Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
‘Lezen gaat voor (LGV)’en ‘Lezen gaat door (LGD)’ zijn twee projecten voor verbetering van het leesonderwijs. LGV richt zich op de zwakke technische lezers in groep 4. LGD is het vervolgproject voor leerlingen die ook in groep 5 nog een forse leesachterstand hebben. In beide projecten maken scholen kennis met effectieve methodieken voor leerlingen die bij het leren lezen een ernstige stagnatie vertonen. Ook maken scholen een leesverbeterplan om de kwaliteit van het leesonderwijs schoolbreed een impuls te geven. LGV is gestart in het schooljaar 2004-2005, LGD twee jaar later in 2006-2007. Inmiddels hebben enkele tientallen scholen in Almere en Lelystad aan één of beide projecten meegedaan. Meedoen impliceert een begeleide pilotperiode van twee jaar, waarna de school geacht wordt zonder begeleiding de LGV- en LGD-aanpak te continueren. Het onderzoek is uitgevoerd op twee scholen die de pilotperiode inmiddels hebben afgesloten. Eén school heeft aan beide projecten deelgenomen, de andere alleen aan LGV. Tijdens het onderzoek zijn gegevens verzameld over de vorderingen van leerlingen. Ook zijn gesprekken gevoerd met intern begeleiders en met onderwijsassistenten. Aangezien de representativiteit van beide scholen voor de groep van alle projectscholen onbekend is, zijn de navolgende uitkomsten en conclusies beperkt generaliseerbaar. In de pilotperiode zijn, gerekend over twee jaar en over beide scholen, in totaal 21 leerlingen begeleid. De leerlingen kregen vijftien weken lang vier maal per week gedurende een half uur één-op-één leeshulp. De leeshulp werd deels gegeven door een pabo-student, deels ook door een onderwijsassistent. Wat betreft technisch lezen hebben de leerlingen duidelijke vooruitgang geboekt. Hoewel nog geen van de leerlingen groep 8 heeft bereikt, lijkt het een redelijke veronderstelling dat voor nagenoeg alle leerlingen AVI-9 binnen bereik is. Vijf leerlingen hebben dit niveau al in leerjaar 6 of 7 bereikt. De betrokken leerlingen zijn, vergeleken met hun leeftijdsgenoten, zwakke technische lezers gebleven. Wat begrijpend lezen betreft is het beeld gunstiger. Enkele leerlingen hebben een niveau bereikt waarmee ze zich met hun klasgenoten kunnen meten. In de periode ná de pilot hebben, wederom gerekend over beide scholen, elf van de veertien daarvoor in aanmerking komende leerlingen LGV-leeshulp van de school gekregen. Hun vorderingen vertonen, voor zover zich dat nu laat aanzien, hetzelfde patroon als van de eerder genoemde leerlingen. Het is op beide scholen een gunstige omstandigheid geweest dat de huidige interne begeleiders en onderwijsassistenten dezelfde zijn geweest die de pilotperiode hebben meegemaakt. De methodieken zijn daardoor binnen de school verankerd. Een probleem is soms wel om de vereiste begeleidingsfrequentie – vier maal per week – te realiseren. Beide scholen hebben een leesverbeterplan ontwikkeld en uitgevoerd. Omdat de plannen niet door de scholen zijn geëvalueerd, is het moeilijk aan te geven wat de resultaten ervan zijn geweest. Uit een analyse van de groeps- en schoolgemiddelden op diverse toetsen voor begrijpend lezen is naar voren gekomen dat er van een trendmatige ontwikkeling geen sprake is, noch in positieve, noch in negatieve zin. De jaarlijkse variatie is zo groot – ondanks groepsgroottes van omstreeks 25 leerlingen of meer per leerjaar – dat een eventuele trendmatige ontwikkeling ook niet gemakkelijk zichtbaar te maken is. In de discussie wordt ingegaan op het belang van follow-up onderzoek, niet alleen in het geval van deze projecten, maar zeker ook meer algemeen. Verder wordt besproken dat de relatie tussen onderwijsinnovatie en verbeterde leerresultaten niet eenduidig is. In de eerste plaats zijn er veel contextfactoren die bepalen of een innovatie tot verbeterde leerresultaten leiden. In de tweede plaats zijn leerresultaten – ook als ze zijn vastgesteld met Cito-toetsen – niet altijd eenduidig te interpreteren
Self-efficacy is een belangrijk begrip uit de sociaal cognitieve theory van Bandura (1997) en duidt op het geloof dat mensen hebben in hun kunnen om een bepaalde taak in een toekomstige situatie succesvol uit te voeren. Self-efficacy van leraren duidt op het geloof van leraren in hun kunnen om het leren van studenten positief te beïnvloeden. Leraren met een hoge mate van self-efficacy hebben een sterkere positieve invloed op de prestaties, de motivatie en schoolattitude van leerlingen, dan leraren met een lage mate van self-efficacy. Daarom is het van belang dat lerarenopleidingen aandacht besteden aan het ontwikkelen van self-efficacy bij hun studenten. Omdat binnen het competentiegerichte opleiden van leraren assessments een belangrijke plaats innemen, wordt in deze dissertatie onderzocht hoe assessment de self-efficacy van studenten beïnvloedt en hoe vervolgens de lerarencompetenties worden beïnvloed. Allereerst is onderzocht van welke factoren binnen het hoger onderwijs is gebleken dat deze de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Hieruit bleek dat de self-efficacy van studenten wordt verhoogd als zij succeservaringen opdoen en als zij verbaal worden ondersteund door hun omgeving. Van deze bevindingen zijn 2 factoren afgeleid die van kenmerkend zijn voor een competentie assessment en die in deze dissertatie nader worden onderzocht. De eerste factor is de authenticiteit van een assessment, dit duidt op de mate waarin tijdens een assessment zaken worden getoetst die belang zijn voor het beroep van leraar. De tweede factor is de feedback die aan studenten wordt verstrekt tijdens het assessment. Om de invloed van deze factoren op de self-efficacy van studenten te kunnen meten, is er een self-efficacy vragenlijst ontwikkeld, specifiek gericht op 1e jaarstudenten van een lerarenopleiding. Omdat studenten in het 1e jaar werken aan de ontwikkeling van 6 competenties, is het instrument bedoeld om de self-efficacy van studenten met betrekking tot de zes lerarencompetenties (interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk en didactisch, organisatorisch, samenwerking met collega’s en reflectie en ontwikkeling) te diagnosticeren. Uit studie twee bleek dat de vragenlijst voldoende betrouwbaar en valide is om het diagnostisch instrument te gebruiken tijdens de begeleiding van studenten. Tevens kwam uit deze studie enig bewijs voor de stelling dat studenten aan een lerarenopleiding beginnen met een globale ongedifferentieerde self-efficacy, en dat als zij ervaringen opdoen met lesgeven er een verdere differentiatie van hun self-efficacy plaatsvindt. In de derde studie werd de kernvraag van deze dissertatie onderzocht. Hieruit bleek dat naarmate de studenten, de prestatie die zij bij het assessment moeten leveren als authentieker ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy van de 6 competenties beïnvloedt. Verder bleek dat naarmate studenten de kwaliteit van de verstrekte feedback als hoger ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy op 4 van deze 6 competenties beïnvloedt. Tenslotte bleek uit deze studie dat de genoemde assessment-factoren de leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties indirect beïnvloeden, dit houdt in dat de assessmentfactoren de self-efficacy van studenten beïnvloeden en dat de self-efficacy van studenten vervolgens van invloed is op leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties. In de vierde studie zijn enkele resultaten uit de derde studie diepgaand onder de loep genomen. Door een aantal studenten te interviewen is onderzocht hoe de ervaringen die studenten opdoen tijdens een assessment bijdragen aan hun self-efficacy. Hieruit bleek dat de genoemde assessmentfactoren tijdens zowel de voorbereidingsfase, de interviewfase als de feedbackfase van het portfolio competentie assessment, de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Voortkomend uit de onderzoeksresultaten, worden op het einde van de dissertatie enkele adviezen voor lerarenopleidingen beschreven.
In dit project inventariseren we factoren die mogelijk invloed uitoefenen op de leerresultaten Engels van groep 8 leerlingen. Denk hierbij aan factoren als de (taal)didactische vaardigheden van leerkrachten die Engels verzorgen, de al aanwezige taalvaardigheid van leerlingen en de positionering van het schoolvak Engels in het curriculum. Doel Doel van dit literatuuronderzoek is het geven van een overzicht van beïnvloedbare factoren die effect hebben op de prestaties Engels van leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs. Resultaten De opgedane inzichten kunnen door leerkrachten, intern begeleiders en beleidmakers worden gebruikt om Engels in het basisonderwijs te verbeteren. Looptijd 01 februari 2023 - 12 oktober 2023 Aanpak Het onderzoek omvat een systematische internationale literatuurstudie naar beïnvloedbare factoren die kunnen bijdragen aan het bereiken van de leerdoelen voor alle relevante taalvaardigheden binnen het schoolvak Engels.
Sinds de ratificatie van de Global Goals in het najaar van 2015 heeft de Nederlandse overheid zich gecommitteerd aan het bereiken van deze doelen. Er is echter geen implementatie of uitvoeringsreceptuur geleverd bij het bepalen van de doelen. Met Peeze Coffee, BiomyGreen zijn lopende gesprekken en afspraken over het prototypen van een implementatie strategie van de Sustainable Development Goals (SDGs) in het MKB. De Gemeente Rheden stimuleert de MVO strategie van het midden en klein bedrijf binnen hun grenzen en participeert in regionale samenwerkingsverbanden. De gemeente Rheden wil de kennis en toepassingsontwikkeling verder stimuleren en werkt daarbij intensief samen met VHL. Deze koplopers in Duurzaamheid inclusief de gemeente Rheden hebben hun duurzaamheidsprofiel goed op de rit maar krijgen de uitdaging van de SDGs voor hun kiezen: Er is weinig praktijk ervaring op midden management. Deze uitdaging zal merkbaar worden door toekomstige regelgeving op bv de energie transitie, circulair economie en de impact van de bedrijfsactiviteiten op onze leefomgeving. Beter is het deze ontwikkelingen voor te zijn: maar hoe doe je dat met het midden management? Dit kortlopende project gaat leerresultaten van onderzoek documenteren hoe deze bedrijven en de gemeente Rheden de SDGs in hun bedrijfsprofiel te verankeren. Het co-creëren gaat idealiter een ‘Demonstrator’ opleveren waarbij video, interviews recordings, werksessie opnamen en SDG implementatie modellen worden verwerkt welke Good Practises en leertrajecten werkzaam zijn bij het implementeren van de SDGs. De Demonstrator zal gebruikt worden bij Symposia, SDG kenniscentrum voor MKB en bij Entrepreneurship onderwijsmodules en draagt bij aan het bedrijfsprofiel van de aangesloten consortium deelnemers. Deze korte slag van Raak-Kiem zal uiteindelijk leiden naar een grotere aanvraag Raak-MKB of Raak-Pro.
Veel leerlingen in het voortgezet onderwijs worstelen met afnemende leermotivatie, verminderd welbevinden, met dalende leerresultaten als gevolg. Samen met scholen in het voortgezet onderwijs en lerarenopleidingen onderzoeken we hoe onderwijs anders kunnen organiseren door Student Voice, een principe dat draait om het betrekken van studenten. Dit project heeft een eigen website waarop de laatste inzichten, podcasts, ervaringen en meer worden gedeeld. Doel In dit project zoeken we naar manieren om het onderwijs anders te organiseren en in grotere mate in te spelen op de behoeften van diverse leerlingen om zo hun intrinsieke motivatie aan te wakkeren. Het principe Student Voice (SV) kan daarbij een belangrijke rol spelen. Student Voice draait om het betrekken van studenten – op verschillende manieren en in verschillende gradaties – om hen zelf actief een rol te laten spelen bij het ontwerpen van onderwijs. Hoe dit (goed) in de praktijk kan worden gebracht, is nog onduidelijk. Dat onderzoeken we in dit project. Resultaten Ontwikkelen en delen van kennis en modellen over/voor het anders organiseren van onderwijsprocessen en de stem van de leerling, StudentVoice (SV). Ontwikkelen van instrumentarium dat leraren(teams) en leerlingen ondersteunt bij het toepassen van Student Voice in de onderwijspraktijk. Uitbreiden en verduurzamen van het kennisnetwerk met expertisebenutting Looptijd 01 september 2022 - 31 augustus 2026 Aanpak De didactische aanpak SV wordt in co-creatie ontwikkeld met leraren en leerlingen in een doorlopend professionaliseringstraject met flankerend onderzoek gebaseerd op design-based research. Daarbij wordt gebruikt gemaakt van Learning Design Studio’s.