Full text beschikbaar met HU account. Het werken met cliënten in het forensisch sociale domein is uitdagend en interessant. De meeste forensisch sociale professionals kiezen bewust voor dit vak en vinden hun werk waardevol en lonend. Met name het kunnen verkleinen van de kans op recidive en daarmee het voorkomen van nieuwe slachtoffers wordt als lonend ervaren. Het werk doet echter ook een beroep op de weerbaarheid van professionals en vraagt soms (te) veel. Professionals werkzaam bij onder andere de reclassering, de ambulante en klinische forensische zorg, het gevangeniswezen en jeugdbescherming komen regelmatig voor complexe situaties te staan in het contact met de cliënten of justitiabelen die ze – doorgaans binnen een gedwongen kader – begeleiden. Veel van deze cliënten hebben problemen op meerdere gebieden, zijn niet op voorhand gemotiveerd voor begeleiding of behandeling, kunnen zich agressief, intimiderend of manipulatief gedragen en staan soms ronduit vijandig tegenover hun begeleiders.
LINK
Praktische aanbevelingen op basis van bevindingen uit systematisch literatuuronderzoek bij de Covid-19 en vergelijkbare virusuitbraken en interviews met experts en ervaringsdeskundigen.
DOCUMENT
De toename van de mentale druk op jongeren en de gebleken samenhang tussen psychische klachten en studieproblemen maken het een urgent probleem dat een aanpak noodzakelijk maakt. Het is van belang dat we inzichtelijk maken welke risicofactoren er zijn voor psychische problemen bij studenten en welke oplossingen er zijn om studentenwelzijn te bevorderen in termen van behandelaanbod en het bevorderen van het studieklimaat. Vanuit het hoger onderwijs hebben Hogeschool Windesheim, Hogeschool Inholland en het Bureau Studentenartsen van de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam hiervoor de handen ineengeslagen. Samen willen deze (afgevaardigden vanuit) onderwijsinstellingen met partners uit onderwijs, zorg en welzijn het welzijn van studenten bevorderen door te werken vanuit een integrale aanpak, waarin zelfontplooiing van de student, vroegsignalering van (psychische) klachten, bevorderen van veerkracht, weerbaarheid, inclusiviteit en duurzame (arbeids)participatie centraal staan. Uit dit initiatief is een netwerk ontstaan van partijen die dezelfde doelen nastreven.
LINK
NL samenvatting: In dit verkennend onderzoek werden social engineering-aanvallen bestudeerd, vooral de aanvallen die mislukten, om organisaties te helpen weerbaarder te worden. Fysieke, telefonische en digitale aanvallen werden uitgevoerd met behulp van een script volgens de 'social engineering-cyclus'. We gebruikten het COM-B model van gedragsverandering, verfijnd door het Theoretical Domains Framework, om door middel van een enquête te onderzoeken hoe Capability, Motivational en vooral Opportunity factoren helpen om de weerbaarheid van organisaties tegen social engineering-aanvallen te vergroten. Binnen Opportunity leek sociale invloed van extra belang. Werknemers die in kleine ondernemingen werken (<50 werknemers) waren succesvoller in het weerstaan van digitale social engineering-aanvallen dan werknemers die in grotere organisaties werken. Een verklaring hiervoor zou een grotere mate van sociale controle kunnen zijn; deze medewerkers werken dicht bij elkaar, waardoor ze in staat zijn om onregelmatigheden te controleren of elkaar te waarschuwen. Ook het installeren van een gespreksprotocol over hoe om te gaan met buitenstaanders was een maatregel die door alle organisaties werd genomen waar telefonische aanvallen faalden. Daarom is het moeilijker voor een buitenstaander om toegang te krijgen tot de organisatie door middel van social engineering. Dit artikel eindigt met een discussie en enkele aanbevelingen voor organisaties, bijvoorbeeld met betrekking tot het ontwerp van de werkomgeving, om hun weerbaarheid tegen social engineering-aanvallen te vergroten. ENG abstract: In this explorative research social engineering attacks were studied, especially the ones that failed, in order to help organisations to become more resilient. Physical, phone and digital attacks were carried out using a script following the ‘social engineering cycle’. We used the COM-B model of behaviour change, refined by the Theoretical Domains Framework, to examine by means of a survey how Capability, Motivational and foremost Opportunity factors help to increase resilience of organisations against social engineering attacks. Within Opportunity, social influence seemed of extra importance. Employees who work in small sized enterprises (<50 employees) were more successful in withstanding digital social engineering attacks than employees who work in larger organisations. An explanation for this could be a greater amount of social control; these employees work in close proximity to one another, so they are able to check irregularities or warn each other. Also, having a conversation protocol installed on how to interact with outsiders, was a measure taken by all organisations where attacks by telephone failed. Therefore, it is more difficult for an outsider to get access to the organisation by means of social engineering. This paper ends with a discussion and some recommendations for organisations, e.g. the design of the work environment, to help increase their resilience against social engineering attacks. https://openaccess.cms-conferences.org/publications/book/978-1-958651-29-2/article/978-1-958651-29-2_8 DOI: 10.54941/ahfe1002203
DOCUMENT
Jongeren ervaren in toenemende mate schoolstress en prestatiedruk. Een deel van hen kan hierdoor (tijdelijk) niet naar school, zoals blijkt uit een groeiend aantal verzuimmeldingen en thuiszitters. In sommige gevallen lopen de problemen zo hoog op dat er jeugdhulp nodig is. Het onderzoeksproject Mentaal Kapitaal van de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd en Gezin Centraal heeft als doel kennis te vergroten omtrent de oorzaken en oplossingsrichtingen voor deze schoolgerelateerde problematiek. In deze factsheet worden de bevindingen van de eerste deelstudie beschreven, waarin werd onderzocht welke risico- en beschermende factoren een rol spelen bij ongezonde schoolstress, prestatiedruk, schoolverzuim/thuiszitten en schooluitval.
DOCUMENT
Er is in Nederland nog weinig wetenschappelijke aandacht voor het werk van penitentiair inrichtingswerkers (PIW’ers). Onderzoek is tot nu toe vooral gericht op werkdruk en uitval of onderlinge agressie,een enkele uitzondering daargelaten. Het Nederlandse ‘Prison Project’ is vooral gericht op de effecten van detentie op gedetineerden en hun familie en nauwelijks op ervaringen van degenen die met de gedetineerden werken. Een uitgebreid onderzoek naar het functioneren van PIW’ers dateert al van begin jaren negentig. Er is dan ook betrekkelijk weinig bekend over de beleving en de inhoud van het werk van PIW’ers. In Nederland welteverstaan, want daarbuiten zijn mooie studies verricht, bijvoorbeeld door Liebling en collega’s in Groot-Brittannië en recent door Tournel in België. Niet voor niets wordt het werk van PIW’ers getypeerd als ‘low visibility work’. Er is nog weinig bekend over hun werk en de wijze waarop zij dat werk beleven.
DOCUMENT
Een interview met Patty de Laat (HBO docent Fontys Sociale Studies) en Michel Frijters (MBO Summa College Sociaal Werk) over de beloftevolle samenwerking tussen het MBO en HBO sociaal werk binnen de professionele werkplaats – maatschappelijke impact in Eindhoven. Een leeromgeving die enerzijds bijdraagt aan de ontwikkeling van toekomstige professionals binnen het sociale domein en anderzijds impact maakt door sociale vraagstukken bij de kern aan te pakken.
DOCUMENT
Het doel van het project is om samen met HHU-partners te onderzoeken welke vaardigheden de (toekomstige) zorg- en welzijnsprofessional van de toekomst nodig heeft (fase 1) en komen tot oplossingsrichtingen om deze professionals goed toe te rusten (fase 2). Dit resulteert in een plan van aanpak. Hierbij zijn de volgende onderzoeksvragen en beoogde eindresultaten geformuleerd. Voor fase één is de vraag: Wat hebben (toekomstige) zorg- en welzijnsprofessionals nodig om de zorg van de toekomst te leveren en wat is hierop van invloed? Met als beoogd eindresultaat een overzicht van vaardigheden die de zorg- en welzijnsprofessional van de toekomst nodig heeft, en waarbij de gemeenschappelijke opgave van zorg en welzijn helder is geworden. De vraag voor fase twee is welke oplossingsrichtingen bijdragen aan het goed toerusten van deze professionals. Hierbij wordt uiteindelijk een plan van aanpak opgeleverd met oplossingsrichtingen.
DOCUMENT
De maatschappij verandert razendsnel en vraagt een meer ondernemende en nieuwsgierige houding van studenten en professionals. Kennis en vaardigheden die hiervoor essentieel zijn noemen we binnen Fontys TEC: Technology, Entrepreneurship en Creativity. Wie over TEC-skills beschikt, begrijpt hoe technologie vraagstukken kan oplossen, durft te ondernemen en zoekt naar creatieve oplossingen en samenwerkingen. Onze studenten, afgestudeerden, docenten en onderzoekers leveren zo een proactieve bijdrage aan een duurzame en inclusieve samenleving. Jonge mensen opleiden tot TEC-professionals, dat zien we binnen Fontys als onze hoofdtaak. Deze vaardigheden worden zowel in het onderwijs als in het praktijkgerichte onderzoek aangeleerd en gestimuleerd. De komende jaren bepaalt het thema TEC for Society grotendeels de koers van het onderwijs binnen Fontys. Met vijf inhoudelijke onderzoeksthema’s zet Fontys in op de ontwikkeling naar een kennisintensieve netwerkorganisatie die verbonden is met vraagstukken in de samenleving en het bedrijfsleven. Deze thema’s zijn: • High Tech Systems and Materials • Health • Learning Society • Smart Society • Creative Economy Het thema Learning Society wil een bijdrage leveren aan het leven lang leren en het ontwikkelen van de wenbaarheid en weerbaarheid van de inwoners in onze regio. Binnen dit onderzoeksthema wordt door lectoren uit verschillende domeinen samengewerkt en onderzoek verricht. Dit literatuuronderzoek was een van de startactiviteiten binnen het thema Learning Society. We wilden vanuit verschillende disciplines een beeld krijgen van wat al bekend is over future skills, innovatieve leer- en werkomgevingen en de vragen die daarbij spelen. In deze rapportage delen we onze eerste inzichten.
DOCUMENT
Onderzoekers van Hogeschool Inholland hebben in samenwerking met de Popcoalitie een nieuwe onderzoeks- en innovatieagenda opgesteld voor de popmuzieksector. Hierin zijn de meest urgente thema’s en vragen vanuit de sector, waar onderzoek gewenst is of waar innovaties nodig zijn, in kaart gebracht. Na de COVID-19 pandemie was het tijd om een nieuwe impuls te geven aan de muziekindustrie. Het stilleggen van de live popmuziek tijdens de pandemie heeft grote gevolgen heeft gehad voor makers, organisaties en medewerkers in deze branche. Het heeft daarnaast de aandacht gevestigd op al langer lopende vraagstukken, zoals een eerlijke vergoeding voor makers, de kwetsbare arbeidssituatie van medewerkers en onregelmatige werktijden. Tegelijkertijd heeft de pandemie de industrie ook gedwongen te experimenteren met nieuwe verdienmodellen, waaronder hybride en online optredens. Dit alles terwijl maatschappelijke kwesties zoals inclusie, diversiteit, klimaatverandering en digitale ontwikkelingen blijven spelen.
DOCUMENT