Om het samen werken en leren van innovatieve leerwerkomgevingen in het HBO, zoals professionele werkplaatsen, te verbeteren, is behoefte aan inzicht in de werkzame factoren in de samenwerking tussen verschillende actoren uit verschillende organisaties. Het Ontwikkelinstrument Lerend en Onderzoekend Samenwerken (O-LOS) is ontwikkeld om deze evaluatie in de praktijk te ondersteunen. Op basis van een pilotstudie werd onderzoek gedaan naar de volgende vraagstelling: Op welke wijze kan de samenwerking in innovatieve leerwerkomgevingen worden geëvalueerd en versterkt, gebruikmakend van het instrument O-LOSI De resultaten bieden handvatten voor structurele toepassing van het O-LOS in de praktijk.
DOCUMENT
Dit artikel beschrijft een onderzoek naar werkzame elementen in de samenwerking binnen innovatieve leeromgevingen, professionele werkplaatsen (PW) genoemd. In PW werken onderwijs en beroepspraktijk samen aan complexe vraagstukken waarbij de ontwikkeling van betrokkenen en de innovatie van de beroepspraktijk centraal staan. Op basis van literatuuronderzoek, verkennende interviews met 11 sleutelfiguren en een meervoudige casestudie waarin vanuit 4 cases 75 betrokkenen participeerden, is het model Lerend en Onderzoekend Samenwerken in PW ontwikkeld. Het model omvat zes elementen en laat zien dat het lerend en onderzoekend samenwerken centraal staat in een PW en zich ontwikkelt binnen een grensoverstijgende en ontwikkelingsgerichte cultuur. Betrokkenen in een PW leren gezamenlijk doordat ze samenwerken in de dienstverlening en hierbij waarde hechten aan het delen van verschillende perspectieven. Door facilitering van mensen en middelen en door de samenwerking vorm te geven vanuit een gezamenlijke visie, kunnen betrokkenen elkaar leren kennen en afstemmen op welke manier zij samen kunnen bijdragen aan de innovatie van de beroepspraktijk. Hiervoor zijn zowel het opbouwen van relaties als het expliciteren en verdelen van taken en verantwoordelijkheden essentieel. Het model, dat een systemisch perspectief kent, biedt uitgangspunten en handvatten om de samenwerking binnen een PW te evalueren en te versterken.
MULTIFILE
Deze vier artikelen uit verschillende hoeken van de HU illustreren uiteenlopende ervaringen met de koppeling tussen onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk. Uit hun verhalen blijkt dat deze verbindingen steeds meer vorm krijgen en dat de ervaringen met de HU als kennisinstelling vooral positief zin. Uitgegeven op het HU onderwijscongres 2008 als Passie & Precisie deel 02.
DOCUMENT
Fontys Hogescholen investeert in de ontwikkeling van professionele werkplaatsen. Deze omvatten een duurzame, intersectorale samenwerking tussen minimaal één publieke organisatie en een hoger onderwijsinstelling. Het doel ervan is continue ontwikkeling van de beroepspraktijk. Centraal hierbij staat het lerend en onderzoekend samenwerken van alle betrokkenen in de samenwerking. In dit artikel worden professionele werkplaatsen (PW’s) toegelicht en wordt een eerste inkijk gegeven in de werkzame elementen van deze samenwerkingen.
LINK
Ben jij moedig genoeg om de ruimte van het niet-weten op te zoeken? Te bevragen wat je denkt zeker te weten? Vaak denken we dat "meer weten" houvast biedt in onze complexe wereld vol vragen en onzekerheden. We proberen in onze hbo-opleidingen studenten met onderzoekend vermogen op te leiden zodat ze kunnen bijdragen aan de complexe vraagstukken in hun eigen beroepspraktijken. Daarbij moeten studenten leren kritisch met het "weten" om te gaan en begrijpen dat standaardoplossingen niet geschikt zijn voor iedere persoon en situatie. Ook moeten ze leren om bewust om te gaan met het "niet-weten". Hoe ga je als professional om met situaties waarin het niet zo duidelijk is wat goed is om te doen? Voor dit bewustzijn is onderzoekend vermogen een belangrijke competentie. Maar, is onze gangbare blik op deze competentie wel ruim genoeg? Bereiden we studenten momenteel goed genoeg voor op een wereld waar vaak geen pasklare antwoorden zijn? Leren we ze voldoende om te kunnen handelen vanuit de informatie/kennis/ervaring die voor handen is? En hoe zit het met het onderzoekend vermogen van alle andere betrokkenen, zoals hbo-docenten, praktijkgerichte onderzoekers en praktijkpartners, als we samenwerken aan een vraagstuk? Deze vragen staan centraal in deze openbare les.
DOCUMENT
Professionals in de geboortezorg en moeders in de Haagse Schilderswijk ervaren verlegenheid om elkaar vragen te stellen. Dat belemmert hen om onderling vertrouwen op te bouwen, rondom zwangerschap en bevalling. En, het maakt het lastig om de kennis van professionals te verbinden met de kennis en ervaringen van moeders. Samenwerken aan vertrouwen en verbinden zijn belangrijk om passende en integrale geboortezorg te bieden. De Tool Geboortezorg is ontwikkeld om deze samenwerking te ondersteunen. De tool richt zich op moeders die te maken met problemen op meerdere levensgebieden tegelijkertijd voor, tijdens en na de zwangerschap. Die problemen hangen samen met de sociale, economische en culturele kenmerken van deze moeders en de omgeving waarin zij leven. De kenmerken van deze moeders bepalen ook hoe ze denken over zwangerschap, bevalling en babyverzorging. Dat geldt ook voor waar, wanneer en hoe zij daarover vragen stellen. De tool bevat handvatten om onderling vertrouwen op te bouwen en aan te sluiten bij de vragen en behoeften van moeders.
MULTIFILE
Het Leernetwerk Normaliseren onderstreept het belang van een gezamenlijk pedagogisch antwoord van onderwijs en jeugdhulp op onzekerheden en kwetsbaarheden bij opgroeien en opvoeden. Net als in onze eerdere publicatie De kracht van het gewone hebben we in dit kleine onderzoek geprobeerd om een aantal voorbeelden in beeld te brengen waarin gewerkt wordt volgens een aantal belangrijke elementen uit de visie van ons leernetwerk op normaliseren. In dit onderzoek keken we daarbij naar drie voorbeelden in de verbinding tussen het onderwijs- en het jeugddomein. Door deze voorbeelden te beschrijven en door aan te geven hoe zij aansluiten bij de visie op normaliseren hopen we inspiratie te bieden aan gemeenten en organisaties die werken op of te maken hebben met het raakvlak tussen onderwijsen jeugddomein, als ook aan de professionals die daar werkzaam zijn. We pretenderen niet om uitspraken te doen over de werkzaamheid en de effectiviteit van de voorbeelden. Dat was niet onze ambitie. Wel bevatten de beschrijvingen aanwijzingen voor de mate waarin de voorbeelden ondersteunend werken voor jeugdigen en gezinnen, in het opgroeien en opvoeden en in het normaliseren van vragen, onzekerheden en kwetsbaarheden die daarbij komen kijken. Met deze publicatie hopen wij als leernetwerk onderwijs- en jeugdhulpprofessionals en beleidsmakers te inspireren bij normaliseren in de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp. Het normaliseren van opgroei- en opvoedkwesties behoort wat het leernetwerk normaliseren betreft tot de basishouding van onderwijs-, jeugd- en gezinsprofessionals, het creëren van de randvoorwaarden daarvoor zou een belangrijke leidraad moeten zijn voor beleidsmakers van gemeenten en van organisaties. Deze publicatie vormt tevens de afsluiting van vier jaar leernetwerk normaliseren, dat we hebben mogen organiseren vanuit de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd SAMEN.
MULTIFILE
Het afgelopen decennium is het aantal masteropgeleiden in het onderwijs, mede door diverse beleidsmaatregelen gericht op versterking van de onderwijskwaliteit, sterk toegenomen. In die periode is de vraag gerezen hoe deze masteropgeleiden daadwerkelijk in te zetten zijn ten gunste van de onderwijskwaliteit. Met hun onderzoekende vermogen zouden ze weerbarstige kwaliteitsvraagstukken kunnen aanpakken, maar een onderzoekende leercultuur staat in veel scholen nog in de kinderschoenen, ook in het mbo. Daarnaast hebben scholen vaak moeite om een omgeving te bieden waarin onderwijsprofessionals structureel onderzoekend kunnen samenwerken aan onderwijskwaliteit. Dit bij elkaar maakt dat de inzet van masteropgeleiden voor scholen nog moeilijk te verzilveren is.Dit onderzoek richtte zich op de vraag hoe en onder welke interne en externe condities de samenwerking van Masteropgeleide Teacher Leaders, verder hier: MTL’s en ontwerpgroepen bijdraagt aan onderwijskwaliteit (onderwijs-, team- en organisatie- ontwikkeling) in het mbo. Vier deelvragen hierbij zijn: 1) Wat zijn kenmerken van de MTL’s, van hun ontwerpgroepen en van hun interne en externe netwerken? 2) Welke activiteiten ontplooien de MTL’s en hun ontwerpgroepen? 3) Hoe ontwikkelen de kenmerken en activiteiten van MTL’s, ontwerpgroepen en interne en externe netwerken zich? 4) Hoe dragen deze activiteiten en ontwikkelingen bij aan onderwijskwaliteit (onderwijs-, team- en organisatieontwikkeling
DOCUMENT
In deze handreiking staat de nieuwe aanpak van jeugd- en gezinsprofessionals centraal, met name de wijze waarop ze zich die aanpak eigen maken. Aan de orde komen acht bouwstenen waarmee wijkteams samen een visie en aanpak op hun werk ontwikkelen en onderhouden, leren werken vanuit de eigen kracht van gezinnen, zorg dragen voor veiligheid, hun functioneren en resultaten kunnen monitoren. Kortom: met elkaar een cultuuromslag (blijven) maken in hun werk met ouders, jongeren en kinderen.
LINK
Kwaliteitsverbetering van het onderwijs wordt de afgelopen jaren steeds meer gelinkt aan onderzoekend werken door onderwijsprofessionals. Van individuele docenten en docententeams wordt verwacht dat zij hun onderwijspraktijk continu verbeteren. Dat veronderstelt dat docenten(teams) in het mbo kritische vragen stellen bij hun uitvoeringspraktijk, zij zich bij het ontwerpen van nieuw onderwijs laten voeden door onderzoeksresultaten over de eigen praktijk en nieuwe aanpakken evalueren. Onderzoekend werken vereist een onderzoekende houding en kritisch-reflectief werkgedrag. De vijf mbo-instellingen uit het consortium hebben behoefte aan inzicht in hoe onderzoekend werken van docenten en docententeams op hun instelling betekenis krijgt. Daarnaast willen zij zicht krijgen op interventies die bijdragen aan het versterken van onderzoekend werken van docenten en docententeams en/of aan onderwijsverbetering. Hiertoe zijn vier onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Hoe percipiëren betrokkenen in de onderzochte mbo-instellingen het onderzoekend werken van docenten? 2. Wat zijn kenmerken van in de praktijk lopende interventies met het oog op onderzoekend werken van docenten? 3. Wat is de invloed van de interventies op onderzoekend werken en/of onderwijsverbeteringen? 4. Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren (mechanismen) hierbij? Mbo-instellingen uit het consortium hebben zelf (lopende) interventies aangedragen die volgens hen samenhangen met onderzoekend werken. Deze interventies vormden de basis voor voorliggend onderzoek, dat is opgezet als een meervoudige gevalsstudie. Bij vijf casussen zijn gedurende drie schooljaren gegevens verzameld via kwalitatieve (deskresearch, interviews, focusgroepen, activiteitenflits) en kwantitatieve (vragenlijst) methoden. Samenwerking tussen professionele onderzoekers en docentonderzoekers had als oogmerk de doorwerking van het onderzoek naar de beroepspraktijk te versterken. Projectnummer: 405.17.621 Dit onderzoek is (mede) gefinancierd door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek
DOCUMENT