Openbare les. Toegang tot het recht is het kenmerk van een rechtvaardige samenleving waar mensen hun waardigheid op een gelijke manier op basis van wet- en regelgeving kunnen verwezenlijken, zonder het risico te lopen te worden genegeerd of vervolgd. Of je nu rijk, arm, oud, jong, gedetineerde, nieuwe Nederlander of illegaal bent: je kunt je recht zoeken. Op papier – bijvoorbeeld in wetboeken – of op internet. Zowel formele instituties – waaronder rechtbanken – als informele – zoals de Ombudsman of online mediation – houden zich bezig met geschillenbeslechting. De praktijk is echter vaak weerbarstiger. Weliswaar wordt op een globaal en statelijk niveau door het internationaal en national recht en beleid erkend dat het bevorderen van veiligheid, publieke dienstverlening en toegang tot het recht voor ieder mens van belang is. Maar op lokaal niveau – kleine bedrijven, buurten, school, werk of detentie – werkt dit doorgaans anders door. Is toegang tot het recht bijvoorbeeld relevant in een wereld waar een sloppenwijkbewoner geen mensenrecht op eigendom kan afdwingen? Waar groepen vluchtelingen in Europa geen asiel kunnen aanvragen, hoewel ze beschermd zijn door het Verenigde Naties (VN) Vluchtelingenverdrag? Of waar de neveneffecten van het internationale delen en gebruik van big data nauwelijks met een effectief rechtsmiddel aan de kaak kunnen worden gesteld?
Op 19 november 2009 jaar hield Lia van Doorn de Marie Kamphuislezing. Hier volgt de verkorte tekst van haar lezing. Ze pleit voor maatschappelijk werk dat meeverandert in de snel veranderende samenleving
Hulpverleners krijgen in het contact met cliënten vaak met ingewikkelde zaken te maken: huiselijk geweld, verwaarlozing van kinderen en tal van andere kwesties waarbij ze keuzes moeten maken. Soms komen zulke zaken in het nieuws. Zoals de ‘Savanna-zaak’ over het in 2004 door zijn ouders mishandelde en vermoorde peutertje. Of de zaak rond ‘baby Hendrikus’ waarbij het draaide om de vraag of de verstandelijk beperkte ouders hun baby Hendrikus wel of niet konden opvoeden. Deze zaken werden in de Nederlandse media breed uitgesmeerd. En de beschuldigende vinger wees in de richting van de hulpverleners: die hadden het moeten voorkomen, die hadden moeten ingrijpen of juist niet. Meestal maken hulpverleners bij ingewikkelde kwesties met cliënten hun morele afwegingen en keuzes in stilte, buiten het zicht van de media. En daarbij houden ze vaak hun hart vast. Want als het misloopt met hun cliënt, dan worden ze publiekelijk aan de schandpaal genageld. En daarmee wordt de verantwoordelijkheid voor morele oordeelsvorming te vak op het bord van individuele professionals gelegd