Door de auteur verstrekt: Het ontwerpen van producten gericht op adequaat beweeggedrag van kinderen die in het ziekenhuis worden behandeld voor kanker is, door de vele stakeholders en variëteit aan verschijningsvormen van kanker, een ingewikkeld proces. In deze paper wordt de onderzoeksvraag beantwoord: “Hoe kunnen interventies ontworpen worden gericht op adequaat beweeggedrag van een kind met kanker?” Een ontwerpproject voor de afdeling Kinderoncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen vormt hierbij de casus. Op basis van resultaten uit acht participatieve ontwerp/onderzoeksmethoden wordt een eerste conceptinterventie gepresenteerd: BLOX.
DOCUMENT
Dit onderzoek is bedoeld om de huidige labelvorming van kinderen met luisterproblemen te onderzoeken en om in samenwerking met logopedisten en audiologen in Nederland te komen tot een uniforme en hanteerbare definitie en om de kennis en ervaring op het gebied van signalering, diagnostiek en behandeling te bundelen. De aanleiding voor dit promotieonderzoek zijn de vragen vanuit het werkveld (logopedisten, audiologen, psychologen AC) over AVP die tijdens presentaties op diverse congressen, in logopedische kwaliteitskringen en dyslexiekringen in de periode 2008-2012 en tijdens de studiedag “Diagnostiek van auditieve verwerkingsproblemen” van de FENAC op 21 mei 2014 (http://www.fenac.nl/algemeen/opleiding/studiedag-avp/studiedag-diagnostiek-van-auditieve-verwerkingsproblemen-avp.html) gesteld werden.
DOCUMENT
Dit boek beschrijft op een toegankelijke manier hoe een multidisciplinair team van een Amsterdamse kinderpolikliniek een Zweedse behandelmethode vertaalde naar de Nederlandse situatie. Kern van de behandeling bestaat uit motiveren en coachen van kinderen en hun ouders om hun leefstijl stapsgewijs, in eigen tempo, passend bij hun leefsituatie te veranderen. Geen dwingende gedragsvoorschriften, maar positief stimuleren van het gezin om haalbare doelen te stellen en hen daarin ondersteunen. Daarnaast komt in het boek een sociaal en cultureel diverse groep tieners en ouders aan het woord. Hoe ervaren ze de begeleiding? Lukt het om de adviezen en tips toe te passen, hun leefstijl te veranderen? Wat helpt en stimuleert om vol te houden?
LINK
Hoe doe je dat, zwerfjongeren helpen een netwerk op te bouwen? Deze vraag staat centraal in dit boek, dat is voortgekomen uit gesprekken in het werkveld en is uitgewerkt met twee instellingen die begeleiding bieden aan zwerfjongeren. Het boek concentreert zich op het uitproberen en evalueren van instrumenten die kunnen helpen om het netwerk samen met jongeren in kaart te brengen, oude contacten te herstellen en nieuwe relaties aan te gaan. Relaties die in de toekomst sociale, emotionele en praktische steun kunnen geven.
LINK
De ontwikkelingen rond sociaal ondernemerschap zijn de laatste jaren heel snel gegaan. Volgens Bornstein en Davis (2010) zijn we inmiddels toe aan sociaal ondernemerschap 3.0. Aanvankelijk ging de aandacht vooral uit naar sociaal ondernemers als vernieuwende denkers en doeners met een grote maatschappelijke impact (1.0). Vervolgens werd de focus verlegd van de oprichters naar het excellent organiseren van sociaal ondernemerschap (2.0). Bij het huidige social entrepeneurship 3.0 gaat het om burgers die zijn toegerust om als changemakers te denken en handelen. Zij werken krachtig samen met anderen om maatschappelijke veranderingen te realiseren. De manieren waarop ondernemende burgers werken aan maatschappelijke kwesties en maatschappelijke verandering, worden in dit essayistische boek vanuit uiteenlopende invalshoeken belicht. Theorie en praktijk van sociaal ondernemerschap worden in samenhang geanalyseerd. De praktijk is in Rotterdam onderzocht, de thuisbasis van het lectoraat Dynamiek van de Stad dat het onderzoek deed. Uit het onderzoek blijkt dat actieve Rotterdammers in alledaagse praktijken op eigen initiatief en risico de stad beter willen maken. Sommigen zijn daarbij – soms tegen wil en dank – ‘sociaal ondernemer’ geworden. Deze publicatie doet verslag van een actie- en literatuuronderzoek naar sociaal ondernemerschap 3.0. Het biedt aanknopingspunten voor een publiek debat over de rol van sociaal ondernemerschap in de participatiesamenleving. De bundel is bedoeld voor professionals in beleid en beroepspraktijk, voor studenten op hogescholen en universiteiten, en voor burgers die geïnteresseerd zijn in ondernemerschap voor de publieke zaak.
LINK
Over stedelijk burgerschap worden levendige discussies gevoerd. Het gaat daarbij onder meer om succesfactoren van burgerinitiatieven, de relatie tussen burger en overheid, de rol die sociale netwerken spelen bij burgerparticipatie, en om hoe verschillende bevolkingsgroepen vorm geven aan actief burgerschap. Dit boek wil een bijdrage leveren aan de discussies over stedelijk burgerschap, gebaseerd op onderzoeken die zijn uitgevoerd in Rotterdam en Den Haag. Hieraan hebben zowel studenten en docenten van hogeschool Inholland als externe deskundigen meegewerkt. De huidige stand van het onderzoek naar burgerschap wordt weergegeven. Actuele vormen van binding en burgerschap worden in kaart gebracht op Noordereiland in Rotterdam en in het Statenkwartier in Den Haag. Een onderzoek uit 1963 op het Noordereiland werd recent enigszins herhaald, zodat je als lezer twee ‘plaatjes’ van binding en burgerschap met elkaar kunt vergelijken. Op het Noordereiland is ook gekeken naar community art in relatie tot burgerschap. In Den Haag is bovendien gekeken naar de ervaringen met een aantal burgerinitiatieven en hoe de gemeente daarmee is omgegaan. Het boek laat zien hoe in verschillende buurten de inzet voor de publieke zaak uiteenlopende vormen van stedelijk burgerschap oplevert. Niet alle vormen worden door de overheid gezien en op waarde geschat. Een gemiste kans, aangezien die (terugtredende) overheid een actieve en omvangrijke civil society wil.
LINK
The aim of the present study was to establish the efficacy in terms of morbidity and health-related quality of life (HRQoL) of a group asthma education-exercise programme to children with low (below 10th percentile value) quality-of-life scores. A controlled, randomised, open, clinical trial was conducted. In total, 36 out of 53 unhappy children, among 204 (68%) respondents, treated in four paediatric practices, enrolled (mean age 10 yrs; range: 8-12 yrs), after random allocation in control and intervention groups (child, parent, teacher). Measurements were taken at baseline (T0) and after 3, 6 (T6) and 9 months (T9; intervention group only at 9 months). All but four controls completed the study. From T0-T6, changes (Delta) in HRQoL were clinically important and significantly greater in the intervention group than in the control group, both for generic HRQoL (effect size (ES) 0.95; Delta 16%+/-12% versus -1+/-4%) and for asthma-specific HRQoL (ES 0.58; Delta 15%+/-17% versus 1.5+/-14%). T9 measurements were consistent with T6 findings. Changes in sick days (ES 0.78), oral prednisone courses (ES 0.71) and doctor visits (ES 0.74) over a 6-month period were greater in the intervention group than in the control group. Changes could not be ascribed to change in lung function or medication. In unhappy children, quality of life and morbidity may improve with a low intensity asthma education-exercise programme, even without gains in pulmonary function or exercise tolerance.
DOCUMENT
OBJECTIVE: To examine the association between sucking patterns and the quality of fidgety movements in preterm infants.STUDY DESIGN: We studied the sucking patterns and fidgety movements of 44 preterm infants (gestational age <35 weeks) longitudinally from 34 weeks' postmenstrual age up to 14 weeks postterm. We used the Neonatal Oral-Motor Assessment Scale during feeding and scored the sucking patterns as normal or abnormal. Abnormal sucking patterns were categorized into arrhythmic sucking and uncoordinated sucking. At 14 weeks postterm, we scored the quality of fidgety movements from videotapes as normal, abnormal, or absent.RESULTS: The postmenstrual age at which sucking patterns became normal (median, 48 weeks; range, 34 to >50 weeks) was correlated with the quality of fidgety movements (Spearman ρ = -0.33; P = .035). The percentage per infant of normal and uncoordinated sucking patterns was also correlated with the quality of fidgety movements (ρ = 0.31; P = .048 and ρ = -0.33; P = .032, respectively). Infants with uncoordinated sucking patterns had a higher rate of abnormal fidgety movements (OR, 7.5; 95% CI, 1.4-40; P = .019).CONCLUSION: The development of sucking patterns in preterm infants was related to the quality of fidgety movements. Uncoordinated sucking patterns were associated with abnormal fidgety movements, indicating that uncoordinated sucking, swallowing, and breathing may represent neurologic dysfunction.
DOCUMENT
Openbare les Prof. Micha de Winter Wat wij tegenwoordig jeugdzorg (of jeugdhulp) noemen, maakt deel uit van een veel bredere maatschappelijke opdracht: de zorg voor jeugd. De woorden lijken erg op elkaar, maar als we het over ‘jeugdzorg’ en ‘zorg voor jeugd’ hebben gaat het over heel verschillende werelden, die in de praktijk weinig verbinding met elkaar lijken te hebben. De jeugdzorg is een afgebakend terrein dat gaat over de professionele hulp voor gezinnen waarin de opvoeding van kinderen stagneert of ontspoort. Een echte maatschappelijke ‘sector’ dus, waarbij professionele opleidingen horen, kwaliteitsstandaarden, indicatiecriteria, protocollen en wetenschappelijk onderzoek dat bepaalt wat wel of niet effectief is. ‘Zorg voor jeugd’ is daarentegen een veel breder begrip, dat gaat over het geheel van onze maatschappelijke inspanningen om nieuwe generaties kinderen en jongeren groot te brengen en toe te rusten voor een volwassen bestaan. Het zijn weliswaar heel verschillende werelden, maar ze beïnvloeden elkaar enorm. Ze vormen communicerende vaten. Als de samenleving tekortschiet in de manier waarop zij kinderen en jongeren veiligheid en kansen weten te bieden, dan zullen we dat terugzien in de aard en hoeveelheid van problemen die we in de jeugdzorg tegenkomen. Als die samenleving er daarentegen in zou kunnen slagen om ouders en kinderen voldoende hoop en perspectief op een bevredigende en uitdagende toekomst te geven, dan zal het aantal klanten van de jeugdzorg aanmerkelijk afnemen.
DOCUMENT
Openbare les Dr. Saskia A.M. Wijsbroek & Prof.Dr. Micha de Winter. Veel verhandelingen over jeugdhulp of jeugdzorg beginnen met de constatering dat het met de meeste kinderen en jongeren in Nederland over het algemeen goed gaat. In allerlei internationale vergelijkingen komt de Nederlandse jeugd er gemiddeld gezien goed af, of het nu gaat om hun gezondheid, welbevinden, onderwijskansen of kwaliteit van leven (Bot e.a. 2013; De Looze e.a. 2014; UNICEF Office of Research 2013). Onmiddellijk na deze constatering volgt dan meestal de schaduwzijde: lang niet alle kinderen en jongeren delen in deze feestvreugde. Zo komt 10 tot 15% van de jeugdigen1 tussen 0 en 18 jaar in aanraking met jeugdhulp, jeugdbescherming of jeugdreclassering, groeit bijna 10% op in gezinnen die leven onder de armoedegrens, en neemt het aantal kinderen en jongeren dat verslaafd is aan genotsmiddelen of lijdt aan overgewicht al jaren toe (CBS 2017a, 2017b; Clarijs 2017; De Looze e.a. 2014). Afhankelijk van de bedoelingen die de auteurs van zulk soort teksten hebben, leiden ze vaak tot heel uiteenlopende conclusies. Wie graag wil onderstrepen dat het Nederlandse jeugdbeleid deugt, zal vreugdevol vaststellen dat het goed gaat met de jeugd. Wie echter vindt dat er van alles misgaat in datzelfde jeugdbeleid, en dat bijvoorbeeld de recente bezuinigingen op de professionele jeugdzorg veel te ver zijn gegaan, zal vooral de nadruk willen leggen op de groep die problemen ondervindt. In het nieuwe lectoraat Jeugd, ingesteld door de provincie Utrecht en Hogeschool Utrecht (HU), vervangen we deze ogenschijnlijke tegenstelling (gaat het nu goed of slecht met de Nederlandse jeugd?) door een benadering die kwaliteit van leven van álle kinderen en jongeren centraal stelt. Immers, in een samenleving waarin mensen steeds dichter op elkaar leven en in steeds meer opzichten afhankelijk van elkaar zijn, is de verdeling van levenskwaliteit een zaak van algemeen, gedeeld belang aan het worden
DOCUMENT