Het invullen van het klimaatakkoord op lokaalniveau wordt de komende jaren een pittigproces. Een centrale rol is hierbij weggelegdvoor decentrale overheden. Samen met denetbeheerder en lokale belanghebbendemoeten zij handen en voeten geven aan deruimtelijke inpassing van hernieuwbareenergieopwekking en het verduurzamen van degebouwde omgeving. Burgerinitiatieven lijkeneen mooie rol te kunnen vervullen en schietenals paddenstoelen uit de grond. Maar welke rolvervullen zij? Wat kan de gemeente verwachtenen hoe verloopt de samenwerking op dit moment?In dit artikel staat de vraag centraal hoe lokalepartijen de energietransitie vormgeven.
LINK
In veel onderzoeken naar en aanpakken in de energietransitie in Nederland, met name die waar bewonersinitiatieven een rol spelen, wordt vertrouwen als een belangrijke factor beschreven. In dit onderzoek wordt onderzocht welke bronnen van vertrouwen een rol spelen bij (de ontwikkeling) van lokale energie-initiatieven en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkeling van de technologie. Drie casussen (Terheijden (Traais Energie Collectief) en Den Haag, Vruchtenbuurt (Cooperatie Duurzame Vruchtenbuurt en Sterk op Stroom) zijn geanalyseerd op basis van de ANT-fasering: problematazation, interessement, enrollment en mobilization. Het is gebleken dat verschillende bronnen van vertrouwen en aspecten van techniek niet afhankelijk zijn van de fase in de netwerkontwikkeling maar als een constante in de drie geanalyseerde initiatieven zichtbaar zijn, het gaat om: • Mensen als bron van vertrouwen (Persoonlijke eigenschappen, Gedrag, Gedeelde normen en waarden/wereldbeeld) • Organisaties als bron van vertrouwen (Regels, Organisatie-Gedrag) • Het technische aspect learning to rethink: o Co-evolution o Discontinuous change o Multi-actor approach o Degree of organization o Long term view Bij de start van alle drie de initiatieven was er sprake van aansluiting zoeken bij bestaand vertrouwen in de lokale situatie. Dit is de basis van alle netwerkontwikkeling. Het succes van deze drie initiatieven zit juist in het verbinden van de bronnen van vertrouwen in mensen (hun persoonlijke eigenschappen, gedrag en wereldbeeld) en in de organisatie (organisatiegedrag) van het lokale energie-initiatief. Daarnaast is de vraag welke rol technologie speelt in relatie tot vertrouwen in de ontwikkeling van lokale energie initiatieven. Juist omdat het hierbij om de ontwikkeling van de energie initiatieven gaat en omdat hierbij sprake is van netwerkontwikkeling is gekozen voor ANT. Dit biedt de mogelijkheid om technologie als actor mee te nemen in de analyse van de ontwikkeling van het (energie initiatief) netwerk. Belangrijke vragen hierbij zijn; welke mogelijkheden van non human actoren worden toegepast en welke randvoorwaarden horen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van vereiste gedragsverandering van human actoren. Het uitgangspunt in deze studie is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Fossiele energie heeft een grote energie dichtheid en leent zich daarom goed voor actoren in de vorm van bulk technologieën, bijvoorbeeld in centraal opgestelde energiecentrales. Energieopwekking geconcentreerd en op afstand werkt vervreemdend en past niet meer goed in de huidige maatschappij (afnemend vertrouwen). Hernieuwbare energie kan ook in bulk-vorm worden toegepast, bijvoorbeeld in centraal opgestelde concentrated solar power plants op plaatsen met grote zonintensiteit. Hernieuwbare energie wordt echter vooral geassocieerd met decentrale opwekking. De decentrale energie opwekeenheden kunnen in modulaire systemen worden samengevoegd, en daar hangen specifieke voordelen aan voor end-users: de gemakkelijke toegankelijkheid en het beschikbare end-use potential. Dit vereist natuurlijk wel dat in het netwerk een geïntegreerd modulaire systeem wordt ontwikkeld. Dit kan alleen in een collectief, waardoor de human actors gedwongen worden samen te werken. Drie belangrijke processen hierbij zijn: formation of technical identity, configurational work en community building. Deze drie processen spelen een rol in de verschillende fasen van de netwerkontwikkeling. Daarnaast kunnen de genoemde technische learning to rethink aspecten over het geheel van de netwerkontwikkeling worden onderscheiden. In alle drie de bestudeerde casussen gaat het om decentrale modulaire energie systemen waarbij de toegankelijkheid is geborgd, maar waarbij het end-use potential alleen bij SoS centraal staat. Het geheel overziend leidt tot de conclusie dat technologie in collectieve vorm human actors dwingt tot samenwerking en dat daarbij vertrouwen tussen de actoren voorwaardelijk is. In alle drie de bestudeerde casussen wordt dit onderkend; het samenwerkingsproces wordt centraal gesteld en alle actoren worden betrokken (“iedereen doet mee”). Het feit dat het end-use potential bij Terheijden en Warm in de wijk nu niet centraal staat kan op termijn negatief uitpakken voor het vertrouwen, vooral als blijkt dat het achteraf niet gemakkelijk te realiseren is (lock in). In het algemeen kan over techniek nog het volgende worden gezegd. De geschiedenis heeft geleerd hoe human actors effectief om kunnen gaan met de actor techniek. Een belangrijke activiteit daarbij is ordening/structuur aanbrengen, en dit kan in verband worden gezien met organisaties als bron van vertrouwen (regels en organisatie-gedrag). In systeemkundige termen gaat het om; grenzen stellen, afbakenen, denken in materie-, energie- en informatiestromen, onderscheiden van functionaliteiten, input, output, opslag, omzetten, verbinden en regelen/besturen. In alle drie de bestudeerde casussen wordt deze ordening zorgvuldig toegepast, wordt informatie hierover gedeeld met alle actoren en worden alle actoren voldoende betrokken bij de besluitvorming. Dit draagt het bij aan vertrouwen bij alle actoren. Nog één keer terug naar het begrip “ontwikkeling”: De drie bestudeerde casussen hebben een unieke dynamiek en horizon, dit wordt vooral door de aard van de techniek beïnvloed. Sos loopt ver vooruit op de huidige stand van de techniek (en regelgeving) en is vooral een ICT-technische uitdaging, Terheijden en Warm in de wijk lopen in de pas met de techniek, maar moeten met de schop in de grond in een bestaande situatie. De manier waarop de drie organisaties bijbehorende problemen onderkennen en hiermee omgaan is een voorbeeld van organisaties als bronnen van vertrouwen. In de conclusie zijn de drie casussen als praktijkvoorbeelden beschreven. In Terheijden gaat het over de ontwikkeling van een warmtenetwerk voor het gehele dorp. Het wordt gebaseerd op hernieuwbare bronnen in de directe omgeving. Voor de initiatiefnemers en de bewoners is het belangrijk om “het zelf te gaan doen”. In Warm in de wijk gaat het ook over de ontwikkeling van een warmtenet, maar in dit geval in een woonwijk in Den Haag. Leidend hier is het uitgangspunt van een “open warmtenet”. Er moet een scheiding worden aangebracht tussen netwerk en warmtebronnen. Bij SoS gaat het over de toekomst van ons elektriciteit systeem. Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet dit resulteren in een “goed werkend democratisch energisysteem”. Deze drie voorbeelden kunnen andere energie initiatieven inspiratie bieden omdat het beschrijvingen zijn van de ontwikkeling gericht op vertrouwen in relatie tot de gekozen technologie.
MKB-bedrijven op het gebied van architectuur, gebiedsontwikkeling, ontwerp, digital design en technologie-ontwikkeling zien een nieuwe ‘markt’ ontstaan in de toenemende interesse voor de stedelijke commons. Dat zijn lokale gemeenschappen waarin mensen resources zoals energie, mobiliteit of woonruimte met elkaar delen en beheren, op een duurzame en pro-sociale manier. MKB-bedrijven zien kansen om in co-creatie met deze leefgemeenschappen nieuwe diensten en producten te ontwikkelen waarmee bewoners hun hulpbronnen gemeenschappelijk kunnen managen. MKB-bedrijven zien de ontwikkeling van stedelijke commons daarnaast als mogelijke oplossing voor urgente maatschappelijke vraagstukken en missies op het gebied van inclusieve woningbouw, duurzaamheid en de energietransitie. Voor het goed functioneren van de commons is een heldere articulatie en implementatie van hun onderliggende (maatschappelijke) waarden essentieel. Dit vraagt van MKB-bedrijven een zoektocht naar nieuwe manieren van gebieds- en technologie-ontwikkeling in samenwerking met bewoners. Een specifiek probleem daarbij betreft het vertalen van de commons-waarden naar een technologisch systeem dat het gezamenlijk beheer van hulpbronnen mogelijk maakt. Hiervoor wordt veel verwacht van digitale platformen en distributed ledgers technologies zoals de blockchain. Dit zijn databases die precies bijhouden wie wat bijdraagt en gebruikt. Ze koppelen zo’n boekhouding ook aan rechten, plichten en reputaties van de deelnemers. Bij de inrichting van zo’n systeem moeten ontwerpers steeds keuzes maken en rekening houden met spanningen tussen bijvoorbeeld privacy en transparantie, of individuele en collectieve belangen. In dit ontwerpproces stuiten MKBs op een kennishiaat. Hoe kunnen de onderliggende (maatschappelijke) waarden van commons-gemeenschappen 1) worden gearticuleerd en 2) vertaald naar een ontwerp voor de organisatie van een stedelijke commons met behulp van digitale platformen? Dit onderzoek verkent deze vragen in een fieldlab in Amersfoort, op twee ‘transfersites’ in Amsterdam en Birmingham, en met community of practice partners. Samen met hen worden een set design-principes en richtlijnen ontwikkeld voor het ontwerp van DLTs voor de stedelijke commons.
Wat is de mogelijke rol van lokale duurzame energiesystemen en –initiatieven in de overgang naar een duurzame samenleving? En hoe kunnen op lokale toepassing gerichte innovaties worden ontwikkeld en toegepast op een zodanige manier dat deze bij lokale systemen en initiatieven aansluiten?Deze vragen staan centraal in dit onderzoeksproject dat zich richt op innovaties die rekening houden met een grotere rol van burgers bij een duurzame energievoorziening. Het project behelst echter meer dan het verrichten van onderzoek. Het beoogt bouwstenen te leveren voor een duurzame samenleving waarin meer ruimte is voor lokale (burger)initiatieven. We stellen drie deelprojecten voor:1. een vergelijkende studie naar energiecoöperaties en vergelijkbare innovatieve initiatieven, binnen en buiten Nederland, in heden en verleden. Daarbij hopen we lering te kunnen trekken uit de succesvolle ervaringen in Denemarken en Oostenrijk en van innovaties door coöperatiesen collectieven in het verleden.2. een analyse van energie-innovaties die beogen aan te sluiten bij lokale energiesystemen. Concreet zal het onderzoek zich richten op speciale batterijen, ontwikkeld dor het bedrijf Dr.Ten, en een soort slimme grote zoneboiler, ontwikkeld door het gelijknamige bedrijf Ecovat.3. De ontwikkeling van drie scenario’s, gebaseerd op inzichten uit studies 1 en 2. De scenario’s zullen bijvoorbeeld inhoudelijk verschillen in de mate waarin deze geïntegreerd zijn in bestaande energiesystemen. Deze zullen worden ontwikkeld en besproken met relevante stakeholders.Het onderzoek moet leiden tot een nauwkeurig overzicht van de mate van interesse en betrokkenheid van stakeholders en van de beperkingen en mogelijkheden van lokale energiesystemen en daarbij betrokken technologie. Ook leidt het tot een routemap voor duurzame energiesystemen op lokaal niveau. Het project heeft een technisch aspect, onderzoek naar verfijning en ontwikkeling van de technologie en een sociaal en normatief aspect, studies naar aansluitingsmogelijkheden bij de wensen en mogelijkheden van burgers, instanties en bedrijven in Noord-Nederland. Bovenal is het integratief en ontwerpend van karakter.This research proposal will explore new socio- technical configurations of local community-based sustainable energy systems. Energy collectives successfully combine technological and societal innovations, developing new business and organization models. A better understanding of their dynamics and needs will contribute to their continued success and thereby contribute to fulfilling the Top Sector’s Agenda. This work will also enhance the knowledge position of the Netherlands on this topic. Currently, over 500 local energy collectives are active in The Netherlands, many of them aim to produce their own sustainable energy, with thousands more in Europe. These collectives search for a new more local-based ways of organizing a sustainable society, including more direct democratic decision-making and influence on local living environment. The development of the collectives is enabled by openings in policy but –evenly important - by innovations in local energy production technologies (solar panels, windmills, biogas installations). Their future role in the sustainable energy transition can be strengthened by careful aligning new organizational and technological innovations in local energy production, storage and smart micro-grids.
Netcongestie belemmert in ernstige mate de verdere uitrol van duurzame decentrale energieopwekking en daarmee de voortgang van de energietransitie. Dit raakt ook lokale energiecoöperaties. Deze bedrijven hebben plannen klaarliggen voor de ontwikkeling van nieuwe zonneparken en windmolens. Helaas is daar in de komende jaren geen ruimte voor in het elektriciteitsnet. De netcongestie neemt alleen maar toe. Lokale energiecoöperaties willen graag bijdragen aan een oplossing van deze problemen, maar zij lopen daarbij aan tegen allerlei beperkingen door wet- en regelgeving. Ook zijn er nog geen beproefde businessmodellen voor nieuwe intreders in deze markt, zoals lokale en regionale energie coöperaties, waarbij economische en juridische aspecten zijn meegenomen. Dit terwijl energiecoöperaties een steeds grotere rol spelen in productie en afname van duurzame energie.Dit project wil samen met lokale coöperaties nieuwe energiediensten ontwikkelen om problemen als netcongestie het hoofd te bieden. Deze energiediensten bieden lokale coöperaties kansen om economisch renderende taken op te pakken. Bovendien worden de mogelijkheden voor een coöperatieve aanbieder van regionale energiediensten onderzocht. Een regionale organisatie kan lokale coöperaties ondersteunen, kennis van netbeheer verwerven en namens de lokale coöperaties een effectieve gesprekspartner zijn voor netbeheerders.