Social work is a profession that is very much part of and contributes to an ever changing and evolving society. It is therefore essential that social work is able to respond to the diverse and dynamic demands that it may encounter in that society and in the future. The critique of social work is, however, present and growing. The profession can no longer deny or ignore the need to legitimize its value and effectiveness. In this article, a research project – entitled Procivi – aimed at developing a method of legitimizing social work is presented. The method developed in Procivi proposes a way of legitimizing social work through the development of reflective professionals. The method teaches professionals to take a research frame of mind towards their own practice and helps them develop a vocabulary to describe their work to different audiences. The paper discusses whether and how this method forms a viable way of legitimizing social work and as such could be an alternative for the growing demand for social work based on scientific evidence (evidencebased practice, EBP).
MULTIFILE
Our paper investigates the interaction of mechanisms that drive the emergence and development of a sustainable entrepreneurship ecosystem (SEE). We study a specific geographic context, the Amsterdam metropolitan area, and a specific industrial context, the denim industry. We conducted a qualitative, inductive study to understand how SEEs emerge and develop. We used data from longitudinal observations, semi-structured interviews and archival documentation to examine the emergence and development of the Amsterdam SEE in the denim industry. We show that the local culture that supports sustainability values is essential to attracting sustainability support organisations and acts as a catalyst for growth. By focusing on a specific sustainable innovation project as a case study, we also find that collectively engaging in innovation projects spurs the growth of an SEE and aids legitimization of SEE actors. Our study provides contributions to the nascent branch of literature on sustainable entrepreneurship ecosystems and has implications for practitioners and policy makers.
DOCUMENT
In recent decades the trend of public accountability, transparency and governance has become a priority in many public sectors, but in de media sector and the public broadcasting sector in particular there have only very recently been attempts to address the public in terms of accountability and responsiveness
DOCUMENT
Contemporary social work is subjected to ongoing questions in terms of its effectiveness and accountability. It appears to be problematic for social workers to defend themselves in a proper manner. When they do so, they often seem to rely primarily on a rhetoric of good intentions and are thus unable to constructively asses the underlying principles of their work. These considerations have prompted the research outline that is presented in this paper.
DOCUMENT
Pressure from politics and the public has created a greater demand for the media to be more accountable. Moreover, growing structural changes in the media landscape – including media concentration, commercialization, fiercer competition, an increasingly fragmented public, and the advent of new media – have also challenged how media should be accountable and responsive. This article looks at how Dutch broadcast media are responding to increasing pressure in terms of accountability and responsiveness through a case-‐study research from two leading broadcast news organizations. The need for more openness to and connection with the public is acknowledged, and among many journalists this is now even considered a necessity. However, when it comes to routinized daily application, there is a general resistance as it does not live within their professional autonomy and authority. New online instruments have created opportunities with more platforms and possibilities for the public to participate. However, at this point the online instruments put new constraints on the social system of organization with unforeseen activities and costs.
DOCUMENT
Multinational enterprises (MNEs) have become global players in the current globalized labour market and their economic activities are no longer territorially limited, but they extend in different countries, thereby leading to the development of global supply chains. Against this background, companies’ operations are increasingly conducted by foreign subsidiaries and they are being outsourced to business partners worldwide. In both cases, lower working conditions and production costs in foreign countries are one of the driving factors leading to this business choice.
MULTIFILE
Wat hebben we onderzocht?: Hoop en positief denken zijn begrippen die in het dagelijks taalgebruik van mensen met kanker veelvuldig worden gebruikt. Dit proefschrift wil bijdragen aan meer kennis over en inzicht op het gebied van hoop en positief denken bij mensen met kanker in verschillende stadia van de ziekte én vanuit het perspectief van hulpverleners. Onderzoeksvragen van dit proefschrift waren: 1) Wat is de betekenis van hoop voor mensen met kanker die ongeneeslijk ziek zijn? 2) Hoe gaan hulpverleners om met mensen met kanker die ongeneeslijk ziek zijn en hopen op zo lang mogelijk leven? 3) Welke factoren worden geassocieerd met hoop bij mensen met kanker die bezig zijn met behandelingen? 4) Welke betekenis heeft positief denken voor mensen met kanker die met curatieve opzet (genezend) worden behandeld. We zochten antwoorden op deze vragen door de ervaringen van mensen met kanker en hulpverleners centraal te plaatsen in de studies van dit proefschrift. Resultaten: Betekenis van hoop bij mensen met kanker die ongeneeslijk ziek zijn: Hopen wordt ervaren als stress reducerend en wordt gezien als noodzakelijk om te kunnen omgaan met hun situatie. Hopen geeft mensen met kanker veerkracht en maakt dat ze kunnen genieten in het heden. De sterkte van de hoop wordt vooral bepaald door het belang van het object waarop ze hopen, bijvoorbeeld het willen zien opgroeien van de kinderen. De sterkte van de hoop wordt nauwelijks bepaald door de kans om het doel daadwerkelijk te kunnen bereiken. Hopen geeft energie, maar kost ook energie. Mensen putten hoop uit verschillende bronnen, zoals positieve berichten van artsen. Als mensen de hoop niet uit krachtige bronnen kunnen putten, creëren mensen deze hoop zelf. Mensen gebruiken verschillende strategieën om hoop te creëren, zoals onder andere deel te nemen aan behandelingen en door vertrouwen in hun artsen te hebben. De hoop wordt bedreigd als de mogelijkheid op een negatieve uitkomst groter wordt. Het proces van het koesteren, voeden van de hoop en het verdedigen van de hoop, wanneer deze wordt bedreigd hebben we ‘the work of hope’ genoemd. Ervaringen van hulpverleners in het omgaan met ongeneeslijke zieke mensen met kanker: Onze studie laat zien dat de moeilijkheden die hulpverleners ervaren in het omgaan met hoopvolle palliatieve patiënten gebaseerd lijken te zijn op normatieve ideeën. Deze normatieve ideeën lijken gebaseerd te zijn op een gemeenschappelijk concept: een goede dood. Voor deze hulpverleners is een goede dood gebaseerd op goed afscheid kunnen nemen van hun dierbaren, zodat zij verder met hun leven kunnen. Goed afscheid kunnen nemen betekent dat de waarheid aanvaard dient te worden en dat men daarin berust. Hulpverleners zien het als hun professionele rol om patiënten te begeleiden naar de aanvaarding, berusting van het naderende einde. Hierdoor is de zorg niet altijd afgestemd op de wensen en behoeften van de patiënten. Literatuuronderzoek naar factoren geassocieerd met hoop gedurende behandelingen: Hoop is positief geassocieerd met kwaliteit van leven, sociale steun, spiritueel en existentieel welbevinden. Hoop is negatief geassocieerd met symptoomlast, psychologische distress en depressie. Geen relatie werd aangetoond tussen hoop, demografische en klinische factoren, zoals bijvoorbeeld leeftijd, geslacht en fase van de ziekte. De rol tussen hoop en angst is onduidelijk gebleven. Deze resultaten laten ons zien dat externe factoren (zoals demografische en klinische factoren) niet geassocieerd zijn met hoop. Terwijl intrinsieke factoren, wat wil zeggen factoren die worden ervaren en vastgesteld door patiënten zelf, zoals kwaliteit van leven, symptoomlast, psychologische distress en sociale steun wel geassocieerd zijn met hoop. Hoop lijkt veel meer een cognitief proces te zijn van een persoon, en gestuurd wordt door welke betekenis mensen toekennen aan factoren, dan dat deze van buitenaf wordt beïnvloed. Betekenis van positief denken bij mensen die met curatieve opzet (genezend) worden behandeld: Bij mensen met kanker die met curatieve opzet (genezend) zijn of worden behandeld blijkt niet hoop maar positief denken het centrale concept te zijn. Positief denken wil voor hen zeggen, leven alsof genezing een zekerheid is. Positief denken blijkt een manier te zijn om om te kunnen gaan met de onzekere toekomst. Mensen vinden dat ze positief moeten denken. Door positief te denken lukt het mensen om van het leven te kunnen genieten. Op deze manier kunnen ze ook de negatieve gedachten, die vaak aanwezig zijn, tijdelijk parkeren. Door dit tijdelijk parkeren van negatieve gedachten kan de stress gereduceerd worden en dit geeft ruimte om te leven. Dit leven kan dan op een meer betekenisvolle manier worden ingevuld. De mate waarin er inspanningen geleverd moeten worden om positief te denken kan per individu verschillen. Relatie hoop positief denken: Hoop en positief denken zijn afzonderlijke concepten, die dicht bij elkaar liggen en elkaar deels overlappen. Positief denken verschilt van hoop in de houding die mensen met kanker aannemen ten opzichte van de werkelijkheid. Positief denken wil zeggen dat mensen een negatieve afloop onwaarschijnlijk achten. Bij hoop is, in de ogen van wie hoopt, het bestaan van een negatieve afloop niet uit te sluiten maar daarom niet minder ongewenst. Hoop is er als een negatieve uitkomst ook mogelijk is, en tegen deze mogelijkheid willen mensen zich verzetten. Door te hopen zetten ze deze mogelijkheid als het ware achter een tochtscherm. In de curatieve fase brengt hoop geen rust wat ze met positief denken wel kunnen bewerkstelligen. Voor mensen in de curatieve fase levert hoop hen te weinig op. Hoop veronderstelt meer onzekerheid dan ze kunnen verdragen. Bij positief denken zegt men: “ik ga er vanuit dat het goed zal komen”, Bij hoop zegt men: “het kan ook goed komen”. Bij zowel hoop als positief denken gaat het over ‘iets’ wat ondraaglijk is, maar dat ‘iets’ is voor beide groepen wel iets anders. Aanbevelingen? Implicaties en aanbevelingen voor de praktijk: Het uitgangspunt voor de zorg van mensen met kanker zou moeten zijn om mensen te ondersteunen en helpen om te gaan met de uitdagingen waar ze voor staan. Een manier om zorg te bieden die afgestemd is op de wensen en behoeften van mensen met kanker, vereist in de eerste plaats dat hulpverleners weten wat deze wensen en behoeften zijn. Eenvoudige vragen als: “Wat is voor u belangrijk?” of “wat is, op dit moment, voor u belangrijk?” kunnen hierbij ondersteunend zijn. Patiënten voelen zich ondersteund als ze mogen hopen. Dat de hoop er mag zijn, ook als hetgeen waarop ze hopen, in de ogen van hulpverleners onrealistisch kan zijn. Patiënten waarderen eerlijkheid over de medische feiten die hulpverleners met hen bespreken. Deze eerlijke informatie hebben patiënten ook nodig. Ze willen immers geen valse hoop, patiënten willen weten hoe ze ervoor staan, alleen wel gecommuniceerd op een manier dat mensen hoop kunnen behouden. Hulpverleners kunnen hoop als hoop bevestigen door te zeggen: “Dat hoop ik ook, voor u”. Een helpende benadering zou kunnen zijn dat hulpverleners goed luisteren naar mensen met kanker met oprechte interesse. Door proberen te begrijpen wat mensen zeggen en daar hun boodschappen weer op af te stemmen, met eerbied voor de ambivalenties. Een persoonsgerichte benadering kan hierbij ondersteunend zijn. Implicaties voor onderwijs: Wat het onderwijs betreft, geldt dat hoop en positief denken bij mensen met kanker, of bij mensen met een (mogelijk of waarschijnlijke) ongunstige prognose in het algemeen, een thema moet zijn dat voldoende aandacht krijgt in de opleiding. Dat geldt voor de basisopleiding, maar al helemaal voor nascholingen aan zorgverleners en vrijwilligers werkzaam in de oncologische en palliatieve zorg. Eerlijke informatie geven, of eerlijk op uitspraken van patiënten reageren, en hoop niet wegnemen waar patiënten die koesteren, is niet vanzelfsprekend. Er is meer voor nodig dan vuistregels of communicatietechnieken. Onze ervaring met scholing in deze materie heeft ons geleerd dat positieve leereffecten bereikt kunnen worden door o.a. gebruik te maken van lesvormen waarin bestaande casuïstiek besproken kan worden en waarin de zorgverleners of vrijwilligers met elkaar in kleine groepjes kunnen discussiëren over deze casussen. In ziekenhuizen of andere zorginstellingen kan het ook helpen om deze thematiek te bespreken tijdens de patiëntenbespreking/ het multidisciplinair overleg of moreel beraad. Aanbevelingen voor verder onderzoek: In onze studies hebben we een aanzet gedaan om de relatie tussen de concepten hoop en positief te beschrijven, meer onderzoek naar de overeenkomsten en verschillen tussen beide concepten kan bijdragen aan een verdere conceptuele helderheid. Meer onderzoek kan ook gedaan worden naar de betekenis van hoop en positief denken bij specifieke groepen, zoals bijvoorbeeld naasten, mensen met een migratie achtergrond of bij mensen met kanker die ongeneeslijk ziek zijn en daar langdurig (10-15 jaar) mee (moeten) leven.
DOCUMENT
A model for programmatic assessment in action is proposed that optimizes assessment for learning as well as decision making on learner progress. It is based on a set of assessment principles that are interpreted from empirical research. The model specifies cycles of training, assessment and learner support activities that are completed by intermediate and final moments of evaluation on aggregated data-points. Essential is that individual data-points are maximized for their learning and feedback value, whereas high stake decisions are based on the aggregation of many data-points. Expert judgment plays an important role in the program. Fundamental is the notion of sampling and bias reduction for dealing with subjectivity. Bias reduction is sought in procedural assessment strategies that are derived from qualitative research criteria. A number of challenges and opportunities are discussed around the proposed model. One of the virtues would be to move beyond the dominating psychometric discourse around individual instruments towards a systems approach of assessment design based on empirically grounded theory.
MULTIFILE
We examine the ways in which a hidden crisis can be exposed from a communication point of view. In which way can organisations create general awareness of a crisis and try to understand the dynamic nature of interactions? With the help of discourse analysis, we have examined the interactional achievements of two crisis entrepreneurs in the domain of education in the Netherlands: a rector of a secondary school and the founders of BON, a social movement aimed at improving the quality of education. In this way, we will illustrate the discursive practices that play an active role when certain players signal a crisis.
DOCUMENT
Often research, education and professional practice are positioned as different activities. Researchers, students and professionals are defined in subject-object relations. For my Phd. thesis I applied another perspective. In dialogue with School Social Workers, Bachelor Social Work students during their internship, Vocational High School (VHS) Teachers and other involved actants I worked on activities to improve the financial health of VHS students. We explored in a relational spacial ethnography the roles of all above mentioned actants as learning professional and inquirer. During this long term project a mixed method participatory approach was applied. However in this ethnography these activities where integral part of developing of a whole set of interventions. It gave us the opportunity to develop new perspectives at developing interventions and learning in a relational dialogue
DOCUMENT