Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
Rond 40% van de mbo-studenten van niveau 4 kiest na diplomering voor doorstuderen in het hbo. Een overgang die voor menigeen problemen oplevert. Het percentage uitvallers in het eerste jaar is aanzienlijk. Hoe komt dat, waar liggen de struikelblokken en: wat te doen om die transitie soepeler te laten verlopen? Zijn mbo’ers wel ‘weerbaar en wendbaar’ genoeg voor het hbo?
Veel mbo-opleidingen kiezen voor praktijkroutes, hybride leeromgevingen en gepersonaliseerde leerroutes. Dit levert dilemma’s op bij de afsluiting van de opleiding. Gebruikelijke examens passen vaak niet meer. Deze opleidingen willen informatie uit het onderwijs laten meewegen in de diplomabeslissing en een mix aan bewijzen gebruiken uit praktijk, werk en andere leeromgevingen.
Durf! is een project van de Hogeschool Utrecht, DOCK, Cultuur 19 en gemeente Utrecht. Studenten vanuit diverse HU- en mbo-opleidingen werken met hun begeleiders aan het activeren van jeugd door culturele activiteiten vanuit het principe 'voor jongeren door jongeren', juist in tijden van Corona. Doel Het doel van het onderzoek is om antwoord te krijgen op de volgende vraag: Hoe kunnen studenten jongeren ondersteunen om te bevorderen dat ze volwaardig kunnen participeren in de maatschappij, juist in onzekere tijden met corona-maatregelen? Resultaten Inzicht in welke onzekerheden jongeren ervaren in Coronatijden hoe zij daarmee omgaan. Inzicht krijgen welke kenmerken belangrijk zijn voor de ondersteuning van jongeren door studenten in tijden van grote onzekerheid. Inzicht krijgen welke kenmerken belangrijk zijn voor de professional van de toekomst die jongeren kan ondersteunen in omgaan met hun onzekerheid. Aanbevelingen waardoor de ondernomen activiteiten en de daaruit voortvloeiende inzichten ook in andere delen van de stad en wellicht ook in andere steden kunnen worden geïmplementeerd. Looptijd 22 juni 2020 - 22 december 2020 Aanpak We doen participatief actieonderzoek samen met betrokken jongeren, studenten en professionals. Door middel van focusgroepen, vragenlijsten en Arts Based vormen van onderzoek volgen we de ontwikkeling van culturele en sportieve interventies door jongeren en studenten.
Om de klimaatdoelstellingen van Nederland en de EU te realiseren is naast de energie- en materiaaltransitie ook een eiwittransitie essentieel. Onder eiwittransitie verstaan we een grootschalige omschakeling van dierlijke naar plantaardige eiwitproductie. In Nederland zijn dit vaak peulvruchten, zoals veldbonen en lupine. Om deze eiwittransitie te kunnen volbrengen is het noodzakelijk om niet alleen te kijken naar (optimalisatie van) de benutting van het plantaardig eiwit zelf, maar ook naar de verwaarding van de reststromen die vrijkomen in het productieproces. Alleen door meervoudige verwaarding van peulvruchten is de omschakeling van dierlijke naar plantaardige eiwitproductie financieel haalbaar en circulair te verantwoorden. Naar de teelt en de benutting van eiwit uit peulvruchten wordt al veel onderzoek gedaan, echter voor de verwaarding van de reststromen is tot nu toe veel minder aandacht. Daarom is dat de focus van dit project. Het project richt zich daarbij specifiek op de sapfractie van de reststromen omdat voor de vezelfractie van plantaardige reststromen al veel verschillende toepassingen bekend zijn (isolatie- en bouwmaterialen, biocomposieten, papier etc.). Voor toepassingen van de sapstroom ligt de focus op personal care producten en bioplastics. Het uiteindelijke doel is om een realistisch verdienmodel voor de teelt van peulvruchten te realiseren, zowel voor boeren, als voor verwerkers van de reststromen om zo een bijdragen te leveren aan de eiwit- en materiaaltransitie. Het project wordt uitgevoerd door een consortium van twee Hogescholen, een MBO-opleiding, een zestal MKB-bedrijven allen actief in de eiwitketen of verwerking van reststromen, aangevuld met een brancheorganisatie.