In het kader van Kennis Innovatie Mapping (KIEM) binnen het programma Van afval naar grond-stof (VANG) van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is het Center of Expertise Smart Sustainable Cities van Hogeschool Utrecht een onderzoek gestart. Het consortium van Hogeschool Utrecht, BOOT, NL Greenlabel, Royal Haskoning, DHV, EBU en provincie Utrecht heeft de volgende vraag beantwoord: “Wat zijn de kansen voor toepassen van principes van circulaire economie in het beheer en de ontwikkeling van de openbare ruimte?”
DOCUMENT
De generieke uitgaven aan de innovatiebox – een belastingkorting op winst uit innovaties – zijn niet in lijn met de gerichte missies die de Rijksoverheid voor ogen heeft. Ook komen de uitgaven slechts bij een klein deel van de bedrijven terecht, en stimuleren de overheidsmiddelen de innovatie niet als vanzelfsprekend.
LINK
The Northern Netherlands is like many delta’s prone to a wide range of climate change effects. Given the region its long history with floods and adaptation, there are numerous initiatives to be found that tried to battle these effects. As part of the Climate Adaptation Week Groningen, an inventory was made of these initiatives. The most inspiring ones were coined ‘best practices’, and analysed in order to learn lessons. A distinction was made between 4 regional landscape types. The first consists of the coastline itself, where the effects of the rising sea level begin to show. The second covers the farmlands near the coastlines, where challenges such as salinisation and the loss of biodiversity prevail. A third landscape covers the historically compact cities, which have to deal with rising temperatures and heavy rainfall in increasingly limited spaces. The fourth and final landscape comprises the wetlands surrounding the cities, where the natural capacity to retain and store rainwater is undermined by its agriculture usage. Most of these challenges form a risk for maintaining a liveable region. The best practices that were collected show a diverse set of innovations and experiments, both on small and large scales. Three main characteristics could be distinguished that illustrate trends in climate adaptation practices. First, many best practices were aimed at restoring and embracing the natural capacity of the different landscapes, giving more and more room for the building with nature concept as part of building resilience. Second, climate adaptation is seldomly focussed on as the sole function of a spatial intervention, and is almost always part of integrated plans in which biodiversity, agriculture, recreation or other themes are prolonged with it. A third and last characteristic shows that many projects embed a strong focus on the historical context of places as a source of inspiration and cultural identity. The best practices show how different ways of adapting are emerging and can inspire planners across the world.
DOCUMENT
De gevolgen van extreme hitte en droogte tussen 2018 en 2020, en het bijzonder natte voorjaar in 2024, illustreren de impact van klimaatverandering op Europese en Nederlandse bossen. De Landelijke Bossenstrategie beoogt nieuw bos aan te leggen en bestaande bossen te revitaliseren om hun weerbaarheid tegen klimaatextremen te verhogen. De realisatie van deze doelen loopt echter achter, voornamelijk door gebrek aan beschikbare ruimte voor bosaanleg en door een tekort aan het benodigde autochtone plantmateriaal. Slechts naar schatting 3% van de bomen en struiken in Nederland zijn van vermoedelijk autochtone oorsprong. Dergelijke populaties hebben zich langdurig kunnen aanpassen aan variabele klimaten, en zijn wellicht beter bestand tegen ziektes, plagen en extreme weersomstandigheden dan niet-autochtone herkomsten. Zij leveren daarom potentieel waardevol plantmateriaal voor de aanleg en revitalisering van nieuw en bestaand bos. Autochtone populaties van bomen en struiken komen vooral voor in en rond oude boskernen. Om die reden spelen deze landschapselementen een belangrijke rol in het behoud van de genetische diversiteit in Nederlandse bossen en worden gewaardeerd als “groen erfgoed”. Dit vraagt om beleid en beheerstrategieën om de aanwezige waarden in oude boskernen te behouden en te versterken. Dit project onderzoekt de klimaatbestendigheid van plantmateriaal uit oude boskernen via analyses van genetische diversiteit en klimaat-groeirelaties. De projectresultaten dragen bij aan de bescherming van oude boskernen en herkenning van de daarin aanwezige waarden. De ontwikkeling van concrete beheermaatregelen voor behoud en benutting van boom- en struikpopulaties in oude boskernen als bron voor plantmateriaal draagt bij aan realisatie van de doelen van de Landelijke Bossenstrategie. In het onderwijs is langdurige doorwerking van projectactiviteiten en resultaten gewaarborgd door de ontwikkeling van onderwijsmateriaal, de inrichting van een leerbos en integratie van het onderwerp in cursusmodules via excursies en studentenprojecten waarbij ingezette activiteiten worden gemonitord.
Klimaatverandering zet de leefbaarheid in grote steden onder druk. Volgens de KNMI’21 scenario’s moeten we in de toekomst rekening houden met hogere temperaturen, nattere winters, heftigere buien en drogere zomers. Om ons voor te bereiden op de risico’s van extreem weer zijn aanpassingen aan de leefomgeving nodig, ofwel klimaatadaptatie. Nederlandse gemeenten hebben de ambitie om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn. Om dat te halen moet elke ‘schop in de grond’ worden benut. Gemeenten hanteren echter veel verschillende richtlijnen ten aanzien van klimaatbestendig en waterrobuust. Ook een gedetaileerd overzicht aan gerealiseerde adaptatieprojecten en de effectiviteit hiervan ontbreekt. Gemeenten kunnen daardoor moeilijk antwoord geven op de vraag hoe ver zij zijn in de realisatie van hun ambitie om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ingericht en kunnen daardoor niet bepalen wat nog nodig is in toekomstige plannen. Tijdens de vraagarticulatie in drie adaptatieregio’s gaven publieke partijen dan ook aan hier ondersteuning bij nodig te hebben en kennis en ervaringen te willen uitwisselen. Het doel van het project de Klimaat-Adaptatie-Monitor (KAM) is dan ook gemeenten te helpen met klimaatadaptatie door samen een monitor voor klimaatadaptatie te ontwikkelen. De vraag die daarin centraal staat is: Op welke wijze kunnen gemeenten monitoren hoezeer ze hun doelen ten aanzien van klimaatbestendigheid richting 2050 in de praktijk bereiken en indien nodig bijsturen? Het project de Klimaat-Adaptatie-Monitor brengt een consortium samen van circa vijftig publieke partijen (drie Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (DPRA) werkregio’s bestaande uit gemeenten en waterschappen), twee kennisinstellingen, vier MKB-ondernemingen en een ingenieursbureau. Dit consortium gaat onderzoek doen naar de implementatie van klimaatadaptatie in de praktijk en de ontwikkeling van een monitor voor de klimaatadaptatie, teneinde de gemeentelijke professional te ondersteunen en weloverwogen de klimaatadaptatie samen te versnellen.
Het onderzoek richt zich op het in kaart brengen van de ecologische kwaliteit van groene daken in relatie tot het lokale ecosysteem op hoogte in Amsterdam, met als doel een netwerk van blauwgroene daken te creëren dat bijdraagt aan biodiversiteit. Groene daken kunnen een belangrijke rol spelen in de vergroening van steden, het verbeteren van biodiversiteit en het bevorderen van klimaatbestendigheid. Het onderzoek is een samenwerking tussen Yuverta (practoraat Groene Leefbare Stad), Hogeschool Utrecht (lectoraat Nieuwe Energie in de Stad), Readar, Rooftop Revolution en de gemeente Amsterdam. Het belang van natuur inclusief bouwen neemt toe, en veel bedrijven zijn positief over het integreren van groen in hun bouwprojecten. Groene daken kunnen bijdragen aan de Europese Natuurherstelwet, die een vergroting van de groene ruimte in steden vereist. Ze bieden ruimte voor biodiversiteit, waterretentie, hittevermindering en multifunctioneel gebruik, zoals duurzame energieproductie. Dit onderzoek richt zich op het verkrijgen van meer inzicht in de ecologische impact van verschillende types groene daken, zodat deze optimaal aansluiten op de omgeving. De centrale vraag van het onderzoek is hoe de ecologische kwaliteit van Amsterdamse daken systematisch kan worden beoordeeld en gemonitord. Het doel is een beoordelingskader te ontwikkelen voor groene daken, met aandacht voor beplanting, substraat en de aansluiting op lokale biotopen. Het onderzoek beoogt ook het in kaart brengen van bestaande groene daken en het identificeren van typen daken die het meeste potentieel hebben voor biodiversiteit en klimaataanpassing. Het consortium heeft als doel een solide basis te leggen voor toekomstig onderzoek en samenwerking, waarbij kennis van onderwijsinstellingen, praktijkpartners en lokale overheden wordt gecombineerd. Het onderzoek biedt een belangrijke stap in het verbeteren van de ecologische waarde van stedelijke groene daken en draagt bij aan de bredere doelstellingen voor duurzame steden.