Willen sociaal werkers strijden tegen sociaal onrecht, dan moeten zij de perverse kanten van regelgeving signaleren, en wijzen op onrechtvaardige machtsrelaties. Maar minstens zo belangrijk: zij moeten ook machtsmechanismen in werkwijzen – zoals het positieve denken – aanvechten, betoogt Richard de Brabander.
LINK
De stad moet inclusiever, innovatiever, rechtvaardiger, duurzamer en veerkrachtiger en het liefst ook allemaal tegelijkertijd. We zien dergelijke ambities terug als bestaansrecht van onze ‘centres of expertise’, als expliciete doelstelling van onderzoeksprogramma’s en als aanleiding om met experimentele leeromgevingen, zoals living labs, communities of practice of beleidsexperimenten, de stad en de wijk in te gaan. Deze wensen voor de stad staan centraal in praktijkgericht onderzoek en vormen de drijvende kracht achter de steeds inniger omhelzing van kennisinstellingen en spelers in de stedelijke omgeving.
DOCUMENT
Hoofdstuk in Preventieve mediation . Waar mensen met elkaar omgaan, spelen machtsverhoudingen een rol. Machtsrelaties zijn complex, juist omdat macht niet iets is wat je bezit maar ontstaat door en in interactie met anderen. In deze bijdrage behandelen we macht in het kader van arbeidsmediations en staan we stil bij - het al dan niet gebruik van - verschillende machtsbronnen. Dit is interessant aangezien in arbeidsmediations naast formele macht (hiërarchische positie) vaak ook informele macht (emotionele macht) een rol speelt. Theoretische concepten worden toegelicht aan de hand van een korte casus en enkele voorbeelden. Tot slot wordt er gezocht naar interventies die kunnen bijdragen tot het hanteren van machtsrelaties binnen mediation
DOCUMENT
Waar mensen met elkaar omgaan, spelen machtsverhoudingen een rol. Machtsrelaties zijn complex, juist omdat macht niet iets is wat je bezit maar ontstaat door en in interactie met anderen. In deze bijdrage behandelen we macht in het kader van arbeidsmediations en staan we stil bij - het al dan niet gebruik van - verschillende machtsbronnen. Dit is interessant aangezien in arbeidsmediations naast formele macht (hiërarchische positie) vaak ook informele macht (emotionele macht) een rol speelt. Theoretische concepten worden toegelicht aan de hand van een korte casus en enkele voorbeelden. Tot slot wordt er gezocht naar interventies die kunnen bijdragen tot het hanteren van machtsrelaties binnen mediation. Opgenomen in de bundel Reflectie op Mediation, Maklu Uitgevers
DOCUMENT
Voor iedereen die meer wil weten over de rol van taal en tekst in de vorm- en betekenisgeving van onze maatschappij is dit boek een aanrader. Het geeft een inleiding op de kritische discoursanalyse (KDA), een discipline die in de jaren negentig is ontwikkeld en taalkunde en sociologie met elkaar combineert. Kritische discoursanalyse richt zich op de analyse van de relatie tussen taal en de instandhouding van machtsrelaties binnen de maatschappij, binnen organisaties en binnen familieverbanden. U komt in dit boek verschillende filosofen tegen, zoals Foucault, Bourdieu, Habermas en Gramsci. U raakt vertrouwd met centrale begrippen uit de kritische discoursanalyse zoals narratieven, frames, articulatie, intertextualiteit en interdiscursiviteit. Door de vele voorbeelden uit de praktijk en de actualiteit raakt u snel met deze begrippen vertrouwd en zult u ze ook zelf gaan herkennen. U zult zien dat taal niet alleen een instrument is om te communiceren over deze wereld, maar ook een middel om de werkelijkheid vorm te geven. Door taalgebruik legt u een verband tussen uzelf en anderen; u construeert uw beeld van de werkelijkheid en presenteert dit beeld aan uw gesprekspartners. Kritische discoursanalyse richt zich zowel tot het brede publiek als tot (praktijk)onderzoekers en is van belang voor iedereen die zich interesseert voor het verband tussen taal en maatschappelijke en politieke processen. "Met dit eerste boek in het Nederlands over Kritische Discours Analyse (KDA) verschaffen de auteurs een waardevolle bijdrage aan theorie en praktijk van de analyse van de fundamentele rol van tekst en taalgebruik in de vorming en bestendiging van machtsmisbruik in de samenleving." (Teun van Dijk) "This book is a thorough introduction to Critical Discourse Analysis (CDA) and an illustration of its practical application ( ) It is a substantive contribution to the CDA literature ( )" (Norman Fairclough) "This book is an excellent updated and very well written overview and introduction to relevant approaches to Critical Discourse Studies. ( ) The authors have succeeded in writing a book which will become a necessary companion for graduate students and scholars throughout their research." (Ruth Wodak)
DOCUMENT
In de eerste bijdrage, die van Henriëtta Joosten, docent bij de academie voor ICT&Media, vraagt zij zich af hoeveel ruimte er binnen het onderwijs is voor het kritische 'ja maar' van studenten. Het mag dan een van de doelstellingen van de school zijn, maar bieden opleidingen voldoende tijd en ruimte om te oefenen met het 'ja maar'? Joosten gebruikt het kritische, ontregelende en experimentele denken van Friedrich Nietzsche, zoals verwoord in De vrolijke wetenschap, om inzicht te krijgen in wat het 'ja maar' van studenten en docenten vraagt,en welke grenzen en eisen aan het kritische denken mogen worden gesteld. Ook de tweede bijdrage aan deze bundel, die van Matthijs Fleurke, docent aan de opleiding Voeding en Diëtetiek, richt zich op het kritische denken. De diëtetiek stelt zich ten doel mensen tot een beter, gezonder voedingspatroon te brengen. Van de dikkerd wordt gevraagd dat hij minder gaat eten, en om dat te bereiken is het nodig dat hij zichzelf als te dik beschouwt. Gezondheid geldt in dit geval als hoogste waarde. Lekker smullen, genieten van een patatje en een dikke steak, getuigt van een verkeerde levenshouding. De bijdrage van Fleurke is een kritische doordenking van wat hij, in navolging van Michel Foucault, de 'gezondheidsmacht' noemt. Mag je ook anders over vetzucht denken dan puur en alleen vanuit gezondheidstermen? In de derde bijdrage onderzoekt Sander de Leeuw, student Human Technology en sinds september 2009 stagestudent bij het lectoraat, hoe jongeren hun toekomst kunnen vormgeven. Jongeren hebben nauwelijks ervaring, staan aan het begin van hun beroepsleven, ze kunnen hun keuzes vaak niet overzien. En juist zij moeten beslissingen nemen die hun hele verdere toekomst zullen bepalen? Is het mogelijk hun denkgereedschap aan te reiken, of om instrumenten te ontwerpen die hen aan het denken zetten? De Leeuw gebruikt het idee van ambachtelijkheid, zoals uitgewerkt door Richard Sennett in zijn boek De ambachtsman, om de waarde van oefenen, van met vallen en opstaan verder komen, uit te werken. De vierde bijdrage van de bundel, die van Bert van den Bergh, docent cultuurbeschouwing aan de Academie voor European Studies & Communication Management, ondervraagt het begrip 'zelfregie', een van de kerngedachten van het hedendaagse onderwijs. Van studenten wordt gevraagd dat ze hun eigen levensverhaal vormgeven, waarbij ze zowel de hoofdrol hebben als de regisseur zijn. Hoeveel zelfregie kan een student eigenlijk aan? En wat is de bredere en diepere context van de zelfmanagementgedachte? Van den Bergh laat zien dat er in die gedachte en in die context een aantal paradoxen spelen, die meer en meer ontwrichtend lijken te werken. Zo komt hij uit bij het fenomeen van de depressie, als 'pathologie van de tijd'. In de vijfde bijdrage die in deze bundel is opgenomen, duikt Jean Jaminon, adviseur strategie College van Bestuur, in een onderzoek naar de 'diepe tijd'. Onderwijs heeft naar zijn mening uiteindelijk geen zin als de student niet de twee oerontdekkingen doet die de deur naar de ontdekking van zijn eigen leven openen: de samenleving en de tijd. Wie zijn we, wat betekent ons bestaan in relatie tot de geschiedenis? Hoe verhoudt de tijd van leven, die een mens heeft, zich tot de tijd dat de aarde al bestaat? Het begrip duurzaamheid zoemt rond in vrijwel alle academies van de hogeschool. Docenten en studenten zoeken ijverig naar manieren om verantwoordelijkheid te nemen voor komende generaties. Ook het behoud van wat generaties vóór ons maakten, houdt ons hevig bezig. Maar hoe ver vooruit en achteruit reikt die verantwoordelijkheid? In de zesde bijdrage ten slotte richt Sieglinde Seijffer, die tot eind 2009 verbonden was aan het lectoraat en aan de Academie voor Management & Human Resources, zich op de vraag hoe we om kunnen gaan met een verleden dat ons meer en meer als ervaring wordt aangereikt. Zo is de canon van Nederland ontwikkeld als een nieuw didactisch concept waarbij naast informatie over belangrijke historische gebeurtenissen en personen, mogelijkheden worden aangereikt om het verleden actief te beleven. Aan de hand van het werk van Johan Huizinga, Frank Ankersmit en T.J. Clark neemt ze ons mee op een zoektocht naar hoe kennis over het verleden zich verhoudt tot de ervaring van het verleden.
DOCUMENT
Full text via link. Tien jaar geleden bestonden ze nog niet. Inmiddels zijn voedselbanken niet meer weg te denken. Deze week wordt een Utrechts onderzoek gepresenteerd. Is effectief armoedebeleid nog denkbaar zonder dit nieuwerwetse burgerinitiatief? Nee, zeggen de onderzoekers. Maar kwetsbaar zijn ze wel.
LINK
In Zorgprimair schetste Marianne den Otter wat van een ‘inclusieve leraar’ wordt gevraagd. In haar discussie noemt ze Stevens die in het tijdschrift Orthopedagogiek, onderzoek en praktijk ‘pleit voor het herstel van zelfbewuste verantwoordelijkheid van professionals door het benutten van het potentieel aan kwaliteiten en het professioneel kapitaal’. Stevens roept in zijn artikel op tot openheid en samenwerking, met de leerling als een volwaardige partner. Dit artikel gaat nader in op dat samenwerken, dat immers cruciaal is binnen Passend Onderwijs. Iedere onderwijsprofessional zal ‘altijd’ moeten samenwerken met collega’s, met de omgeving van de school en van de leerling. Maar over wat dat in de praktijk precies betekent en wat dat van de leerkracht vraagt, is vooralsnog weinig bekend. Daarnaar doen wij – samen met onze studenten – binnen het lectoraat onderzoek .
DOCUMENT
In een sociaal-ecologisch rechtvaardige samenleving komt sociaal werk op voor mensen, groepen en gemeenschappen in een kwetsbare positie terwijl het tegelijkertijd streeft naar herstel en versterken van de natuur. Dit pleidooi vormt een eerste aanzet om sociaal werkers, opleidingen social work, organisaties voor sociaal werk en andere belangrijke betrokkenen aan te moedigen het gesprek hierover te voeren én een bijdrage aan een sociaal-ecologisch rechtvaardige samenleving te leveren. Auteurs: Richard de Brabander (lector Hogeschool Inholland), Josien Hofs (bestuurslid IFSW), Jeanet de Jong (beleidsadviseur BPSW), Christine Kuiper (voorheen Movisie), Maja Ročak (Fontys en Zuyd Hogeschool) en Mariël van Pelt (Fontys Hogeschool en Movisie)
DOCUMENT
Dit rapport gaat over hoe formele en informele politieke participatie van adolescenten en jongvolwassenen (16-27 jaar) in Amsterdam Noord, Nieuw-West en Zuidoost zich verhouden tot participatieve ongelijkheid in de stad. We stellen ons in dit rapport de vraag welke rol lokale (zelf)organisaties, bewonersinitiatieven en jongerenplatforms kunnen spelen in het bestrijden van participatieve ongelijkheid. Om de vraag te kunnen beantwoorden in hoeverre praktijken van politieke participatie ook daadwerkelijk leiden tot meer invloed van jongeren op politieke besluitvorming maken we gebruik van het concept ‘linking sociaal kapitaal’. We hebben ons specifiek gericht op groepen jongeren tussen de zestien en zevenentwintig jaar voor wie de opkomstcijfers laag zijn. Welke ervaringen hebben zij met participatie en hoe verhouden hun ervaringen zich tot de ervaringen en verwachtingen van politici, bestuurders en beleidsmakers? Wie speelt een rol in het verbinden van jongeren aan overheidsinstellingen en hoe gaan deze sleutelfiguren te werk? Hoe verlopen ontmoetingen tussen jongeren en representanten van de overheid, en in hoeverre lukt het initiatieven die (in)formele participatie van jongeren willen versterken om hun invloed te vergroten? Dit onderzoek is tot stand gekomen met behulp van financiering door Het Kenniscentrum Ongelijkheid. Onderzoekers: Sietske Zweegman, Femke Kaulingfreks, Floris Vermeulen, Sharifah Redan, Zulia Rosalina, Elena Ponzoni, met medewerking van Charissa Leiwakabessy, Reyhan Bencan en Malisa Agyeiwaa
DOCUMENT