Verbondenheid is een cruciale factor die van belang is voor studiesucces in het hoger onderwijs. Met dit casestudy onderzoek is gekeken naar de totstandkoming van verschillende vormen van binding bij een klas Informatica-studenten aan Hogeschool Inholland. Ondanks contextuele afhankelijkheden biedt dit onderzoek inzichten en inspiratie over wijzen waarop een onderwijsorganisatie en haar medewerkers hierin verschil kunnen maken en tot waar hun invloed rijkt. Door het bijhouden van een logboek heeft de betrokken docentonderzoeker en ook studiebegeleider een opvallend succesvolle klas de bevindingen hiervan geanalyseerd. Daardoor is een beeld ontstaan van de verschillende soorten van verbondenheid en hoe deze te beïnvloeden zijn. Het resultaat van de analyse zijn een drietal soorten van verbondenheid, te weten sociale verbondenheid, academische verbondenheid en klasgemeenschap. Bij sociale verbondenheid blijkt dat studenten goed samenwerken in een groep, zich aan afspraken houden met elkaar, respectvol zijn naar elkaar en actief communiceren met elkaar, meer verantwoordelijkheid nemen voor hun handelen en elkaar opzoeken om de successen te vieren. Bij academische verbondenheid blijkt dat de rol en het gedrag van de docent invloed heeft op de verbondenheid door aandacht geven en tijd nemen, alert te zijn op studievoortgang en student te confronteren met consequenties, te durven kiezen voor creatieve oplossingen. Bij klasgemeenschap kan gekeken worden wat de docent en de organisatie kan doen om de verbinding met de klas te vergroten; ook hier speelt aandacht geven en tijd nemen een belangrijke rol, veiligheid bieden, daarnaast confronteren met consequenties en zorg voor studenten als de organisatie niet goed werkt en durven kiezen om studenten te kunnen laten excelleren. Meer onderzoek bij andere succesvolle klassen kan meer duidelijkheid geven of de bevindingen van het onderzoek bij deze ene succesvolle klas herkend worden en of er nog andere factoren een rol kunnen spelen.
DOCUMENT
In het kunsten- en erfgoeddecreet werd een aparte categorie ‘Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap’ opgenomen. Zij zouden een symboolfunctie en een sensibiliserende rol voor de artistieke gemeenschap en de gehele Vlaamse bevolking moeten vervullen. Bovendien moeten ze internationale topkwaliteit aanbieden. Door een gebrekkige collectieve opdrachtomschrijving weten deze Gemeenschapsinstellingen echter niet welke service van hen wordt verwacht en dit zowel naar de artistieke gemeenschap als de bredere samenleving toe. De vage taakomschrijving stelt de instellingen met dit uitzonderlijke statuut bovendien voor een distinctieprobleem. Waarin onderscheiden ze zich van andere kunstorganisaties in Vlaanderen die op een reguliere basis tijdelijk worden gesubsidieerd? Ten slotte signaleren de Gemeenschapsinstellingen een internationaal verifieerbare discrepantie tussen een symbolische en een economische, subsidiale erkenning. Door dit alles blijft hun positie vaag tot zelfs ambivalent. Met deze vaststellingen in het achterhoofd werd een essayopdracht geformuleerd. De centrale vragen die daarin gesteld werden luiden: wat is de opdracht, taak en positie van nationale kunstinstellingen? Hoe kunnen ze ideaaltypisch functioneren en hoe doen ze dat in het buitenland? Via een interpretatieve cultuursociologische weg, geschraagd met de inzichten van de kritische theorie werd een antwoord op het voorgelegde vraagstuk gezocht. Het opstel betreft dus geen benchmarking of kunstkritisch betoog. Wel werd via diepte-interviews met beleidsverantwoordelijken en vooral stafmedewerkers van voorbeeldorganisaties in Duitsland, Engeland, Finland, Nederland en Portugal naar mogelijke pistes gekeken.
DOCUMENT
Het Studentsucces Centrum kan voor studenten een belangrijke plek zijn waar binding tussen studenten in een informele setting centraal staat. Sociale activiteiten zorgen er hierbij voor dat studenten niet alleen in sociaal opzicht meer geïntegreerd raken, maar maken tevens belangrijke netwerken voor hen toegankelijk. Op deze manier kan het Studentsucces Centrum studenten toegang geven tot meer sociaal kapitaal en sociale steun. Deze kunnen hen helpen bepaalde doelen te behalen en zorgen voor meer succeservaringen en gevoel van competentie. In dit rapport adviseren we over randvoorwaarden die volgens de empowermentvisie nodig zijn voor het vormen van een inclusieve gemeenschap.
DOCUMENT
Zelfbeheerde residentiële voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke opvang zijn voorzieningen in de gemeenschap, voor de gemeenschap en tegelijk zelf ook een mini-gemeenschap (een third space). In deze workshop richten we ons op de vraag: hoe creëer en faciliteer je als leidinggevende (al dan niet vanuit eigen ervaringsdeskundigheid) een voorziening waarbinnen vanuit de principes van zelfbeheer betrokkenen werken aan een sociale basis? Samen met deelnemers aan de workshop gaan we op zoek naar een antwoord op deze vraag. Als startpunt gebruiken we kennis en praktische ervaring van twee managers betrokken bij een respijthuis in zelfbeheer, gecombineerd met kennis uit onderzoek naar diverse voorzieningen in zelfbeheer.
DOCUMENT
Wie kent het trieste aangezicht van een slechtlopende winkelstraat niet? Waar gezelligheid en vitaal ondernemerschap plaats hebben gemaakt voor leegstand, verschraling van het aanbod en verloedering. Het lijkt een proces waar zowel de markt als de staat als oplossende logica’s te kort schieten. In de Jan Evertsenstraat in Amsterdam is ingezet op collectiviteit en samenwerking om deze vicieuze cirkel te doorbreken.
DOCUMENT
Voor het project Sensing Streetscapes sprak Hogeschool van Amsterdam-onderzoeker Frank Suurenbroek met Ton Schaap, senior stedenbouwkundige bij de gemeente Amsterdam. Hij vertelt over de noodzaak om meer te bouwen binnen Amsterdam. "Maar een prettige openbare ruimte blijft de kern van de stad."Voor het onderzoeksproject Sensing Streetscapes maakten Frank Suurenbroek en Gideon Spanjar een booklet waarin zij en andere experts het belang van de menselijke maat in de verdichte stad analyseren. Het interview met Ton Schaap is daarin ook opgenomen.
LINK
Sportevenementen bieden niet alleen kansen voor stedelijke of economische ontwikkeling, maar ook voor het ontwikkelen van de lokale gemeenschap (Misener & Mason, 2006). Volgens Taks (2013) zijn het vooral de kleinere non-mega sportevenementen (NMSEs) die relevant zijn voor het creëren van een sociaal-maatschappelijke impact. Wekelijks vinden vele NMSEs plaats, terwijl er veel minder kennis over beschikbaar is dan over mega evenementen als de Olympische Spelen en het WK voetbal. In dit onderzoek wordt verkend hoe lokale evenementen als een sociale hefboom (social leverage; Chalip, 2006) kan worden benut om een bijdrage te leveren aan de lokale gemeenschap.
DOCUMENT
Academisch geschoolde leerkrachten kunnen in het primair onderwijs op allerlei manieren bijdragen. Scholen maken echter nog onvoldoende gebruik van hun kennis en kunde. Dit project richt zich op de ontwikkeling van een gemeenschap van studenten en opleiders met de focus op het vergroten van de onderzoekende cultuur binnen de opleidingsscholen en -instituten.
MULTIFILE
Eerder gepubliceerd in het tijdschrift Bodem, 2020, nr, 10 Nederland telt veel locaties waar nazorgmaatregelen de risico’s van verontreinigen beheersen. Deze nazorg is groot. De locaties bieden daarbij kansen op andere functies. We willen deze nazorg afbouwen. Om landelijk tot deze afbouw te komen, werkt het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond aan een Community of Practice (CoP). Een CoP waarin partijen elkaar aanjagen om samen te werken aan afbouw en nieuwe meerwaarde te creëren op de locaties. Dit artikel beschrijft de ervaringen van deze CoP.
MULTIFILE
Publicatie bij de rede van Femke Kaulingfreks, uitgesproken bij de aanvaarding van de functie van lector aan Hogeschool Inholland in Amsterdam op 21 mei 2019.
DOCUMENT