Praktijkgericht onderzoek is wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met als primair doel om praktische impact in relevante werkvelden te realiseren. Praktische relevantie en methodische grondigheid zijn niet alleen abstracte eigenschappen van onderzoek, maar ook competentiedimensies die het praktijkgerichte onderzoek binnen het hoger beroepsonderwijs aandrijven. Bij methodische grondigheid gaat het in de kern om het vermogen de wetenschappelijke bewijskracht van het onderzoek te optimaliseren. Bij praktische relevantie om het vermogen te adviseren en interveniëren in de praktijk op basis van overtuigingskracht en het creëren van draagvlak. Deze twee dimensies verschillen wezenlijk van elkaar en vergroten de conceptuele helderheid binnen het praktijkgerichte onderzoek. Ze dragen zo bij aan betere demarcatie tussen theoriegericht en praktijkgericht onderzoek, betere integratie van onderzoeks- en beroepsonderwijs en betere verbinding tussen onderwijs in onderzoeksvaardigheden en lectoraatsonderzoek. Dit zal leiden tot een aanscherping van de methodologie, didactiek en het assessment van het praktijkgerichte onderzoek en daarmee tot verdere professionalisering en kwaliteitsverbetering.
DOCUMENT
Hoofdstuk 8 in Pedagoog in de spotlights. In dit hoofdstuk gaan wij in op het belang van een inspirerende leeromgeving voor het onderzoeksonderwijs binnen de pedagogiek. Deze dient de beginnende onderzoeker op speelse wijze uit te dagen om zelf de persoonlijke relevantie van het onderzoek te ontdekken. De Eigen professionele ontwikkeling op de langere termijn als pedagoog in het werkveld staat hierbij centraal. Dit is belangrijk omdat het verrichten van onderzoek over het algemeen geen kerntaak is voor in de praktijk werkzame pedagogen terwijl het onderzoekend vermogen wel een belangrijke bijdrage levert aan de professionaliteit van deze groep. Bovendien leert de student gaandeweg de methodische grondigheid van zijn onderzoek steeds te vergroten. Doordat de altijd meespelende onderzoeksonzekerheid rechtstreeks wordt geadresseerd zal ook dit methodische leerproces met minder ruis en daardoor effectiever verlopen. Bovendien laten wij zien dat deze onderzoeksonderwijsbenadering goed is ingebed binnen een algehele visie op proaktijkgericht onderzoek
LINK
Er blijkt nauwelijks eenduidigheid te bestaan over de kwaliteitseisen waarmee een onderzoek praktijkgerichtheid en wetenschappelijkheid combineert. Vooral de mate waarin en de wijze waarop vanuit praktijkgericht onderzoek algemeen geldige uitspraken kunnen worden gedaan blijven onduidelijk. De vraag is echter of men van praktijkgericht onderzoek kan verwachten dat de onderzoeksresultaten algemene geldigheid bezitten. Aan de hand van drie Nederlandse publicaties over praktijkgericht onderzoek (Verschuren, 2009, Van der Donk en Van Lanen, 2011 en Andriessen, 2014) brengt de auteur dit dilemma in kaart. De publicaties worden door de auteur kort toegelicht en voorzien van enkele kanttekeningen. Met het artikel wil hij zodoende een bijdrage leveren aan het debat over de positie van praktijkgericht onderzoek.
DOCUMENT
Samenvatting en conclusies van het onderzoek naar de methodische principes van het seksespecifieke werken met meisjes en jonge vrouwen. Uitkomst is de identificatie en het met praktijkkennis onderbouwen van negen methodische principes van het seksespecifieke werken met meiden binnen het brede domein van het sociaal werk.
DOCUMENT
Onderzoekend vermogen vergroot de flexibiliteit en wendbaarheid van docenten. Deze wendbare, flexibele docenten dragen op hun beurt weer bij aan toekomstbestendig en wendbaar (hoger) beroepsonderwijs. Met het inzetten van onderzoekend vermogen kunnen hbo-docenten namelijk niet alleen zichzelf, maar ook het eigen onderwijs blijven (door)ontwikkelen. Dit doen docenten door allereerst te herkennen waar handelingskennis ontbreekt. Wat kan en weet ik nog niet en hoe ga ik daar mee om? Docenten kunnen vervolgens deze handelingskennis met een passende grondigheid verwerven én bruikbaar maken voor de eigen onderwijspraktijk (Munneke & Rozendaal, 2023). Binnen het hoger beroepsonderwijs is de docentenpopulatie divers, met eigen achtergronden en beelden bij de rol van onderzoekend vermogen. Hoe kunnen we hier goed bij aansluiten om er voor te zorgen dat onderzoekend vermogen onderdeel wordt van het DNA van elke hbo-docent en elk hbo-docententeam?
DOCUMENT
Welkom bij de officiële installatie van het Lectoraat Beroepsonderwijs aan de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. De eerste bouwfase van het lectoraat is achter de rug en vanmiddag kunt u kennisnemen van de ambities, werkwijze en reikwijdte van het lectoraat. Als vorm voor de presentatie van het lectoraat heb ik gekozen voor een compilatie van interne en externe bijdragen, van zowel betrokkenen als belang hebbenden. Ik geef daarbij als lector de aftrap.
DOCUMENT
Sinds 2003 werk ik in het HBO. Het verhaal van het onderzoek in het hbo heb ik voor een groot gedeelte meegemaakt en deels ook mee gemaakt. Ik ben zeer vereerd dat ik aan dit verhaal een nieuw hoofdstuk mag toevoegen door het aanvaarden van de leerstoel Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek aan Hogeschool Utrecht. De Hogeschool Utrecht (HU) is een ambitieuze hogeschool in een dynamische regio. Niet alleen ambitieus in onderwijs maar ook in onderzoek. De hogeschool is een ‘University of Applied Sciences’ omdat studenten behalve goed onderwijs ook onderzoek nodig hebben om een goede beroepsbeoefenaar te worden (Hogeschool Utrecht, 2014). De hogeschool wil groeien in praktijkgericht onderzoek van hoge kwaliteit. In die ambitie past het oprichten van het lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek (MPO). Het lectoraat heeft als doel een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van het praktijkgericht onderzoek In Nederland. Het lectoraat is uniek doordat het zich richt op praktijkgericht onderzoek binnen alle verschillende disciplines in het hbo, van techniek tot educatie en gezondheidszorg tot de kunsten. Het hoger beroepsonderwijs levert via lectoraten al vijftien jaar een belangrijke bijdrage aan onze kenniseconomie. Het onderzoek in het hbo is in die tijd volwassen geworden en heeft zich een plaats verworven in de Nederlandse kennisinfrastructuur. Het onderzoek past bij het praktijkgerichte karakter van het hoger beroepsonderwijs. Het is praktische relevant en tegelijkertijd methodologisch grondig (Butter, 2013b). Voldoen aan deze twee eisen blijkt in de praktijk echter niet altijd eenvoudig. De spanning tussen beide is het thema van deze publicatie.
DOCUMENT
De reclassering heeft besloten om in het werk met daders meer rekening te gaan houden met het slachtofferperspectief. Anders gezegd: om meer slachtofferbewust te gaan werken. In deelrapport I, slachtofferbewust werken en reclasseringsbeleid, zijn context en redenen hiervoor samengevat. Uit de inventarisatie die ten grondslag lag aan deel I bleek dat: - de ontwikkeling naar slachtofferbewust werken is ingebed in landelijk en Europees beleid - dat er nog relatief weinig literatuur en onderzoek beschikbaar is over slachtofferbewust werken met daders, buiten de omvangrijke literatuur over herstelrecht - dat er in Nederland en Europa diverse praktijken zijn ontwikkeld die interessant kunnen zijn als voorbeeld voor de reclassering, maar dat die merendeels nog niet zijn onderzocht op effectiviteit. Dit deelrapport II omvat een eerste handreiking voor reclasseringswerkers. De handreiking is gebaseerd op literatuur die wél is gevonden, op praktijken van andere organisaties en op interviews met reclasseringswerkers die zelf, practice based, werken aan systematisering van de eigen ervaringen met slachtofferbewust werken. Gezien het vroege stadium van theorievorming en onderzoeksbevindingen zal deze handreiking in de komende jaren in ontwikkeling moeten blijven. De handreiking is bedoeld als een (eerste) aanvulling op de algemene methodiek Werken in Gedwongen Kader, methodiek voor forensisch sociale professionals (Menger, Krechtig & Bosker, 2013).
DOCUMENT
Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool (hierna: Stoas) wil de aandacht voor onderzoek in de bacheloropleidingen meer zichtbaar maken en versterken. Het belang hiervan is mede ingegeven door resultaten van de Nationale Studentenenquête van 2014 en het accreditatierapport van 2013 (NVAO, 2013) en het VKO-rapport van 2013 (Meurs & e.a., 2013). Deze laten namelijk zien dat studenten en externen de aandacht voor onderzoek in het curriculum onvoldoende herkennen. In samenspraak met de directie hebben in eerste instantie de kenniskring en de curriculumcommissie van Stoas het thema ‘onderzoek in het bachelorcurriculum’ opgepakt. Een inventarisatie bij collega’s leidde in mei 2014 tot een aantal conclusies. Zo bleken docenten nogal te verschillen in hun opvattingen over onderzoek: natuurwetenschappelijk, sociaal-wetenschappelijk, kennisgericht en praktijkgericht, hard en zacht en veelsoortige perspectieven op onderzoek. Ook bleek dat op allerlei plekken in het curriculum ‘echt’ onderzoek, onderzoekende werkwijzen (projectmatig werken, kwaliteitszorg, swot-analyses, zelfonderzoek, toetsen, ontwerpen en dergelijke) en academische vaardigheden (literatuur zoeken, kritisch kijken, oriënteren, evalueren, schrijfvaardigheden) aan de orde komen, zonder dat die binnen het curriculum helder met elkaar lijken samen te hangen. Er is geconcludeerd dat er behoefte is aan meer zichtbaarheid van wat er aan onderwijs op het gebied van onderzoek is en meer gemeenschappelijkheid in water gedaan wordt, met daarbinnen ruimte voor diversiteit met het oog op de verschillende vakinhouden, typen studenten en werkplekken.Vervolgens is de Onderzoeksgroep Onderzoek in de Bachelor (OOB) ingesteld om verdere initiatieven op dit vlak te ontwikkelen. Inventarisaties bij Stoas en andere lerarenopleidingen, verkenningen van landelijke beleidsontwikkelingen, workshops tijdens onderwijsleerdagen, interviews en gesprekken met studenten, collega’s enwerkplekbegeleiders zijn voorbeelden van activiteiten van de OOB tot nu toe. In het voorliggende kaderdocument brengt de OOB de opbrengsten hiervan samen in een visie op en kader voor onderzoek in de bachelor van Stoas.
MULTIFILE
Het nieuwe Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek eist van bestuurders en leidinggevenden in het hbo meer aandacht voor de kwaliteit van het onderzoek. Zo moeten lectoraten expliciete kwaliteitscriteria hebben. Dat is gezien de diversiteit aan onderzoek geen sinecure. Zijn er criteria beschikbaar die recht doen aan deze diversiteit?
LINK