De vraag wat in het hbo wordt bedoeld met de term praktijkgericht onderzoek staat volop in de belangstelling. Ook de vraag wat de belangrijkste kwaliteitsindicatoren zouden moeten zijn, staat hoog op de agenda. Indicatoren maken zichtbaar wat kenniscentra doen op het gebied van onderzoek en hoe ze presteren op de domeinen kennis, onderwijs en beroepspraktijk. In de praktijk ligt bij indicatoren de nadruk vaak op de kwantiteit (telfunctie). Kwaliteit wordt dan afgemeten aan de mate waarin wordt gescoord op voor iedereen geldende, vooraf vastgestelde indicatoren, zoals aantal publicaties en aantal presentaties. In De padvinder en het oude vrouwtje wordt betoogt dat het van belang is een meer pluriforme benadering van kwaliteit als uitgangspunt te nemen, die beter recht doet aan het brede, gevarieerde palet aan kwaliteitsuitingen binnen de lectoraten. De padvinder en het oude vrouwtje is een pleidooi voor transparante en pluriforme kwaliteit van praktijkgericht onderzoek en geeft een aanzet voor integraal prestatiemanagement op dit vlak.
DOCUMENT
Het Maaslandziekenhuis van het Orbis Medisch en Zorgconcern te Sittard is door de overheid in de gelegenheid gesteld het ziekenhuis van de 21st eeuw te realiseren. Een prachtige nieuwbouw is verrezen die begin 2009 betrokken wordt. Met de Hogeschool Zuyd is begin 2006 een convenant afgesloten. Uitvloeisel van dit convenant is het RAAK project De Nieuwe Manier van Werken. Dit RAAK project valt uiteen in vier deelprojecten: Elektronisch Verpleegkundig Dossier, Patiëntgecentreerde Bejegening, Kwaliteitsindicatoren en Ketenzorg Verloskundigen. Dit grootschalige samenwerkingsproject heeft vorm gekregen vanuit het Expertisecentrum Quality of Life van de Hogeschool Zuyd. Hierin participeren: de Faculteit Gezondheid & Zorg en de kenniskringen Kennisorganisaties & Kennismanagement, Kennisontwikkeling Vaktherapieën, Autonomie & Participatie en Technologie in de Zorg. Het project is een voorbeeld hoe kenniscreatie en kenniscirculatie tot stand komt tussen hogeschool en publieke instelling. Dit artikel beschrijft het project Patiëntgecentreerde Bejegening
DOCUMENT
Background: Nurse-sensitive indicators and nurses’ satisfaction with the quality of care are two commonly used ways to measure quality of nursing care. However, little is known about the relationship between these kinds of measures. This study aimed to examine concordance between nurse-sensitive screening indicators and nurse-perceived quality of care. Methods: To calculate a composite performance score for each of six Dutch non-university teaching hospitals, the percentage scores of the publicly reported nurse-sensitive indicators: screening of delirium, screening of malnutrition, and pain assessments, were averaged (2011). Nurse-perceived quality ratings were obtained from staff nurses working in the same hospitals by the Dutch Essentials of Magnetism II survey (2010). Concordance between the quality measures was analyzed using Spearman’s rank correlation. Results: The mean screening performances ranged from 63 % to 93 % across the six hospitals. Nurse-perceived quality of care differed significantly between the hospitals, also after adjusting for nursing experience, educational level, and regularity of shifts. The hospitals with high-levels of nurse-perceived quality were also high-performing hospitals according to nurse-sensitive indicators. The relationship was true for high-performing as well as lower-performing hospitals, with strong correlations between the two quality measures (r S = 0.943, p = 0.005). Conclusions: Our findings showed that there is a significant positive association between objectively measured nurse sensitive screening indicators and subjectively measured perception of quality. Moreover, the two indicators of quality of nursing care provide corresponding quality rankings. This implies that improving factors that are associated with nurses’ perception of what they believe to be quality of care may also lead to better screening processes. Although convergent validity seems to be established, we emphasize that different kinds of quality measures could be used to complement each other, because various stakeholders may assign different values to the quality of nursing care.
DOCUMENT
Het zorgpad ‘Voeding bij kanker’ beschrijft het (logistiek) pad dat de oncologische patiënt doorloopt binnen de voedingszorg vanaf het moment dat screening op behoefte aan voedingszorg plaatsvindt en verwijzing naar de diëtist tot en met follow-up of palliatieve fase. Hierbij zijn het format en de indeling aangehouden van de IKNL-formats van (niet-)tumorspecifieke zorgpaden
DOCUMENT
De druk op de langdurige ouderenzorg neemt toe. Mede door de forse vergrijzing, het tekort aan personeel én de voortdurende implementatie van innovaties, ligt er een enorme uitdaging om de langdurige ouderenzorg toekomstbestendig te maken. Digitale en technologische ontwikkelingen spelen hierbij een relevante rol, mede omdat ze tot enorme hoeveelheden data leiden die worden verzameld. Al deze data, die veelal worden verzameld tijdens dagelijkse werkzaamheden, kunnen worden benut met het oog op het inzichtelijk maken en verbeteren van kwaliteit van zorg, kwaliteit van leven en kwaliteit van werken in de langdurige zorg. Mede door de inzet van vooruitstrevende analysemethoden, zijn er nieuwe mogelijkheden om kennis, en daarmee waarde, uit data te halen. Maar welke mogelijkheden bieden data eigenlijk en hoe zetten we dergelijke data om in kennis?
DOCUMENT
Dit boekje is een methodische handreiking voor onderwijsontwikkelaars, docenten, management, werkveldpartners en studenten om stapsgewijs een competentiegestuurde leeromgeving te ontwerpen.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
De functie en methode van onderzoek door kenniskringen aan hogescholen en de relatie tussen onderzoek aan hogescholen en universiteiten staan intensief ter discussie. Daarbij worden op de schaal tussen fundamenteel en toegepast onderzoek verschillende posities ingenomen. In dit artikel staat de co-creatie tussen onderzoekers van kenniskringen van hogescholen en professionals uit de praktijk centraal. Uitgangspunt daarbij is de behoefte van professionals om hun werk te innoveren, ontwikkelen en evidence based te maken. Het onderscheid tussen evidence based practice en practice based evidence laat zien hoe top-down onderzoek en bottom-up onderzoek elkaar aanvullen en versterken. Het artikel laat zien hoe onderzoek in en door de praktijk tot gevolg heeft dat lerende organisaties en community’s of practice tot ontwikkeling komen, waarin professionals blijvend de rol van onderzoeker op zich nemen. Drie voorbeelden van lopende onderzoeken uit de domeinen zorg en welzijn illustreren concreet hoe onderzoek in en door de praktijk vanuit kenniskringen gestalte krijgt.
DOCUMENT
"Het jonge kind uit de gevarenzone" is een initiatief van het Docentennetwerk Specialisten jonge kind. Het geeft door middel van een profielbeschrijving een aanzet tot aanscherping van de kwaliteitsindicatoren door kennisgebieden en vaardigheden te expliciteren. Zij heeft hiervoor een instrument ontwikkeld, in de vorm van een aanvulling op en verdieping van de bestaande competentievensters met betrekking op wat expliciet samenhangt met onderwijs en ontwikkeling van het jonge kind. Het uitgangspunt hierbij is geweest het onderscheiden van verschillende mogelijkheden van het jonge en oudere kind. Dat is ook de reden waarom wij niet bij alle competenties een aanvullingsvoorstel/verdiepingsvoorstel hebben gedaan. Het concrete resultaat van onze werkzaamheden is een competentieprofiel Jonge Kind, opgesteld vanuit de SBL-competenties, aansluitend bij de Dublin-descriptoren (competenties 1 t/m 4). Het is een basisdocument om het competentiegericht curriculum vanuit het jonge kind verdieping te geven. Bovendien kan het gebruikt worden om de specifieke indicatoren met betrekking tot het jonge kind te formuleren, aan te scherpen en/of te screenen. Dit document is naast alle Pabo's in Nederland, ook verstuurd naar de HBO-raad, Ministerie van OCW en overige relevante onderwijsorganisaties. Het is te downloaden via www.netwerkjongekind.nl
DOCUMENT
Mediation in strafzaken is een bemiddelingsproces dat in gang kan worden gezet als een officier van justitie of rechter, al dan niet op verzoek van een slachtoffer, verdachte of advocaat, naar een mediator in strafzaken doorverwijst. Na enkele pilots in 2010 is mediation in strafzaken in 2017 landelijk uitgerold en vanaf 2018 structureel gefinancierd. Borging van de kwaliteit van het mediationtraject ligt vooral in de borging van de kwaliteit van de mediators. Er is echter nog onvoldoende kennis over de (mogelijk specifieke) competenties die mediators in strafzaken dienen te hebben. Een beknopte literatuurstudie laat zien dat internationale en Europese instrumenten wijzen op het belang van goed opgeleide mediators. De meeste regels zijn vrij algemeen van aard en laten veel ruimte voor een nationale invulling. De Slachtofferrichtlijn van de Europese Commissie is een bindend instrument, waarin onder andere duidelijk is opgenomen dat secundaire victimisatie voorkomen dient te worden en dat slachtoffers volledig en duidelijk geïnformeerd dienen te worden. Onderhavig onderzoek naar opvattingen van de verschillende stakeholders over te hanteren kwaliteitseisen laat zien dat er geen grote verschillen zijn tussen rechters, officieren van justitie, strafrechtadvocaten, mediationfunctionarissen en mediators.
DOCUMENT