© 2025 SURF
Om vuilniswagens kun je moeilijk heen. Groot en onoverzichtelijk, zwaar en lawaaiig. Niet meer passend in een stedelijke omgeving die met steeds meer mensen gedeeld wordt. Bovendien ontwikkeld voor bulktransport van laagwaardige afvalstoffen, terwijl aan de vooravond van de circulaire economie behoefte is aan fijnmazige inzameling van waardevolle grondstoffen. En het zijn er veel. 13% van de binnenstedelijke transportkilometers door zware voertuigen worden gemaakt door vuilnisverkeer en in sommige stadsbuurten zijn maar liefst 13 verschillende afvalinzamelaars actief. Er zijn alternatieven. Die vragen echter om een andere aanpak, waarbij samenwerking onmisbaar is.
Deze publicatie beschrijft de aanpak en de tools die ontwikkeld zijn in het RiRa: Amstel III project, dat de totstandkoming van een open warmte en koudenet in Amstel III onderzocht.
MULTIFILE
Onze omgeving is volop in ontwikkeling: overal in dorpen, wijken en buurten in Nederland bestaan er werkgroepen met plannen voor een meer leefbare, duurzame of gezonde wijk, oftewel een zachtere stad. Bij het werken aan de zachte stad is het belangrijk om na te denken over manieren waarop alle bewoners die met de plannen te maken krijgen, erin meegenomen kunnen worden. Met behulp van de ‘social fingerprint’-aanpak kan bewonersparticipatie zinvol worden vormgegeven.
LINK
“Hoe kunnen partners een gezamenlijk businessmodel maken voor een gebied door met elkaar samen te werken” was het vraagstuk waar WP3 zich op richtte. Het Nationaal Plan Landelijk Gebied (Ministerie LNV, 2023) schetst als doel om een duurzame toekomst voor het landelijk gebied te realiseren, waarbij water, natuur en klimaat leidend zijn bij de inrichting en het beheer. Volgens het plan hoort bij deze duurzame inrichting ook ruimte voor agrarisch ondernemen met duurzame verdienmodellen. Verder kiest het plan voor een gebiedsgerichte aanpak en samenwerking met de regio voor de uitwerking van deze beleidsambities.
MULTIFILE
Een meertalige aanpak – die ruimte biedt aan alle thuistalen – kan ons onderwijs toegankelijker, rijker en eerlijker maken. Toegankelijker, omdat zo’n aanpak meertalige leerlingen in staat stelt om volledig mee te doen in ons onderwijs, en gebruik te maken van kennis en vaardigheden die zij in andere talen dan het Nederlands hebben ontwikkeld. Daarnaast zullen ouders-verzorgers makkelijker hun weg vinden naar het Nederlandse onderwijs, net zoals het onderwijs naar hen, en zullen ouders-verzorgers hun kinderen beter kunnen ondersteunen. Rijker, in de eerste plaats, omdat meertaligen zich meer gezien en gehoord voelen wanneer hun thuistaal welkom is in ons onderwijs en omdat we daarmee allemaal meer te zien en te horen krijgen van de diverse wereld om ons heen. Rijker, in de tweede plaats, wanneer thuistalen een plek krijgen in betekenisvol, interactief en taalondersteunend onderwijs, waarin deeltaalvaardigheden (zoals lezen, spreken en schrijven) én vakinhoudelijke kennis (van primair tot hoger onderwijs) niet afzonderlijk maar in samenhang met elkaar worden ontwikkeld. Eerlijker, tot slot, omdat ruimte voor thuistalen bijdraagt aan gelijkere onderwijskansen en uiteindelijk dus ook bevorderlijk is voor passende doorstroom tussen onderwijssectoren en van school naar werk.
Deze quick scan heeft als centrale vraag hoe er in Europese landen wordt omgegaan met arbeidstoeleiding in de aanpak van schulden. De hypothese die onder deze quick scan ligt is dat de aanpak van schulden belemmerd kan worden door het ontbreken van betaald werk (want doorgaans minder inkomsten). In voorliggend document is uitgewerkt wat de quick scan heeft opgeleverd. Door zowel vanuit de arbeidstoeleiding als vanuit de aanpak van schulden te kijken, heeft UWV een breed inzicht verkregen van hetgeen Nederland kan leren uit de manier waarop andere landen omgaan met de samenloop van financiële problemen en werkloosheid. De opbouw van deze quick scan is als volgt. 1 Schets van de samenhang tussen schuldenproblematiek en re-integratie 2 Omvang van de schuldenproblematiek in relatie tot werkloosheid. 3 Kenmerken van Europese stelsels om schulden op te lossen. 4 Hoe wordt re-integratie ingezet in de verschillende landen? 5 Concluderende overweging Bijlage 1 Enquête die is verstuurd om inzichten te verkrijgen. Bijlage 2 Belangrijkste constateringen per land.
Door de ingrijpende verandering van de verzorgingsstaat in een participatiesamenleving, wordt een groot beroep gedaan op de sociaal werker in de frontlinie. Door de verandering van de verzorgingsstaat moeten sociaal werkers van alle markten thuis zijn, ofwel generalistischer werken. Per 1 januari 2015 heeft het Rijk taken op het gebied van zorg en welzijn gedecentraliseerd naar gemeenten. Door de decentralisatie is er meer verantwoordelijkheid komen te liggen bij de gemeenten, professionals in de wijk, bij de burgers zelf en bij bewoners gezamenlijk. Op lokaal niveau zijn wijkcoaches en wijkteams gevormd. In Utrecht wordt dit het Buurtteam genoemd, in plaats van wijkteams. Op 1 januari 2015 zijn er in opdracht van de Gemeente Utrecht 18 Buurtteams binnen de Gemeente van start gegaan. Binnen het Buurtteam werken generalisten, gezinswerkers (die ook generalistisch moeten werken) en SJD’ers samen. De Buurtteams bieden zorg en geven ondersteuning aan de Utrechtse inwoners die dat nodig hebben. Financiële problemen zijn de belangrijkste reden dat burgers contact zoeken met een Buurtteam. Voor veel generalisten en gezinswerkers is de aanpak van financiële problematiek nieuw, omdat zij in hun werk als specialist weinig of helemaal geen klanten met schulden hebben begeleid. Daarnaast hebben zij geen opleiding gevolgd om mensen met financiële problemen of schulden te begeleiden. Om de generalisten en gezinswerkers voor te bereiden op het aanpakken van schulden binnen de Buurtteams, zijn er in 2015 twee trainingen gegeven door de Buurtteamorganisatie. In deze trainingen werd voornamelijk aandacht besteed aan crisissituaties, stabilisatie, schulddienstverlening en rol- en taakverdeling. Dit was echter niet voldoende om vraagstukken over schulden en financiën aan te pakken, omdat in 2015 er crisissituaties zijn ontstaan tijdens begeleiding bij het Buurtteam. De reden hiervan was het niet kunnen opvangen van belangrijke signalen van schulden. Het Buurtteam had ook veel tijd nodig om de situatie van de klant te stabiliseren, maar in die tussentijd bleven de deurwaarders wel langskomen. Om die reden is de volgende hoofdvraag geformuleerd: ‘Welke kennis en vaardigheden heeft een generalist of gezinswerker van Buurtteam Oost te Utrecht nodig om de aanpak van schulden te optimaliseren?’ Het doel is om door middel van deze hoofdvraag inzicht te krijgen in de huidige aanpak en de belemmeringen, die de generalisten en gezinswerkers ervaren bij een hulpvraag over schulden. Dit inzicht zou uiteindelijk ook kunnen leiden tot een verbeterde of een meer ontwikkelde aanpak voor een betere schulddienstverlening. Om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is gebruik gemaakt van deskresearch, literatuuronderzoek, enquêtes, interviews, een vergadering met aandachtsfunctionarissen voor schulden en een eerste kennismakingsgesprek van een klant en generalist bijgewoond. In dit onderzoek wordt voor bovenstaande hoofdvraag alleen onderzoek gedaan bij Buurtteam Oost en blijven de overige 17 Buurtteams buiten beschouwing. Uit literatuuronderzoek en deskresearch is naar voren gekomen, hoe generalisten of gezinswerkers schulden binnen Buurtteam Oost volgens het schuldenbeleid moeten aanpakken. Per 1 september 2016 wordt er voor de aanpak van schulden met een nieuwe werkwijze gewerkt binnen de Buurtteams, waaronder ook Buurtteam Oost. Dit naar aanleiding van de gebeurtenissen in 2015. De nieuwe werkwijze is in het informatieboekje ‘Kanteling Schulddienstverlening’ beschreven, die voor alle buurtteammedewerkers beschikbaar is. Volgens de nieuwe werkwijze moeten de generalisten en gezinswerkers al bij een aanmelding kunnen achterhalen of er sprake is van crisis, en vervolgens direct handelen bij een crisissituatie. In dit onderzoek is het onderzoek ‘De eindjes aan elkaar knopen’ gebruikt, waarin de onderzoekers zich vooral richten op de generalisten die in een wijkteam(buurtteam) werken. Uit dat onderzoek is gebleken welke kennis een generalist of een gezinswerker volgens de theorie nodig heeft, en welke vaardigheden een generalist of een gezinswerker moet bezitten. Generalisten en gezinswerkers moeten volgens de theorie kennis hebben over de oorzaken van schulden, sociale en psychologische gevolgen, en zij moeten over voldoende juridische kennis beschikken. Daarbij zijn er ook vaardigheden die een de generalist of gezinswerker moet beheersen, om in gesprek te kunnen gaan over schulden. Zoals hierboven aangegeven, heeft de Buurtteamorganisatie in 2015 twee trainingen gegeven aan de buurtteammedewerkers. In 2016 is er een centrale training gegeven over de nieuwe werkwijze. Vervolgens is er in 2017 een interne training bij Buurtteam Oost geweest, waarin is geëvalueerd op de nieuwe werkwijze. Aan de hand van deze trainingen en de informatie uit het onderzoek ‘De eindjes aan elkaar knopen,’ is er een enquête samengesteld en afgenomen, om te kunnen bepalen in hoeverre de kennis over schulden aanwezig is bij de generalisten en gezinswerkers. Deze enquêtes zijn ook gebruikt om te onderzoeken welke vragen veel voorkomen bij Buurtteam Oost, en hoe deze vragen worden aangepakt. Op basis van deze enquêtes blijkt dat de meeste generalisten en gezinswerkers kennis hebben over crisissituaties, maar mist er nog informatie over de juiste aanpak bij beslaglegging en stabiliteit. Tot slot is door middel van een interview gevraagd naar de belemmeringen die generalisten en gezinswerkers ervaren bij het aanpakken van schulden. De interviews hebben heel veel informatie opgeleverd. Zo ervaren de generalisten en gezinswerkers een belemmering in het gesprek met een klant, omdat ze geen inschatting kunnen maken over de schuldsituatie. Ook vinden ze het lastig om het gedrag van een schuldenaar te beïnvloeden, kennen de psychologische gevolgen van schulden niet, krijgen ze niet altijd een klant met schulden in hun caseload, hebben ze geen affiniteit met schulden en voelen ze zich onzeker bij handelingen die ze moeten verrichten bij schulden. Daarnaast ervaren ze een gebrek aan juridische kennis, zoals de kennis over bevoegdheden van schuldeisers. Ten slotte is de rol- en taakverdeling van de generalist en gezinswerker bij schulden niet duidelijk voor de generalist en gezinswerker. De conclusie van dit onderzoek is dat de generalisten en gezinswerkers over het algemeen kennis en vaardigheden hebben over de aanpak van schulden. Echter kunnen kennis en vaardigheid op bepaalde punten geoptimaliseerd worden. Dit kan door middel van een training of een informatieboekje/handleiding.