Wat kan een reguliere school doen om ook slechthorende kinderen onderwijs te kunnen geven, in een klimaat waarin deze kinderen zich prettig voelen en tot hun recht komen? Inclusief onderwijs betekent dat elk kind de mogelijkheid krijgt om effectief onderwijs te volgen in de eigen buurt, waarbij verschillen tussen kinderen worden gewaardeerd en gerespecteerd. Bij inclusief onderwijs kan elk kind zijn of haar capaciteiten volledig ontplooien. Dat zou dus ook voor slechthorende kinderen moeten gelden. Maar is inclusief onderwijs voor deze groep mogelijk, terwijl recht wordt gedaan aan hun bijzondere communicatiebehoefte? In dit dossier vind je een interview met Annemiek Voor in 't Holt over dit onderwerp. Daarnaast biedt haar achtergrondartikel "Westervoort Inclusief. Een fictieve inclusieve school met dove en slechthorende leerlingen" tal van handvatten waarmee leerkrachten van diverse schooltypen hun onderwijs toegankelijk kunnen maken voor kinderen met een gehoorverlies. Ook vind je verschillende instrumenten waarmee je zelf als horende leraar een indruk kunt krijgen wat jouw slechthorende leerling(en) hoort, en vooral: wat niet. Door een blaffend hondje wordt in een powerpointboekje uitgelegd hoe het oor in elkaar zit, leuk om met de klas eens te bekijken. Op de pagina Voor kids: zo werkt je oor zijn ook nog handige links voor kinderen te vinden. Met een checklist kun je nagaan in hoeverre je zelf daadwerkelijk een actieve luisteraar bent.
DOCUMENT
Als de veiligheid verbetert, maar de Rotterdammers dat niet lijken te merken, schiet het veiligheidsbeleid tekort. Bij de behandeling van het nieuwe veiligheidsprogramma, #Veilig010 (Gemeente Rotterdam, 2013), werd een raadsbrede motie ingediend om te achterhalen wat achter deze ontwikkeling schuilgaat. En vooral natuurlijk, wat daaraan gedaan zou kunnen worden. Dus werd besloten tot een zogenaamde ‘brede consultatie’. Als Rotterdamse lector Publiek Vertrouwen in Veiligheid legt Marnix Eysink Smeets zich al geruime tijd toe op de vraag hoe burgers hun veiligheid ervaren, waardoor die ervaring wordt beïnvloed en – vooral – wat je als bestuur eraan kunt doen om de veiligheidsbeleving op een voldoende niveau te brengen of te houden.
DOCUMENT
In het hoger onderwijs wordt het pedagogisch klimaat veronachtzaamd. Het concept wordt niet mee in beschouwing genomen bij onderwijsinnovatie en onderwijsonderzoek. Dit artikel definieert het concept voor het hbo en werkt het uit op basis van de Zelf-Determinatie Theorie van Ryan en Deci (2000). Zowel voor volwassen werknemers als voor jonge leerlingen geldt dat zij binnen een klimaat dat tegemoet komt aan hun psychologische basisbehoeften aan relatie, competentie en autonomie, beter presteren en een hogere mate van welbevinden ervaren. Belangrijke factor daarin is de stimulans van hun autonome motivatie. Verkennend onderzoek onder studenten en docenten van de Academie voor Sociale Professies wijst op toegevoegde waarde van het in beschouwing nemen van een pedagogisch klimaat bij het overwegen van maatregelen om studiesucces te verbeteren. Een heldere kijk op het pedagogisch klimaat kan het ondersteunen van de motivatie van studenten en zodoende het verbeteren van hun leren theoretisch en empirisch verankeren. ABSTRACT In Dutch Higher Education, no attention is being paid to the Pedagogical Climate in schools. The concept is omitted in educational research as well as in innovative practices. This article defines the concept for use in Higher Education, making use of Ryan and Deci's Self Determination Theory (2000). The performance and well-being of adult employees as well as schoolchildren improve when their basic needs of relation, competence and autonomy are satisfied. A Pedagogical Climate that does so facilitates autonomous motivation. Explorative research done among teachers and students of the Academy of Social Work indicates surplus value of taking into account the Pedagogical Climate when considering various policies aimed to improve study success. Having a clear theoretical and empirical view of the Pedagogical Climate can firmly root initiatives to support students' motivation and help their learning.
DOCUMENT
Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
[ENG] Audience reactions such as “Oh, doom is coming” reveal the emotional weight of eco-anxiety and highlight the need for approaches that go beyond fear. During the first year of understanding eco-anxiety, I explored how eco-anxiety manifests in daily life and how it shapes collective processes within a developing neighbourhood. I also explored how integrating qualitative audience research with artistic research can deepen our understanding of eco-anxiety and contribute to the development of artistic coding as a method. The artistic interventions: 1. The Birds, 2. Bring Back the Birds, 3. Omgaan met Water, 4. Stay Safe in the Media Atmospheres, 5. Artist Residency Oba Next Sluisbuurt, 6. Kunstenaarskennis and 7. Participatiewensen, combined with conceptual reflections of them, demonstrated that understanding eco-anxiety involves questioning, prompting and exploring the affect and emotions that emerge in relation to eco-anxiety. [NL] Publieksreacties over doem en verderf laten het emotionele gewicht van klimaatangst zien en benadrukken de noodzaak van benaderingen die verder gaan dan angst alleen. Tijdens het eerste jaar van het onderzoek naar klimaatangst verkende ik hoe klimaatangst zich manifesteert in het dagelijks leven en hoe het collectieve processen vormgeeft binnen een zich ontwikkelende buurt. Ook onderzocht ik hoe het integreren van kwalitatief publieksonderzoek met artistiek onderzoek ons begrip van klimaatangst kan verdiepen en kan bijdragen aan de ontwikkeling van artistieke codering als methode. De artistieke interventies: 1. The Birds, 2. Bring Back the Birds, 3. Omgaan met Water, 4. Stay Safe in the Media Atmospheres, 5. Artist Residency Oba Next Sluisbuurt, 6. Kunstenaarskennis en 7. Participatiewensen, gecombineerd met conceptuele reflecties daarop, toonden aan dat het begrijpen van klimaatangst inhoudt dat we het affect en de emoties die in relatie tot klimaatangst ontstaan, bevragen, activeren en verkennen.
MULTIFILE
Het meeste vlees dat Nederlanders eten wordt niet duurzaam geproduceerd. Veel productie leidt tot overbemesting, kost veel water en gaat ten koste van de biodiversiteit en het landschap, terwijl dierenwelzijn niet per se is geborgd. Hogeschool Van Hall Larenstein participeerde binnen het onderzoek ‘Dierzaam’ van de Hogeschool Utrecht. Het project zocht naar marketingstrategieën die consumenten verleiden om over te stappen naar meer duurzaam geproduceerd vlees. In dit whitepaper beschouwt Van Hall Larenstein (VHL) de kansen in de keten vanuit het perspectief van de boer. Hiervoor bestudeerden onderzoekers literatuur en inspirerende voorbeelden. Meer aandacht voor dierenwelzijn zal leiden tot extensivering van de veehouderij. De milieubelasting van vlees wordt bepaald op veel criteria, de uitkomsten verschillen per diersoort en voor traditioneel of organische houderijsystemen. Over het algemeen zijn kip- en varkensvlees minder milieu belastend dan rundvlees. Echter, varkens en kippen eten weer meer granen die wereldwijd voor mensen belangrijk zijn en rundvee kan daarentegen op grasland leven. Voor de omschakeling naar duurzame vleesvee houderij is een systeemverandering nodig waar álle partijen een rol in hebben. De boer moet voldoen aan de vele normen en heeft deskundigheid nodig. Sociale media kunnen een transparante communicatie tussen boer en consument ondersteunen. De supermarkt en de slager kunnen het eigen assortiment kiezen en meer communiceren en informeren en de consument maakt uiteindelijk de keuze in de winkel. De overheid moet zich actiever opstellen in markt- en prijsbeleid. Boeren staan onder druk door enerzijds maatschappelijke eisen en aan de andere kant de kostprijs van duurzame productie. Een eerlijk en duurzaam verdienmodel voor de boer vereist een hogere vleesprijs, gecombineerd met betalingen van de boer voor maatschappelijke (ecosysteem)diensten.
DOCUMENT
Dit verkennende onderzoek onderzoekt hoe agrariërs aankijken tegen klimaat- en milieuproblematiek en hoe zij hun toekomst zien in een wereld die steeds complexer wordt. Hoe kijken zij aan tegen een transitie naar duurzame landbouw? Zien zij daarin kansen of juist belemmeringen? Vanuit welke overwegingen kiezen zij wel of niet voor duurzamere landbouwmethodes? Wat is hun beeld van de politiek en de agro-industrie? En in hoeverre vertrouwen zij de media en de wetenschap wanneer het informatie over klimaat en milieu aangaat? Tegen de achtergrond van een geschiedenis van naoorlogse verzet tegen landbouwhervormingen en door middel van diepte-interviews onderscheidt dit onderzoek een idealistisch, een optimistisch en wantrouwend perspectief van waaruit agrariërs kijken naar klimaat- en milieuproblematiek en de huidige transitie naar duurzame landbouw. Dit onderzoek richt zich op de perceptie en beleving van agrariërs, en hoe zij hun beeld van de werkelijkheid construeren, niet op de vraag of hun beeld van de werkelijkheid klopt.
DOCUMENT
As labour is becoming more and more knowledge controlled, it also getting closer to the individual person. We sometimes seem to forget this. To an increasing extent it is becoming a part of oneself and therefore of the personal identity. The increasing humanization of labour asks for an HRM-policy and an organizational context in which the individual is able to identify with the organization, colleagues, customers/clients and product. Heterononimous or abstract organizations, organizations in which the employees and civilians have been reduced to numbers and in which there is no real consideration for the individual differences, have to make way for organizational structures in which the individual feels (self) responsible again. The future lies with personal, tribally inspired organizations in which managers will be leaders and where employees and managers can show social commitment. Images like that of: the egocentric boss who by making swift career moves avoids responsibility for employee/co-worker and customer/client; of colleagues taking the day off without consultation or who are putting their phone through to someone else without saying so beforehand, meeting rooms which are not being cleaned up after use and the image of a Xerox machine not being refilled up with paper by anyone, are all too frequently dismissed as not being part of productivity.
DOCUMENT
Een literatuurstudie naar het versterken van informele en formele verbindingen rondom jeugdigen en gezinnen in de specialistische hulpverlening. Wat is er internationaal en nationaal bekend over het versterken van de samenwerking tussen het informele en formele netwerk? Deze vraag heeft centraal gestaan. In deze literatuurstudie staat beschreven welke kenmerken jeugdigen belangrijk vinden in de relatie met hun sociaal werker en andere belangrijke volwassenen. Ook worden er verschillende netwerkbenaderingen beschreven, waaronder de JIM-aanpak. In de conclusie worden er handelingsalternatieven geboden voor de professional. Deze literatuurstudie dient als vooronderzoek voor een praktijkonderzoek waarin er met een dossieranalyse wordt gekeken naar de mate waarin professionals het netwerk van jeugdigen en gezinnen optimaal benutten.
DOCUMENT
This booklet outlines a 'court case' about shaming someone's food choices. Dit boekwerk behandelt een 'rechtszaak' over het te schande maken van iemands voedselkeuzes.
DOCUMENT