Inleiding:De online leefwereld speelt in toenemende mate een centrale rol in het leven en de ontwikkeling van jongeren. De online leefwereld biedt jongeren veel mogelijkheden om bijvoorbeeld hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen, andere jongeren te ontmoeten en vriendschappen op te bouwen, te experimenteren met verschillende aspecten van hun identiteit, nieuwe vaardigheden aan te leren en ondersteuning voor hun vragen en problemen makkelijker te zoeken en te vinden. Niet alle jongeren profiteren van deze mogelijkheden. Sommige jongeren ervaren ook de negatieve kanten van de online leefwereld (zoals cyberpesten, grooming, exposing, uitsluiting, etc.), zijn betrokken bij online fraude en cybercrime, hebben moeite bij bepaalde stappen in hun ontwikkeling en vertonen risicogedrag in de online leefwereld. Vooral deze jongeren hebben ondersteuning nodig in de online leefwereld. Maar wie moet dat doen en hoe kun je precies jongeren in deze omgeving ondersteunen? Terwijl scholen en ouders vaak achter de feiten aan hollen en nauwelijks toegang hebben tot de online leefwereld van jongeren, werken jongerenwerkers al een aantal jaar intensiever in die leefwereld.
DOCUMENT
Sinds ik zo’n vijf jaar geleden bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA) kwam werken belandde ik van de ene bijeenkomst in de andere waar ‘leefwereld en systeemwereld’ over tafel vlogen. Zowel binnen, als ook buiten de hogeschool was er bijna geen ontkomen aan. In beleidstukken, op discussiebijeenkomsten en in het onderwijs stelden ambtenaren, burgers, experts op allerlei terreinen en docenten vast dat de kern van de problematiek welke die ochtend of middag centraal stond, was terug te brengen tot de ‘kloof’ tussen de ‘systeemwereld’ en de ‘leefwereld’. Mijn verwondering was groot en mijn nieuwsgierigheid gewekt. Want hoe werd dit begrippenpaar, afkomstig uit een van de meest complexe theoretische verhandelingen van de 20e eeuw van de Duitse socioloog en filosoof Jürgen Habermas, zo gemeengoed?
LINK
In deze paper verkennen we de rol van creatieve broedplaatsen als puntbronnen van stedelijke vernieuwing. Broedplaatsen voorzien in toegankelijke werkruimte en leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan de culturele infrastructuur van de stad. Maar broedplaatsen zijn meer: hun kleinschalige, lokale werkwijze, met oog voor mens, materiaal en milieu maakt ze tot potentiële laboratoria voor maatschappelijk experiment. Broedplaatsen dragen bij aan leefbaarheid in buurten en creëren levendigheid in nieuwe gebiedsontwikkelingen. Ze bieden werkervaringsplekken die helpen om kansenongelijkheid terug te dringen, verbinden bevolkingsgroepen met culturele uitwisseling en werken aan burgerschap door publieksactiviteiten en vrijwilligersparticipatie. Broedplaatsen opereren buiten de systeemwereld en stellen deze op de proef. Ze zijn anders georiënteerd en anders georganiseerd. In het licht van de huidige grote transitievraagstukken lijkt deze onconventionele inrichting een krachtige troef. Als creatieve vrijhavens zijn broedplaatsen in staat om bestaande structuren uit te dagen en nieuwe toekomsten te verbeelden. Om deze impact in de volle breedte te waarderen schieten geïsoleerde outputindicatoren vaak tekort. De waarde van een broedplaats is meer dan de optelsom van bijdragen die ze levert aan sectorale deelbelangen maar zit juist in de verbinding. Het gaat niet alleen om direct meetbare opbrengsten, maar ook om indirecte en langetermijneffecten. Het ‘Waardenwiel’ is een nieuw instrument om greep te krijgen op deze meervoudige waardecreatie en een brug te slaan tussen de verbeeldingswereld en de systeemwereld. In deze paper bespreken we de theoretische uitgangspunten van het Waardenwiel en evalueren we de werking en toepasbaarheid ervan op basis van drie contexten waarin het model recentelijk is getest.
DOCUMENT
Hedendaagse maatschappelijke uitdagingen vereisen duurzame oplossingen die structurele veranderingen bewerkstelligen. Ervaring leert dat traditionele methoden en expertise vaak tekortschieten om de toenemende complexiteit aan te pakken en zo blijvend systeemverandering te realiseren. Het blijkt niet eenvoudig om actoren uit de leefwereld en systeemwereld op één lijn te krijgen. Veelal ontbreekt een focus op gezamenlijke waardecreatie, wordt het potentieel van samenwerking niet benut of blijft gezamenlijk leren achterwege. Dit voorstel helpt changemakers door het anders te organiseren middels een ontwerpende aanpak die richting geeft aan transities en verder gaat dan het toepassen van tools. Centraal staat de waarde van codesign in transitievraagstukken. Het voorstel bouwt voort op een grootschalig train-the-trainer programma ontwikkeld voor, met en door een honderdtal Europese changemakers. Hierin werden enerzijds de unieke vaardigheden van deze changemakers blootgelegd en anderzijds een actieve leergemeenschap van changemakers met een groeiend repertoire aan ontwerpmethodieken gerealiseerd. SE.Lab, een vooraanstaande changemaker uit de beroepspraktijk, werkt samen met veel partijen op en tussen verschillende systeemlagen om transitievraagstukken aan te pakken. Waar SE.Lab de potentie ziet om binnen deze complexiteit verbindingen te leggen, zien de individuele actoren dit nog niet. Ook spreken zij niet altijd dezelfde transitietaal. Dit projectvoorstel biedt SE.Lab ruimte, tijd en middelen om samen met TU Delft experimenten op te zetten om daadwerkelijk anders te organiseren in de context van zorg, wonen en welzijn. Door gedurende een periode van een jaar op gestructureerde wijze anders organiseren te faciliteren en dit nauwlettend te monitoren, tonen we de waarde van een alternatieve, co-creatieve transitieaanpak op en tussen diverse systeemlagen aan. Hierdoor demonstreren we niet alleen de waarde van ontwerpen 'voor' of 'met' andere changemakers, maar realiseren ook een groeiend netwerk van changemakers. 'Door' anders te organiseren illustreren we een verandering in het zorgdomein die duurzaam geborgd is.
Maatschappelijke opgaven als de energietransitie zijn complexe vraagstukken. Technologische innovaties moeten worden ingepast in veelal bestaande stedelijke omgevingen, en voor een succesvolle transitie moeten ook bewoners de voorgestelde veranderingen omarmen. Architecten, stedenbouwkundigen, en planologen spelen vaak een belangrijke rol in dergelijke processen. Ze zijn gewend om verschillende perspectieven bij elkaar te brengen en sociale en economische factoren te verbinden met ruimtelijk ontwerp. Ook spelen ze een belangrijke rol als verbeelders: met ontwerpend onderzoek, maquettes en tentoonstellingen verkennen ze mogelijke toekomsten. Daarmee jagen ze ook het publieke debat aan. Deze professionals geven aan dat de huidige transitie-opgaven een toenemende complexiteit met zich meebrengen. Zij stellen dat traditionele visualisatietools zoals maquettes niet meer toereikend zijn om de wisselwerking tussen verschillende aspecten van de energietransitie goed inzichtelijk te maken. Met nieuwe tools als digital twins kan dat deels wel. Maar die schieten weer op een andere manier te kort: ze zijn gebaseerd op analyse en verwerking van harde data en richten zich vooral op technologische en infrastructurele processen van de systeemwereld. Daardoor missen ze de aansluiting bij de leefwereld van bewoners, waarin ook zachte waarden een belangrijke rol spelen. Om bewoners te kunnen betrekken bij de energietransitie zijn betrokken partijen daarom op zoek naar nieuwe tools waarmee ze verschillende scenario’s rond complexe transitieopgaven kunnen verbeelden, en de implicaties ervan begrijpbaar en bespreekbaar kunnen maken op het niveau van de leefwereld. Dit onderzoeksproject verkent het ontwerp van zo’n tool: Transition-Scapes. Dat zijn interactieve tentoonstellingsvormen met als doel toekomstscenario’s rond de (energie)transitie te verbeelden en voorstelbaar te maken. Met ontwerpende professionals, tentoonstellingsmakers, experts op het gebied van de energietransitie, onderzoekers en studenten gaan we een desingframework ontwikkelen voor het ontwerp en gebruik van zo’n tool.