerd voor het maken van nanoporeuze membranen met behulp van gangbare processen in de halfgeleiderindustrie. Nanoporeuze membranen bieden onder meer de mogelijkheid om op energie-efficiënte en milieuvriendelijke manier water te ontzouten of het scheiden van vluchtige componenten als alternatief voor destillatie. Recent zijn veel nieuwe nanoporeuze materialen gerapporteerd. Succesvolle toepassingen op het gebied van katalyse, sensoren en scheidingen, waaronder ook eerste voorbeelden van kleinschalige nanofiltratie, geven de potentie van dergelijke materialen aan voor een toepassing op het gebied van nanofiltratie op grotere schaal. Echter, het ontbreekt momenteel aan goede, eenvoudige methoden om deze opschaling voor ultradunne (sub-micron), nanoporeuze membranen te realiseren. In dit project zal wordt een methode bestudeerd en geïmplementeerd waarmee dit wel mogelijk is.
Deze vier artikelen uit verschillende hoeken van de HU illustreren uiteenlopende ervaringen met de koppeling tussen onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk. Uit hun verhalen blijkt dat deze verbindingen steeds meer vorm krijgen en dat de ervaringen met de HU als kennisinstelling vooral positief zin. Uitgegeven op het HU onderwijscongres 2008 als Passie & Precisie deel 02.
DOCUMENT