A heterogeneous sample of 137 school-aged children with learning disabilities (IQ > 80) attending special needs schools was examined on the Movement Assessment Battery for Children (MABC). The results show that compared to the available norm scores, 52.6% of the children tested performed below the 15th percentile on manual dexterity, 40.9% on ball skills, and 33.7% on balance skills. Furthermore, after controlling for IQ, significant small to moderate partial correlations were found between spelling and mathematics and the MABC total score, as well as small to moderate correlations between mathematics and balance, between reading and ball skills, and between spelling and manual dexterity. The present findings are compared with previously reported results obtained in more homogenous groups, and based on the resultant relationships between academic performance and motor development, recommendations for future motor intervention studies are made.
DOCUMENT
Co-teachers verzorgen samen onderwijs aan een groep leerlingen die aan hun zorg zijn toevertrouwd. Uit het promotieonderzoek van Dian Fluijt (docent en projectleider bij het Seminarium voor Orthopedagogiek en onderzoeker bij het Lectoraat Normative Professionalisering) blijkt dat co-teaching een effectieve wijze kan zijn om les te geven aan een hyperdiverse groep en tegelijkertijd tegemoet komt aan de behoefte aan meer handen voor de klas. Uit het onderzoek van Dian blijkt dat een klein netwerk van intensief samenwerkende leraren (co-teaching team) in staat is tot duurzame onderwijsinnovatie, waarvan zowel leerlingen als leraren kunnen profiteren. Het welbevinden van zowel leerlingen als leraren in een co-teaching groep groeit, omdat leerlingen meer aandacht krijgen en leraren hun verantwoordelijkheid kunnen delen. Leerlingen in een co-teaching groep presteren over het algemeen beter. Professionalisering op het gebied van co-teaching, gericht op het verkennen van eigen en gezamenlijke normen, waarden en overtuigingen van co-teachers, het leren om samen goed les te geven en het leren om goed samen te werken, is voorwaarde om co-teaching goed uit te kunnen voeren.
DOCUMENT
Purpose: This case study is presented to inform the reader of potential speech, language, cognitive, and emotional characteristics in preadolescent cluttering. Method: This case study describes a 10-year-old boy who started to clutter during preadolescence. The case illustrates that, in some adolescents, cluttering can co-occur with temporary stuttering-like behavior. In this case, signs of disturbances in speech-language production associated with behavioral impulsiveness as a young child were noted. Speech, language, cognitive, and emotional results of the case are reported in detail. Results: The changes in fluency development are reported and discussed within the context of changes in the adolescent brain as well as adolescent cognitive and emotional development. While being unaware of their speech condition before adolescence, during preadolescence, the changes in brain organization lead to an increase in rate and a decrease in speech control. Given that the client had limited understanding of what was occurring, they were at risk of developing negative communication attitudes. Speech-language therapists are strongly advised to monitor children with cluttering signals in the early years of their adolescence.
DOCUMENT
PURPOSE: This study examined the effect of a 16-wk ball skill intervention on the ball skills, executive functioning (in terms of problem solving and cognitive flexibility), and in how far improved executive functioning leads to improved reading and mathematics performance of children with learning disorders.METHODS: Ninety-one children with learning disorders (age 7-11 yr old) were recruited from six classes in a Dutch special-needs primary school. The six classes were assigned randomly either to the intervention or to the control group. The control group received the school's regular physical education lessons. In the intervention group, ball skills were practiced in relative static, simple settings as well as in more dynamic and cognitive demanding settings. Both groups received two 40-min lessons per week. Children's scores on the Test of Gross Motor Development-2 (ball skills), Tower of London (problem solving), Trail Making Test (cognitive flexibility), Dutch Analysis of Individual Word Forms (reading), and the Dutch World in Numbers test (mathematics) at pretest, posttest, and retention test were used to examine intervention effects.RESULTS: The results showed that the intervention group significantly improved their ball skills, whereas the control group did not. No intervention effects were found on the cognitive parameters. However, within the intervention group, a positive relationship (r = 0.41, P = 0.007) was found between the change in ball skill performance and the change in problem solving: the larger children's improvement in ball skills, the larger their improvement in problem solving.CONCLUSIONS: The present ball skill intervention is an effective instrument to improve the ball skills of children with learning disorders. Further research is needed to examine the effect of the ball skill intervention on the cognitive parameters in this population.
LINK
(Inter)nationaal is er discussie over de vraag of auditieve verwerkingsproblemen (AVP) gezien moeten worden als een unieke klinische diagnose en over de meest geschikte diagnostisering en verwijzing van kinderen in deze doelgroep. Binnen de Nederlandse Audiologische Centra (AC) wordt mede hierdoor verschillend omgegaan met kinderen met zogenaamde onverklaarde luisterproblemen.Het doel van het huidige document is om professionals handvatten te bieden bij het identificeren, diagnosticeren en behandelen van kinderen met luisterproblemen. Het ‘Dutch Position Statement Kinderen met Luisterproblemen’ is ontwikkeld op basis van het huidige wetenschappelijke bewijs omtrent luisterproblemen en op basis van bijeenkomsten gehouden met professionals. Over de volgende 9 statements is consensus bereikt onder professionals van de Nederlandse Audiologische Centra:Definitie:(1) De doelgroep ‘kinderen met luisterproblemen’ is geen unieke en aantoonbare klinische entiteit.(2) De problemen van kinderen met luisterproblemen zijn multimodaal.(3) De symptomen die kinderen met luisterproblemen vertonen kunnen ook voorkomen bij kinderen met andere ontwikkelingsstoornissen, zoals AD(H)D, TOS, dyslexie en leerstoornissen.Signalering en verwijzing:(4) Na signalering van luisterproblemen kan worden doorverwezen naar een multidisciplinair centrum.Diagnostiek:(5) Bij het diagnosticeren van een kind met luisterproblemen zijn minimaal een klinisch- fysicus audioloog, logopedist en gedragswetenschapper betrokken.(6) Luisterproblemen worden in eerste instantie in kaart gebracht met behulp van een anamnese (hulpvraag centraal) en indien beschikbaar een gevalideerde vragenlijst.(7) Bij kinderen met luisterproblemen wordt naast het toon- en spraakaudiogram altijd een spraak-in-ruis test afgenomen.(8) De diagnostische procedure bij luisterproblemen start vanuit een breed ontwikkelingsperspectief.Behandeling:(9) Bij kinderen met luisterproblemen is de interventie gericht op de hulpvraag en staat het handelingsgericht werken centraal.Dit document informeert professionals in Nederland, die te maken hebben met kinderen die worden aangemeld met klachten met betrekking tot het luisteren bij een goed perifeer gehoor over het huidige beschikbare bewijs en over het gezamenlijke standpunt hierover in Nederland.
DOCUMENT
Aan de hand van de ‘customer journey’ beschrijven we in dit rapport welke barrières mensen met een beperking ervaren voor, tijdens en na de reis en hoe de reisindustrie hierop kan inspelen. In dit rapport vatten we de belangrijkste bevindingen samen van vijf onderzoeksrapporten en ons literatuuronderzoek.
DOCUMENT