Talentontwikkeling is in korte tijd een gevleugeld begrip geworden. De populariteit van talentprojecten in en rondom het jeugd- en jongerenwerk is groot, maar ook onder beleidsmakers is talentontwikkeling een populaire uitdrukking geworden van de wens om op een eigentijdse manier de horizon van jongeren te verbreden en hun sociale mobiliteit te vergroten. Sinds de eeuwwisseling is talentontwikkeling expliciet een van de pijlers van het Nederlands jeugdbeleid. De focus op talent beperkt zich echter niet tot het jeugd- of welzijnsbeleid. Talentontwikkeling staat evengoed centraal in beleid over onderwijs en economie en weerspiegelt het dominante maatschappijbeeld van deze tijd: de meritocratie. In een meritocratie geven individuele prestaties - en niet afkomst en bezit - de doorslag bij het bepalen van de hoogte van iemands inkomen en maatschappelijke status. Wie minder getalenteerd is of minder hard werkt, heeft het volgens dit maatschappijbeeld aan zichzelf te wijten dat hij of zij laag op de maatschappelijke ladder staat (Sennett 2003; Swierstra en Tonkens 2008; Raven en Kooijmans 2013).
LINK
Sociale ongelijkheid is een verschijnsel van alle samenlevingen en alle tijden. Van oudsher zijn er groepen mensen die om uiteenlopende redenen niet of in mindere mate kunnen deelnemen aan de maatschappij. Onderwijs kan haar steentje bijdragen in de strijd tegen dit probleem. Want door het volgen van meer en langer onderwijs kan sociale ongelijkheid teruggeschroefd worden. En dat vergroot ook op latere leeftijd de kansen op maatschappelijk succes. Onderwijs krijgt daardoor een 'sociale liftfunctie': het is een instrument waarmee achtergestelde en kwetsbare jongeren zich kunnen opwerken op de maatschappelijke ladder. In dit kader houdt de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke, regelmatig een pleidooi voor een 'zalm-model' van onderwijs. Het huidige artikel plaatst de belangrijke boodschap van Vandenbroucke in de Nederlandse context, en tracht een antwoord te geven op de volgende vragen: Hoe ziet het Nederlandse onderwijs eruit en hoe wordt daar rekening gehouden met sociale kansen? En kan het onderwijs de bovengenoemde sociale liftfunctie wel waarmaken? Wat zijn de beste instrumenten om daarin effectief en efficiënt te werk te gaan?
LINK