Onderzoek naar lees- en spellingstrategieën van zwakke lezers en spellers (12-18 jaar). Met de spellingstrategietoets op basis van psycho-linguistische criteria, kan worden nagegaan of een leerling overwegend gebruik maakt van de fonologische of de woordbeeldstrategie. Ook kunnen uitspraken gedaan worden over regelgevoeligheid. Het leesproces is beschreven vanuit neuropsychologische invalshoek. Op basis van leestijd en leesfouten kan nagegaan worden of de leerling overwegend perceptuele of linguale strategieën toepast. Op basis van deze - uit talige en neuropsychologische componenten bestaande - diagnostiek, is het mogelijk een begeleidingsplan op te stellen, waarin rekening gehouden kan worden met de voorkeurstrategieën van leerlingen.
DOCUMENT
Orthography is considered to be a major problem in Dutch education, since many pupils don’t seem to be able to master orthographic rules, even after years of education. In educational literature it is argued that the problems related to spelling are caused by approaches that focus more on rules of thumb than on linguistic insights. This is somewhat remarkable, since a good understanding of the Dutch orthographic system requires a fair amount of morphological knowledge. In order to effectively implement this knowledge, the development of a morphological awareness (MA) seems to be required. Therefore, a short intervention was designed for the upper levels of secondary schools (4 havo) which aimed to foster MA and, subsequently, improve orthographic skills. Results of this quasi-experimental study indicate that a short intervention can significantly boost MA, but that students don’t seem to be able to use MA effectively to enhance spelling performance.
DOCUMENT
Met bijna achthonderd scholen maakt het traditioneel vernieuwingsonderwijs substantieel deel uit van het Nederlandse basisonderwijs: zo’n tien procent van het totaal aantal basisscholen is een traditionele vernieuwingsschool. Ongeveer de helft van de vernieuwingsscholen in ons land is een erkende daltonschool. Gezien de omvang en populariteit van daltononderwijs is het opmerkelijk dat er nauwelijks onderzoek naar de effectiviteit van dit type onderwijs is gedaan. Doel van deze studie is het vergelijken van de cognitieve en niet-cognitieve prestaties en burgerschapscompetenties van leerlingen op daltonbasisscholen met die van leerlingen op traditioneel ingerichte basisscholen. De scores van leerlingen in groepen 2, 5 en 8 op de gebieden taal, lezen, rekenen (cognitieve prestaties), welbevinden, cognitief zelfvertrouwen, taakmotivatie (niet-cognitieve prestaties) en burgerschapscompetenties zijn vergeleken, op basis van gegevens die verzameld zijn in het kader van het Cohortonderzoek onderwijsloopbanen (COOL5-18). Aan de hand van meerniveau-analyses is nagegaan in hoeverre er verschillen zijn tussen daltonscholen en traditionele scholen met betrekking tot deze opbrengsten. De resultaten laten zien dat er amper verschillen in opbrengsten zijn tussen daltonscholen en traditionele scholen voor wat betreft de taal-, lees- en rekenprestaties, de scores van leerlingen op de vragenlijsten over welbevinden, cognitief zelfvertrouwen en taakmotivatie en de scores van leerlingen op de vragenlijst over burgerschapscompetenties.
MULTIFILE
Logopedisten en klinisch linguïsten onderzoeken de taalontwikkeling van jonge kinderen met een vermoedelijke of al vastgestelde taalontwikkelingsstoornis. Ze onderzoeken ook de taalvaardigheid van personen met afasie. Naast gestandaardiseerde tests worden samples spontane taal geanalyseerd. Hiervoor worden uitingen ontlokt aan de patiënten via vaste protocollen. De sessies worden opgenomen, getranscribeerd en vervolgens grammaticaal geanalyseerd. Bij de grammaticale analyse wordt bepaald welke soorten constructies en fouten voorkomen en in welke mate, en dit wordt vergeleken met een norm. Taal- en spraaktechnologie (TST) kan er in prin-cipe aan bijdragen om het proces van transcriptie en grammaticale analyse efficiënter te maken en mogelijk zelfs om de kwaliteit van de assessments te verhogen. In dit artikel richten we ons op de mogelijkheden van TST voor de analyse van kindertaal.
LINK
Moet ons leesonderwijs ons zorgen maken? Er is sprake van een dalende trend in gemiddelde leesvaardigheid van onze leerlingen. Het percentage laaggeletterden in Nederland daalt niet: ruim 14 procent van de vijftien jarigen is onvoldoende leesvaardig om het onderwijs op de middelbare school goed te kunnen volgen. Op het gebied van leesmotivatie vallen de scores van onze leerlingen in internationale context negatief op. Onze kinderen hebben dus in toenemende mate moeite met lezen en vinden lezen ook niet leuk. En dat terwijl we allemaal weten dat je alleen maar goed leert lezen door veel te lezen. En veel lezen doe je alleen maar wanneer je gemotiveerd bent om een boek te pakken. In ons onderwijs is er echter nauwelijks aandacht voor de rol van motivatie bij het leren lezen. In plaats daarvan wordt heel veel aandacht geschonken aan de technische aspecten van het leren lezen. Ook kan geconstateerd worden dat veel activiteiten uit de beschikbare methodes niet bijdragen aan het leesproces zelf. In veel methodes voor aanvankelijk lezen zijn in de werkboekjes veel taken opgenomen die niet leiden tot het leren lezen. Ze kosten wel leertijd en kinderen komen dan pas later dan strikt noodzakelijk is toe aan de motiverende ervaring van het echte lezen in boekjes. In de voortgezet leesmethodes gaat veel aandacht uit naar het lezen van losse woordrijtjes. Dit gaat ten koste van waar het bij vloeiend lezen om gaat: het lezen van tekst. Zwakke lezers komen hier nauwelijks aan toe. In het LIST-project is een andere koers ingeslagen door te werken vanuit het betrokkenheidperspectief van het lezen. Bij het voorbereidend en aanvankelijk lezen wordt gezorgd voor dagelijks terugkerende instructieblokken waarin van begin af aan aandacht is voor een scala aan activiteiten die betrekking hebben op lezen én schrijven in een functionele context. Bij aanvankelijk lezen wordt gewerkt met een programma waarin naast instructie van letters en leeshandeling, van het begin af aan functionele en motiverende lees- en schrijfactiviteiten onderdeel uitmaken. Uit de methode wordt alleen gebruikt wat ten dienste staat van het leren lezen. Vloeiend lezen wordt in het project bereikt door de leerlingen veel leeftijdsadequate boeken te laten lezen. Er wordt dus geen methode gebruikt. Deze boeken worden door de kinderen zelf gekozen. Leerkrachten ondersteunen de kinderen bij dit keuzeproces en bij het ontwikkelen van de eigen leesvoorkeur. Het resultaat is, dat aan het eind van de basisschool minder dan 1 procent van de kinderen met een onvoldoende leesniveau de school verlaat.
DOCUMENT
Op het terrein van onderwijs en ICT investeren onderwijsinstellingen, bedrijven, brancheorganisaties en overheden in het bewerkstelligen van leertechnologie-afspraken. Het doel van die gezamenlijke inspanning is om het onderwijs te kunnen verbeteren en efficiknter te maken. Gedeelde opvattingen, vastgelegd in specificaties en standaarden, maken uitwisseling van gegevens mogelijk tussen uiteenlopende systemen. Dat biedt grote kansen voor onderwijsvernieuwing. Basisgegevens hoeven slechts op iin plek onderhouden te worden, maar zijn toch voor iedere instelling bruikbaar: eenmaal gemaakte lesmaterialen kunnen in verschillende leeromgevingen worden ingezet, studenten kunnen zich flexibel inschrijven voor cursussen aan verschillende instellingen terwijl hun studievoortgang zonder probleem wordt geregistreerd. Deze processen zijn essentikle voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van e-learning in de Lage Landen. Als samenwerkingsorganisatie voor het hoger onderwijs in Nederland neemt SURF deel aan de mars naar standaardisatie binnen de leertechnologie. De SURF SiX expertisegroep, een Special Interest Group van SURF, onderneemt activiteiten om realisatie en gebruik van leertechnologie-afspraken te bevorderen die voor het Nederlandse hoger onderwijs bruikbaar en nuttig zijn en die blijvende aansluiting van Nederland bij internationale e-learningontwikkelingen garanderen. Met dit boek geeft SURF SiX een brede groep onderwijsontwikkelaars en geonformeerde eindgebruikers inzicht in de huidige Nederlandse situatie op het gebied van leertechnologie-afspraken. Daarnaast wil dit boek laten zien dat leertechnologiespecificaties en standaarden meerwaarde hebben.
DOCUMENT
Kritisch leren kijken naar media, naar betrouwbaarheid van bronnen én naar technologie. Het zijn onmisbare vaardigheden in de digitale wereld, waarin informatie met één druk op de knop te vinden is. Gelukkig kun je al die vaardigheden leren: “Digitale geletterdheid is het vermogen je actief, bewust en kritisch te begeven in de digitale wereld.” Aan het woord zijn Margreet Luinge en Mickey Touwslager, experts op het gebied van digitale geletterdheid. Vanwege hun expertise zijn ze gevraagd de leerlijn voor de nieuwe cursus ‘Media’ te schrijven die volgend jaar verschijnt in de nieuwe editie van Nieuw Nederlands. Digitale geletterdheid krijgt een belangrijke plek in de lesmethode Nederlands. “Dat vind ik heel verstandig,” zegt Touwslager. “Digitaal ongeletterden zijn de analfabeten van de toekomst”.
LINK
De topcriminologen John Eck en Ronald Clarke schreven enkele jaren geleden hun vermaarde handboek voor probleemgerichte politiezorg. Eenvoudig en toegankelijk geschreven, makkelijk toepasbaar en tóch van grote kwaliteit. Internationaal vond het dan ook zo’n grote aftrek, dat het al in zo’n 15 talen is vertaald. Maar een Nederlandse versie ontbrak nog, totdat Marnix Eysink Smeets en Peter van Os de taak op zich namen om een Nederlandse redactie samen te stellen en de hoofdstukken te laten vertalen. Het ging om een échte vertaling: de Amerikaanse voorbeelden moesten worden vervangen door Nederlandse. Zij zochten daarom in Nederland naar gevestigde namen op het gebied van het politie- en veiligheidsonderzoek.
DOCUMENT
Als ouders wilt u natuurlijk het beste voor uw zoon of dochter. U wilt dat uw kind met plezier naar school gaat en genoeg vriendjes en vriendinnetjes in de klas heeft. Daarnaast vindt u het belangrijk dat uw kind op school zoveel mogelijk leert. Wist u dat u uw kind daarbij heel goed kunt helpen? Veel ouders werken, waardoor hun kind een deel van de week naar de buitenschoolse opvang gaat. Het kan ook zijn dat u meer kinderen heeft die natuurlijk allemaal de nodige aandacht vragen. Ouders zijn vaak bang dat ze te weinig tijd hebben om hun kind goed te kunnen helpen. Gelukkig blijkt dat in de praktijk reuze mee te vallen. Ook met kleine dingen kunt u als ouders veel voor het leren van uw kind betekenen en het hoeft niet veel tijd te kosten. Kinderen met goede prestaties op school blijken opvallend vaak ouders te hebben die zich betrokken voelen bij de school en het leren van hun zoon of dochter. Niet zelden helpen ze hun kind bij het schoolwerk. Ook uw zoon of dochter zal beter leren als hij merkt dat u school belangrijk vindt en daarbij wilt helpen
DOCUMENT