De theorie-praktijk kloof is al menige jaren onderwerp van discussie zowel in de literatuur als op de werkvloer, in Nederland en in het buitenland. Sinds het beëindigen van de in-service opleiding voor verpleegkundigen in de jaren '90 lijkt de discussie alleen maar toegenomen te zijn. Met het herontwerpen van haar curriculum heeft Fontys Hogeschool Verpleegkunde getracht expliciet aandacht te besteden aan de zogenoemde theorie-praktijk kloof. De noodzaak hiervoor werd bevestigd gedurende studiedagen in 2004 waarbij Fontys Hogeschool Verpleegkunde contact had met partners vanuit de praktijkinstellingen. Naast een grondige herziening van het 'bachelor' curriculum werd besloten om, onder leiding van het lectoraat 'Implementeren en Evalueren van Evidence Based Practice', een (nieuwe) rol te ontwikkelen middels actieonderzoek, die de interactie tussen theorie en praktijk zal moeten gaan bevorderen: de rol van Lecturer-Practitioner (LP). Als leden van de experimentgroep, werkzaam zowel in onderwijs -als praktijk instelling, beschrijven de auteurs van dit artikel de LP rol op basis van buitenlandse literatuur en vanuit eigen ervaringen. Zodoende hopen zij een constructieve discussie te openen over deze (voor Nederland) nieuwe rol.
DOCUMENT
Innovatie is een complex proces waarin kennis een essentiële rol speelt. Om te kunnen innoveren moeten bedrijven en organisaties ‘business’-kennis ontwikkelen die het ‘potentieel handelen’ van het bedrijf of de organisatie in de innovatie ondersteunt. Prescriptieve kennis, mits methodisch opgebouwd, draagt daarin op twee manieren bij: in de eerste plaats met uitgewerkte, gedocumenteerde en geteste methoden om problemen aan te pakken en op te lossen; in de tweede plaats met nieuwe kennis over wat in de praktijk wel en niet werkt. In traditioneel innovatiebeleid wordt vaak een lineair innovatiemodel gebruikt waarin eerst fundamenteel onderzoek wordt verricht door wetenschappers, waarna de ontwikkelde kennis in bedrijfsleven en organisaties wordt toegepast in toegepast onderzoek. Dit lineaire model kent een aantal knelpunten. Verder hebben de begrippen fundamenteel en toegepast onderzoek weinig onderscheidend vermogen. Een vruchtbaarder onderscheid is dat tussen: formele wetenschappen, (filosofie, wiskunde, etc.), verklarende wetenschappen (natuurwetenschappen, sociologie, etc.) en ontwerpwetenschappen (ingenieurs wetenschappen, medische wetenschap, etc.). Ontwerpgericht onderzoek, als weldoordachte manier van handelen om kennis te verwerven, kan mogelijk voorzien in de toenemende behoefte aan oplossingen voor praktische, complexe, contextuele problemen. Professionals dragen in de praktijk bij aan de oplossing van unieke, real-life problemen in het veld met een repertoire van ontwerpkennis geldend voor klassen van gevallen. De ontwerpkennis moet dus steeds vertaald worden naar een unieke en specifieke casus. De veranderingen om ons heen geven aanleiding tot een maatschappelijke behoefte aan innovatie van het hoger onderwijs. Met name de hogescholen moeten zich meer gaan bezig houden met kennisontwikkeling door onderzoek en toepassing als “regionaal kenniscentrum, als kennispoort voor het regionale bedrijfsleven en ‘not for profit’ organisaties”. Lectoren en kenniskringen hebben daarbij tot doel te komen tot verbetering van de externe oriëntatie, curriculum¬vernieuwing, professionalisering van docenten en versterking van kenniscirculatie en kennisontwikkeling binnen hbo-instellingen. Het HBO is van huis uit gericht op de praktijk. Met de komst van de lectoren in het HBO ontstaat nieuw onderzoekspotentieel. Ontwerpgericht onderzoek past precies bij het praktische karakter van het HBO en voegt daar het reflectieve van academisch onderzoek aan toe. Door op deze manier praktisch relevant onderzoek te doen van wetenschappelijke kwaliteit kan het HBO helpen de kennisparadox te doorbreken.
DOCUMENT
Na de Tweede Wereldoorlog werd een aanzet gegeven tot professionalisering van het jongerenwerk. Veronderstellingen over het functieverlies van het naoorlogse gezin en bezorgdheid over de groeiende vrijmaking van jongeren uit traditionele verbanden (met de opkomst van de gemediatiseerde jeugdcultuur) droegen bij aan de groei van het sociaal-culturele jongerenwerk. De uitbouw van beroepsopleidingen, tijdschriften voor het jeugdwerk en de ontwikkeling van begeleidingsmethodieken boden aanvankelijk perspectief op de maatschappelijke erkenning van het beroep jongerenwerker.In de periode na 1960 verliep de professionalisering echter minder voorspoedig. Jeugdwerkers kregen concurentie van de moderne 'vermaaksindustrie' die veel beter inspeelde op nieuwe jeugdculturele wensen en behoeftes. In het boek wordt beschreven welke positie de academische pedagogiek in dit proces innam. Met welke visies op jeugd en opvoeding werden jongerenwerkers in de periode 1945-1970 geconfronteerd? Hoe werd de toenemende culturele zelfstandigheid van jongeren in pedagogische debatten belicht? waaruit bestond de praktijkrelevantie van de pedagogische wetenschap voor het jeugdwerk?
DOCUMENT
Binnen twee zorginnovatiecentra in de ouderenzorg wordt op bijzondere wijze theoretische en praktische kennis geïntegreerd. Lecturer practitioners ondersteunen deze integratie van meerdere kennisbronnen. In dit artikel wordt ingegaan op de context en inhoud van de rol van de Lecturer Practitioner en wordt aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden geïllustreerd hoe kennisbronnen geïntegreerd worden.
DOCUMENT
Uit interviews met meer dan 60 studenten van diverse mbo-opleidingen blijkt dat studenten de meerwaarde zien van leeromgevingen die school en de praktijk dichterbij elkaar brengen. Maar als de begeleiding niet op orde is, ervaren zij al snel dat ze gratis werk verrichten.Veel werkveldpartners zien de toekomstbestendigheid van hun sector en het maatschappelijk belang als voornaamste reden om samen met een mbo-instelling een leeromgeving op te zetten waarbij school en de praktijk dichtbij elkaar worden georganiseerd. Bij het ontbreken van een gezamenlijke visie en aanpak bestaat het risico dat studenten vooral als ‘extra handjes’ worden ingezet en vallen de resultaten van het gezamenlijk opleiden tegen.
DOCUMENT
In dit artikel gaat het over de communicatie van de overheid met de diverse publiekgroepen. Er wordt al jaren gesproken over een kloof tussen burger en overheid. Maar in hoeverre bestaat er een vertrouwensbreuk en wat kan dit verklaren? In de voordracht wordt ingegaan op de wijze waarop mensen zich een beeld van de overheid vormen en welke psychologische aspecten hierbij een rol spelen. Ook komt aan de orde de wijze waarop het lectoraat Overheidscommunicatie invulling geeft aan de opdracht theorie en praktijk te verbinden.
DOCUMENT
De theorie-praktijk kloof is berucht in het onderwijs. Theorie moet vaak nog verregaand worden aangepast aan de eigen onderwijsomstandigheden van de docent, zeg maar aan de lokale onderwijsecologie. Aan de andere kant zit er veel vakdidactische en praktijkkennis opgesloten in het hoofd van docenten, tacit knowledge, onzichtbaar voor studenten in lerarenopleiding. Wat nu als je die theorie deels gaat genereren in de eigen klassen van docenten en leraren in opleiding? Dan wordt de theorie-praktijk kloof kleiner, kan tacit knowledge mogelijk expliciet en zichtbaar worden, en wordt er een fundament gelegd voor blijvend leren van de eigen leservaring.
MULTIFILE
There is a central dilemma embedded in the relationship between teachers and researchers. Teachers know the story of the classroom well, but they are seldom asked to tell their stories, nor do they usually have the opportunity. Researchers, on the other hand, are skilled at telling certain things about classrooms, but they often miss the central stories that are there. This divergence can lead to different opinions on what teaching is about and what is important within it. To bridge this gap, we describe an approach which puts the teacher and the student at the centre. With respect to emotional and behavioural problems of students, we underline the notion of student-teacher compatibility, deriving from theories emphasizing the transactional/reciprocal nature of human behaviour. One of the aims of the Lectorship and Knowledge Network Behavioural Problems in School Practice, is to identify at-risk-teachers (i.e. those most vulnerable to the presence of behaviourally challenging students and parents) so that interventions, both in initial teacher training as well as in inservice training can be applied to help them develop adequate attitudes and coping-skills. In clinical supervision, peer coaching or reflective practice, these teachers can be helped to consider in what way student and parental problem behaviour contribute to their loss of satisfaction, their feelings of self doubt, perceived disruption of the teaching process, and their frustration working with parents.
DOCUMENT
In dit artikel wordt ingegaan op vraagstukken rondom het opleiden van leraren, zoals de kloof tussen theorie en praktijk, de abrupte overgang van student naar volledig verantwoordelijke leraar, een praktische of academische insteek en de toelating tot de lerarenopleiding
DOCUMENT
In deze bundel doen we verslag van de onderzoeksprojecten die de leden van de kenniskring in de periode 2010-2012 hebben uitgevoerd in het kader van het hiervoor beschreven programma. Het startpunt van de meeste van deze onderzoeksprojecten werd gevormd door de onderzoeksresultaten van twee grote kwantitatieve onderzoeken naar loopbaanleren in het (v)mbo en het hbo. Beide onderzoeken lieten zien dat studenten pas in staat en bereid zijn zich actief met hun loopbaan bezig te houden, wanneer ze een leeromgeving wordt geboden die -zoals hiervoor al is opgemerkt- zowel praktijkgestuurd als vraaggestuurd is. Meer concreet betekent dit dat het leren vooral moet plaatsvinden op basis van/naar aanleiding van concrete praktijkproblemen, waarvoor door de studenten zelf een oplossing moet worden gevonden. De daarvoor noodzakelijke theorie moet worden aangeboden wanneer studenten merken dat ze zonder nieuwe concepten (c.q. zonder een andere probleemdefinitie) niet verder komen in het oplossen van het praktijkprobleem. Dit vereist een cultuuromslag in de school en een andere professionele identiteit bij docenten. Traditioneel is het leerproces immers theoriegestuurd: de theorie wordt aangeboden voordat studenten concrete ervaringen hebben met de praktijk(problemen). En zelfs als ze via stages e.d. deze ervaringen wel opdoen, blijft er een kloof bestaan tussen de lessen op school en de ervaringen die ze in bedrijven/instellingen opdoen. Deze kloof wordt weerspiegeld in de professionele identiteit van de docenten: een 'goede' docent wordt door de meeste docenten (en hun managers) gedefinieerd als een professional die met veel plezier en vakkundigheid tegen studenten spreekt over haar/zijn vakgebied. Nodig is echter - als men tenminste de stelling onderschrijft dat zelfsturing steeds belangrijker wordt - een professional die met studenten spreekt over hun ervaringen in en met de beroepspraktijk en op basis daarvan 'just in time' en 'just enough' theorie aandraagt. Uit het onderzoek dat verricht wordt binnen het lectoraat Pedagogiek van de Beroepsvorming blijkt dat docenten (en hun managers) erg veel moeite hebben met deze nieuwe rol. Allereerst omdat ze de concrete vaardigheden missen om met studenten een dialoog aan te gaan over de betekenis van hun praktijkervaringen voor het vormgeven van hun (levens)loopbaan.
DOCUMENT