Feedback is one of the most powerful tools teachers can use to enhance student learning. In 2006, the Dutch Inspectorate of Education concluded from classroom observations that it is difficult for Dutch teachers to give their students good feedback in order to stimulate students' learning process and developmental progress. Similar problems were revealed in other school levels and countries, for example in secondary education and in Finland. Giving feedback during active learning may be even more troublesome for teachers. During active learning, students are working in small groups on different learning goals and undertake different learning activities at the same time. They need to achieve task-related goals as well as to develop the meta-cognitive knowledge and skills that are needed for active learning. Yet, teachers often seem unable to provide the feedback that is needed and they do not know how to support the development of meta-cognitive knowledge and skills.Therefore, this research project focused on ways to improve primary school teachers' feedback giving practices during active learning. The central research question is: How can primary school teachers learn to give optimal feedback to pupils during active learning? To answer this question, five studies have been conducted. In the first study, knowledge regarding teachers' feedback practices was gathered. A category system was developed based on the literature and empirical data. A total of 1465 teacher-student interactions of 32 teachers who practiced active learning in the domain of environmental studies in the sixth, seventh or eighth grade of 13 Dutch primary schools were videotaped and assessed using this system. Results showed that about half of the teacher-student interactions contained feedback. This feedback was usually focused on the tasks that were being performed by the students and on the ways in which these tasks were processed. Only 5% of the feedback was explicitly related to a learning goal. In their feedback, the teachers were directing (rather than facilitating) the learning processes. During active learning, however, feedback on meta-cognition and social learning is important. Feedback should be explicitly related to learning goals. In practice, these kinds of feedback appear to be scarce. In the second study, the problems these 32 primary school teachers perceive and the beliefs they hold regarding the provision of feedback were investigated. A writing task and an interview were conducted. It appeared that teachers believed that conditional teacher skills, especially time management, hindered them most from giving good feedback. The most widely held belief was that 'feedback should be positive'. Teachers also believed that it is important to adopt a facilitative way of giving feedback, but they found this difficult to implement. Only some teachers believed goal-directedness and a focus on student meta-cognition were important during active learning and teachers did not perceive problems regarding these aspects. In the third study, a professional development program (PDP) was developed, implemented and evaluated. The goals and content of the PDP were based on a review of the literature regarding feedback and active learning and on the results of the preceding studies. The design of the PDP was based on the extant literature regarding the features which are considered to be important for PDPs, including structural features, goal setting and characteristics of the professional development activities that are part of the program. Effects of this PDP on 16 primary schoolteachers' knowledge, beliefs, perceived problems and classroom behavior were examined via observations, a writing task and a questionnaire prior and twice after the program was implemented. Results showed that several aspects of feedback during active learning were improved, both in the short and in the long term. For example, teachers learned to believe that feedback must be goal-directed and that learning goals need to be communicated to students. In the classrooms, teachers related their feedback more often explicitly to the learning goals. In the fourth study, the extent to which teachers attributed the success of the PDP to each of the purposefully implemented features of the PDP was examined. The 16 teachers that participated in the PDP completed a questionnaire and four focus group interviews were conducted. Results indicated that teachers value most features quite highly; all features contributed to teachers' professional development according to the teachers themselves. The qualitative data was used to illustrate and specify the theoretical knowledge regarding the features that appeared to be effective in PDP's. Finally, in the fifth study, the learning process of two of the participating teachers was described in detail. Written reflections, as well as videotaped reflections during the video interaction training meetings were analyzed and related to the effects of the PDP on both teachers' knowledge, beliefs, perceived problems and classroom behavior during te course of the PDP. By relating the learning processes of these two teachers to the literature regarding professional development, we aimed for a rich understanding of the impact of the PDP on teachers' professional development.
Dit artikel is overgenomen van www.weekvanburgerschap.nl Dit artikel gaat over het rekening houden met de buitenschoolse kennisbronnen van kinderen in Bèta Burgerschap. Hierbij kunnen de pijlers van de Science Capital Teaching Apporach ingezet worden.Wat is goed burgerschap? Hier zijn de meningen over verdeeld. Op basis van ieders eigen mens- en maatschappijbeeld ontstaan verschillende ideeën over goed burgerschap en burgerschapsvorming. In Bèta Burgerschap vinden we het belangrijk om de autonomie van burgers te bevorderen. We gaan uit van het idee dat groepsgewijs probleem oplossen de kerncompetentie is voor goed burgerschap in een democratische samenleving. Dit betekent dat het belangrijk is dat burgers leren samenwerken, verschillende perspectieven innemen, kritisch denken, morele afwegingen maken, en samen beslissingen nemen. Op basis van deze uitgangspunten hebben we afgelopen jaren samen met leraren uit het primair en voortgezet onderwijs en met (technische) bedrijven leeractiviteiten ontwikkeld en geëvalueerd. De leeractiviteiten zijn burgerschapsvormend en tegelijkertijd ook passend voor Wetenschap, Bèta en Technologie-onderwij
MULTIFILE
De wens en noodzaak om het onderwijs goed af te stemmen op verschillen tussen leerlingen zijn groter dan ooit. Het afstemmen op verschillen tussen leerlingen vraagt complexe differentiatievaardigheden en kennis van de leraar, naast het omgaan met praktische uitdagingen. Om te differentiëren maken leraren keuzes ten aanzien van leerdoelen, leeractiviteiten en groeperingsvormen op basis van verwachtingen die zij vormen over individuele leerlingen. Meestal vormen leraren accurate verwachtingen van hun leerlingen. Echter, van gestigmatiseerde groepen leerlingen vormen leraren soms onterecht lage verwachtingen. Deze lage verwachtingen kunnen, onbewust en onbedoeld, het handelen van de leraar beïnvloeden. Het is nog onvoldoende duidelijk hoe professionalisering leraren het beste kan helpen bij het afstemmen op diversiteit. De praktijkvraag van de betrokken werkveldpartijen is dan ook: ‘Hoe kunnen leraren door voortgezette professionalisering geholpen worden om beter af te stemmen op diversiteit in hun klas?’ In dit project werken een Hogeschool, een Universiteit en drie werkveldpartners samen om deze vraag te beantwoorden in drie deelstudies. Gestart wordt met een onderzoek naar de huidige praktijk; het handelen, de opvattingen, de dilemma’s van leraren worden in kaart gebracht, naast de manier waarop zij verwachtingen vormen. In deelstudie 2 wordt onderzocht welke inhouden en vormen van voortgezette professionalisering leraren als effectief ervaren voor hun ontwikkeling op het gebied van het afstemmen op diversiteit in de klas. In deelstudie 3 wordt een professionaliseringsinterventie ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd wat betreft de effecten op het handelen, de opvattingen, dilemma’s en de vorming van leerkrachtverwachtingen. Daarnaast wordt het effect van de interventie op de mate van ondersteuning die leerlingen van hun leraar ervaren onderzocht. Op basis van de uitkomsten van de drie deelstudies ontwikkelen we een passend professionaliseringspalet voor leraren ten behoeve van het afstemmen op diversiteit in de klas in de vorm van onder meer een routekaart en inspiratiekaarten voor leraren.
Deze top-up subsidie sluit aan op het project ‘Afstemmen op diversiteit in de klas. De ontwikkeling van een passend professionaliseringspalet voor leraren’. De wens en noodzaak om het onderwijs goed af te stemmen op diversiteit onder leerlingen zijn groter dan ooit binnen onze maatschappelijke context van passend onderwijs, kansenongelijkheid en het streven naar inclusie. Professionele ontwikkeling op dit vlak vindt met name plaats in de scholen, wanneer leraren zich ontwikkelen van basisbekwaam tot vakbekwaam. Het vormgeven van effectieve professionalisering op dit thema is complex. De praktijkvraag van de werkveldpartijen was dan ook: ‘Hoe kunnen leraren door voortgezette professionalisering ondersteund worden om beter af te stemmen op diversiteit?’ In drie deelstudies is deze vraag onderzocht. Eerst zijn differentiatiestrategieën, opvattingen, dilemma’s en factoren in verwachtingsvorming van leraren onderzocht. Daarnaast zijn inhouden en vormen van voortgezette professionalisering die leraren als effectief ervaren voor het afstemmen op diversiteit in kaart gebracht. Op basis van de uitkomsten is een professionaliseringspalet ontwikkeld en geïmplementeerd in vijf scholen. De professionalisering was zo opgebouwd dat leraren op basis van de visie van de school en hun individuele leervragen keuzes maakten uit de leeractiviteiten in het palet en hier in leerteams mee aan de slag gingen. Eigen regie op de professionalisering en afstemming op de diversiteit in de teams werd hiermee beoogd. In de praktijk bleek het nemen van professionele ruimte zowel inhoudelijk als organisatorisch nog geen vanzelfsprekendheid is in scholen. Veel leraren hoopten op sturing en concrete aanbevelingen. Hierop zijn trajecten in de scholen aangepast en is er minder met het professionaliseringspalet gewerkt dan beoogd. De doorontwikkeling van het palet op basis van de behoeften en ervaringen van de leraren tijdens de professionalisering is hierdoor minder goed gerealiseerd dan gepland. Gezien de ontwikkelingen in de beroepspraktijk rondom passend onderwijs en inclusie is een goed ontwikkeld professionaliseringspalet wel wenselijk.
Doel van dit project is de ontwikkeling van een virtual lab voor het bevorderen van het aanleren 21e eeuwse vaardigheden van leerlingen in de context van bèta burgerschapsvorming. In het consortium “Samen werken aan Bèta Burgerschap” (http://www.techyourfuture.nl/a-436/samen-werken-aan-bèta-burgerschap) werkt het lectoraat Vernieuwingsonderwijs intensief samen met basis- en middelbare scholen, bedrijven en maatschappelijke instellingen aan de ontwikkeling en implementatie van programma’s van leeractiviteiten waarin burgerschapscompetenties worden aangeleerd in het domein van de bèta en techniek. Het betreft bovendien een programma dat niet alleen beroepsvoorbereidend is maar ook burgerschapsvormend, aangezien we bèta en techniek in een bredere maatschappelijke context plaatsen. In de programma’s van leeractiviteiten worden 21e eeuwse vaardigheden gestimuleerd zoals kritisch denken, probleem oplossen, communicatie, samenwerking en ook ICT vaardigheden en levenslang leren. Een van de programma’s van leeractiviteiten is Plastic Soep, dat ontwikkeld is door en voor het voortgezet onderwijs in samenwerking met TCC de Tijl (VWO 2), WETSUS en het lectoraat International Water Technology van Saxion. WETSUS is een instelling waar internationaal onderzoek wordt gedaan naar duurzame watertechnologieën (zie https://www.wetsus.nl/home/what-is-wetsus). In het project worden leerlingen gevraagd welke oplossing het meest doeltreffend is voor het opruimen van plastic zwerfafval uit de oceanen. Tijdens het programma van leeractiviteiten onderzoeken leerlingen hoe plastic wordt geproduceerd en afgebroken en welke processen bijdragen aan de plastic soep. Het programma van leeractiviteiten is inmiddels in 19 klassen toegepast en geëvalueerd. Om het aanleren van 21e eeuwse vaardigheden van leerlingen tijdens het programma te optimaliseren wil het consortium een virtual lab ontwikkelen. Virtuele labs zijn webgebaseerde simulaties van authentieke laboratoriumtests; het lab worden beschikbaar gesteld in de Go-Lab omgeving. Het lab biedt leerlingen de mogelijkheid om te leren door het uitvoeren van virtuele experimenten. Belangrijk voordeel van een virtual lab is dat experimenten snel en eenduidig kunnen worden uitgevoerd, uitkomsten snel beschikbaar en te interpreteren zijn en onderliggende verschijnselen in de bèta en techniek zichtbaar kunnen worden gemaakt. Bovendien kunnen applicaties, die het aanleren van 21e eeuwse vaardigheden ondersteunen en stimuleren, in het virtuele lab worden geïntegreerd.