Background:In hospitalized patients with COVID-19, the dosing and timing of corticosteroids vary widely. Low-dose dexamethasone therapy reduces mortality in patients requiring respiratory support, but it remains unclear how to treat patients when this therapy fails. In critically ill patients, high-dose corticosteroids are often administered as salvage late in the disease course, whereas earlier administration may be more beneficial in preventing disease progression. Previous research has revealed that increased levels of various biomarkers are associated with mortality, and whole blood transcriptome sequencing has the ability to identify host factors predisposing to critical illness in patients with COVID-19.Objective:Our goal is to determine the most optimal dosing and timing of corticosteroid therapy and to provide a basis for personalized corticosteroid treatment regimens to reduce morbidity and mortality in hospitalized patients with COVID-19.Methods:This is a retrospective, observational, multicenter study that includes adult patients who were hospitalized due to COVID-19 in the Netherlands. We will use the differences in therapeutic strategies between hospitals (per protocol high-dose corticosteroids or not) over time to determine whether high-dose corticosteroids have an effect on the following outcome measures: mechanical ventilation or high-flow nasal cannula therapy, in-hospital mortality, and 28-day survival. We will also explore biomarker profiles in serum and bronchoalveolar lavage fluid and use whole blood transcriptome analysis to determine factors that influence the relationship between high-dose corticosteroids and outcome. Existing databases that contain routinely collected electronic data during ward and intensive care admissions, as well as existing biobanks, will be used. We will apply longitudinal modeling appropriate for each data structure to answer the research questions at hand.Results:As of April 2023, data have been collected for a total of 1500 patients, with data collection anticipated to be completed by December 2023. We expect the first results to be available in early 2024.Conclusions:This study protocol presents a strategy to investigate the effect of high-dose corticosteroids throughout the entire clinical course of hospitalized patients with COVID-19, from hospital admission to the ward or intensive care unit until hospital discharge. Moreover, our exploration of biomarker and gene expression profiles for targeted corticosteroid therapy represents a first step towards personalized COVID-19 corticosteroid treatment.Trial Registration:ClinicalTrials.gov NCT05403359; https://clinicaltrials.gov/ct2/show/NCT05403359International Registered Report Identifier (IRRID):DERR1-10.2196/48183
MULTIFILE
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Met behulp van dit onderzoek willen we een eerste stap zetten in het genereren van een nauwkeurige en complete beoordeling van textielafval in de Nederlandse modesector. De partners binnen het consortium zijn reeds begonnen met het ontwikkelen van praktische oplossingen voor het probleem aangaande textielafval, maar deze acties zijn gebaseerd op informatie die onvoldoende onderbouwd is. Door de origine, hoeveelheid en prijs van de in Nederland verkochte kleding in kaart te brengen, waarbij de hoeveelheid weggegooide kleding (zowel voor- als nadat deze eventueel verkocht wordt) en de eindbestemming van het kledingafval tevens meegenomen wordt, ontstaat een totaaloverzicht dat gepresenteerd kan worden in een rapport. Dit overzicht vormt de eerste stap die nodig is om realistische oplossingen te kunnen ontwikkelen die de hoeveelheid textielafval kunnen doen afnemen. Hoewel er consensus bestaat aangaande de groeiende milieuzorgen die gepaard gaan met de mode-industrie, is de beschikbare informatie op nationaal niveau gebaseerd op aannames, data van onzekere herkomst of buitenlandse data. Daarom stelt dit project zich ten doel om (a) in kaart te brengen welke data en publicaties op dit vlak reeds uitgevoerd zijn in Nederland, (b) het ontwikkelen van een beknopt rapport dat ingezet kan worden als bron voor praktijk gericht onderzoek op basis van beschikbare informatie, (c) het ontwikkelen van een set primaire richtlijnen om aan het probleem van textielafval te kunnen beantwoorden, en (d) het ontwikkelen van vervolgonderzoek om de ontbrekende data te kunnen verzamelen en onderzoeksmethodes te kunnen ontwikkelen die in de toekomst ingezet kunnen worden ten bate van lange termijn analyses die een overzicht mogelijk zullen maken.
De aanvraag voor deze Top-up subsidie richt zich op de verdere doorwerking van het RAAK-PRO project Microbiële Olie op Maat richting de beroepspraktijk. Klimaatverandering door overmatig gebruik van fossiele brandstoffen bedreigt onze planeet en leidt op mondiaal niveau tot het zoeken naar alternatieven en het nemen van maatregelen om de zogenaamde ‘carbon-footprint’ te verlagen. Het ontwikkelen van processen die leiden tot verlaging van de 'carbon- footprint' bij industriële productie heeft een maatschappelijke urgentie. De betrokken bedrijven Holland Colours NV, Latexfalt BV, Allnex Netherlands BV en van Wijhe BV, ieder voor een specifieke toepassing, zoeken daarom naar een tweede generatie bio-olie met zeer specifieke vetzuur samenstelling. In het project 'Microbiële Olie op Maat' is een door het HAN BioCentre geselecteerde giststam HBC025 gebruikt als ‘productiesysteem’. Deze giststam is in staat op veel verschillende C5 en C6 suikers als koolstofbron te groeien afkomstig uit biomassa. Door HBC025 te laten groeien op voorbewerkte reststromen van zeefgoed en bermgras is in het RAAK-PRO project een tweede generatie olie gemaakt. Hierbij zijn verschillende pilot batches olie geproduceerd waarbij een nieuwe 50-liter bioreactor is ingezet. De samenstelling van de olie is voor toepassingen in decoratieve verf, asfalt en kleurconcentraten op maat gemaakt door de gist genetisch aan te passen. Door genetische modificatie is de vetzuursamenstelling van de gisten olie veranderd en heeft het daardoor een 5x hogere concentratie aan C18:2 vetzuren (linolzuur) om drogende eigenschappen te verbeteren. De olie is getest in toepassingen als bindmiddel met beoordeling op viscositeit, droging, hardheid en vergeling. De ketenorganisatie voor oliën en vetten (MVO) was betrokken bij het consortium om de duurzaamheid van het project op de lange termijn te borgen. Er is voortdurend kennis uitgewisseld met Wageningen Universiteit en Research (algenolie), HAS Hogeschool en de overige projectpartners en heeft daarnaast het bachelor en master onderwijs versterkt.
De beroepspraktijk van professionals die werken aan het op orde houden van dijken is sterk aan verandering onderhavig. Deze professionals hebben bijvoorbeeld te maken met een veranderde normering en beoordelingssystematiek voor hoogwaterveiligheid, een enorme versterkingsopgave van 1900 km (primaire waterkeringen) tot 2050, en een nieuwe invulling aan de ‘zorgplicht’ voor waterkeringen. Binnen beheerorganisaties zoals waterschappen en Rijkswaterstaat werken professionals aan de beoordeling, beheer en onderhoud, en versterking van waterkeringen. Samen zijn zij verantwoordelijk voor het ‘assetmanagement’ van de dijk: zorgdragen voor de optimale prestatie van de dijk als waterkerend lichaam, afgezet tegen acceptabele risico’s en aanvaardbare kosten, gemeten over de gehele levenscyclus van de dijk. Het vinden een optimale balans tussen kosten, risico’s en kwaliteit is een complexe bezigheid, omdat die afweging rekening moet houden met de korte en lange termijn en sprake is van onzekerheden rond planbaarheid en voorspelbaarheid van prestaties, veroudering en interventies. Dit project richt zich op het assetmanagement bij de waterschappen en het vinden van gereedschap om de complexiteit in de grote versterkingsopgaven het hoofd te bieden, dan wel er van gebruik te maken om meer waarde te creëren. Concreet wordt hierbij een belangrijk knelpunt in het dijkbeheer aangepakt: dilemma’s rondom kennis- en informatie- en datadeling tussen de verschillende werkprocessen (beheren, beoordelen, versterken). De in het project Prometheus opgedane inzichten zullen verwerkt worden in een serious game, die zal worden toegepast om leerprocessen te ondersteunen in zowel de praktijk als het hoger onderwijs. De game maakt uiteindelijk inzichtelijk wat de ‘best practices’ zijn voor assetmanagement en hoe de kennis- en informatiedeling optimaal ingericht kan worden. De game sluit aan bij verschillende bestaande netwerken uit de beroepspraktijk en bij de opleidingen Civiele Techniek (HAN, HZ, TUD), Land- en Water Management (VHL), Project- en Proces Management (VHL) en River Delta Development (VHL/HZ/HR).